Wie bepaalt hoe leerlingen goede burgers worden?
Goed burgerschapsonderwijs is waar het aan schort op het Haga Lyceum. Maar de vrijheid van onderwijs is heilig, dus mag de overheid niet ingrijpen. Nota bene een minister van de ChristenUnie wil dat nu veranderen. Uit angst voor de islam?
Janne Chaudron, Trouw, 20 juli 2019, 12:24
‘Het heeft iets grappigs, zegt oud-Kamerlid Margot Kraneveldt (LPF en PvdA). De man die als onderwijswoordvoerder van de ChristenUnie dertien jaar geleden kritisch was over een voorstel om burgerschap als vak verplicht te stellen op scholen, wil nu dezelfde wet aanscherpen.
‘Nu moeten scholen alleen aangeven of ze iets doen aan burgerschap. De invulling van het vak mogen ze helemaal zelf bepalen. Dat wil onderwijsminister Arie Slob (CU) veranderen door in een nieuwe wet op te nemen dat scholen in elk geval aandacht besteden aan ‘de basiswaarden van een democratische rechtsstaat’. Het lijken nuanceverschillen, maar voor scholen in het bijzonder onderwijs staat er veel op het spel: hoe ver mag de overheid ingrijpen in de inhoud van het onderwijs?
Dit voornemen van de minister is volkomen terecht omdat het – als de wet zo is geformuleerd zoals hier verwoord staat – het aan de scholen is of ze iets aan burgerschap doen of niet. Dat is te gek voor woorden. Met name islamitische scholen moeten geoefend worden om op allerlei locaties buiten hun woonomgeving oefeningen uit te voeren. En de genoemde basiswaarden van een democratische rechtsstaat moet voor alle leerlingen verplichte leerstof zijn, al was het alleen maar om het verschil te leren tussen meningen en feiten. Via de sociale media zijn we onbewust de feitenvrije samenleving in getrokken en dat is op latere leeftijd fnuikend als je op de arbeidsmarkt geacht wordt redelijk genuanceerd te denken en terwijl je op Twitter aangeleerd hebt om alleen populistische uitlatingen te doen.
‘Destijds was die vraag voor Slob reden om kritisch te zijn op het burgerschapswetsvoorstel. “We hebben de wet toen afgezwakt omdat christelijke partijen, zoals die van Slob, protest aantekenden”, herinnert Kraneveldt zich. Zij stond samen met Mariëtte Hamer en Jeroen Dijsselbloem (allebei PvdA) aan de wieg van het burgerschapsonderwijs zoals we dat nu kennen.
‘Maar nu staat Slob voor een dilemma. De vrijheid van onderwijs staat bij hem nog steeds hoog in het vaandel. Tegelijkertijd bestaat in samenleving en politiek de vrees dat parallelle samenlevingen op de loer liggen als scholen te weinig doen om hun leerlingen op te voeden tot goede burgers. Diezelfde angst was destijds, na de moord op Pim Fortuyn, reden om burgerschapsonderwijs te introduceren.
Of het nu burgerschapsonderwijs of maatschappijleer en voor de oudere generaties staatsinrichting ging, maatschappelijke oriëntatie behoort onderdeel van te zijn van het voortgezet onderwijs-curriculum.
“Er was verwarring, de politieke verhoudingen waren rommelig, het democratische vermogen van de samenleving was in gevaar”, zo beschrijft emeritus hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens het gesternte waaronder de wet tot stand kwam.
‘Kraneveldt: “De segregatie nam toe, er was veel discussie over integratie. Wij vonden dat er aandacht moest komen voor taal, gecombineerd met de kennis van andere culturen. Om het simpel te zeggen: we wilden kinderen opleiden tot fatsoenlijke burgers. Het was een tijd dat moslims hun plek in de maatschappij veroverden. Ik herinner me ook discussies over islamitische scholen die niet goed functioneerden.”
Hoog op de agenda
‘In dat opzicht is er niet veel veranderd. Het onderwerp burgerschap staat weer hoog op de agenda, zeker nadat het islamitische Cornelius Haga Lyceum bij de AIVD in het vizier kwam. ‘Richtinggevende personen’ zouden de leerlingen beïnvloeden. Ook zouden antidemocratische sentimenten op school te bespeuren zijn. De gemeente Amsterdam sprak in een beleidsdocument de wens uit dat ‘actief burgerschap en sociale integratie door de school zou worden bevorderd.’
‘Daar ontbreekt het aan, concludeerde de onderwijsinspectie twee weken geleden in een rapport over het Haga Lyceum. Er worden weliswaar excursies georganiseerd naar het Rijksmuseum en het Panorama Mesdag, er wordt aandacht besteed aan het Wilhelmus en aan seksuele diversiteit. Maar dat is niet genoeg, stelt de inspectie, omdat de leerlingen opgroeien in een omgeving waarin democratische waarden niet worden bevorderd en waarin het perspectief te veel op de islamitische identiteit is gericht. Een voorbeeld uit het rapport: 90 procent van de ouders staat afwijzend tegenover homoseksuele relaties.
‘Zoontjens verbaast zich over deze verregaande conclusies omdat het niet aan de inspectie is om een oordeel te vellen over de inhoud van het burgerschapsonderwijs. “Het rapport bevat gelegenheidsargumenten. Op dit moment zijn er geen wetten op grond waarvan de school echt aangepakt kan worden. Daarom maakt de inspectie een nummer van het burgerschapsonderwijs.”
Natuurlijk hoort het wél aan de inspectie te zijn om een oordeel te vellen over de inhoud van het burgerschapsonderwijs op basis van aanwezige lesplannen, van week tot week of van maand tot maand. Zijn horen ook klasbezoeken te doen: aanwezig zijn tijdens het lesuur, zodat over alle handelingen en contact tussen leerkracht én leerlingen vastgesteld kunnen worden. Ik heb zelf voor de klas gestaan en heb ook klassenbezoek meegemaakt. Heel normaal.
‘De inspectie zelf verwijst in een reactie op de uitspraak van de rechter. Die oordeelde dat het rapport, inclusief de paragraaf over burgerschap, openbaar gemaakt mocht worden. “De inspectie heeft dus in redelijkheid mogen beoordelen”, stelde de rechter, “of de school in het onderwijs voldoende oog heeft voor risico’s op het gebied van burgerschapsvorming en sociale integratie van haar leerlingen.” Maar Zoontjens plaatst daar een kanttekening bij: “De rechter velt geen inhoudelijk oordeel.”
‘Leraarafhankelijk’
‘Scholen kunnen beoordelen op de inhoud van het burgerschapsonderwijs, het is een wens die de inspectie al langer heeft. Want het opleiden tot goede burgers gebeurt tot nu toe ‘incidenteel’, en ‘leraarafhankelijk’, schreef ze eerder. “Zorgen over eroderende samenhang, maatschappelijke tegenstellingen, en onzekerheid, roepen de vraag op hoe versterking van het burgerschapsonderwijs mogelijk is.”
Scholen kunnen zelf geen onafhankelijke oordelen vellen, dan alleen als het om een vaste aanstelling gaat. Iedereen weet dat salafistisch onderwijs afwijkende opvattingen hebben over democratie en de leerlingen en docenten zijn dus verplicht om de Nederlandse normen aan te houden. Ik vind het hoogst opmerkelijk dat Zoontjes als hoogleraar zijn in mijn ogen vreemde opvattingen heeft geventileerd.
‘Zoontjens juicht een aanscherping van de wet toe. Die wordt waarschijnlijk na de zomer door de Kamer behandeld. In zijn afscheidsrede over burgerschap stelde Zoontjens zichzelf de vraag: mag de overheid zo ver ingrijpen in de vrijheid van onderwijs? Zijn antwoord luidde: ja.
Uit zijn opvattingen in dit interview blijkt toch iets anders.
“Scholen zijn hun oriëntatie kwijt”, licht hij toe. “De meeste scholen voor bijzonder onderwijs weten niet meer waar ze mee bezig zijn, over religie wordt nauwelijks nog gesproken. Doordat de scholen steeds meer op elkaar zijn gaan lijken, zullen scholen voor bijzonder onderwijs hun unieke plek langzaam kwijtraken. Zij hebben nu nog een speciale bescherming binnen de wet, maar die geprivilegieerde positie zal verdwijnen.”
Het is een feit dat op christelijke scholen nauwelijks aandacht meer is voor religie, maar dat kun je als een normale context beschouwen in het kader van de seculiere samenleving. Maar islamitische leerlingen behoren te worden opgevoed in de Nederlandse normen en waarden.
‘Zo hoeft een laatste christelijke basisschool in een dorp met te weinig leerlingen de deuren nu niet te sluiten omdat die een unieke positie heeft in dat dorp. Dat zal in de toekomst veranderen, verwacht Zoontjens. Aangescherpte eisen aan burgerschapsonderwijs zullen volgens hem striktere voorwaarden stellen aan alle scholen, waardoor de vrijheid van onderwijs wordt ingeperkt. “Tegelijkertijd kan het scholen ook een nieuw elan geven. Het draagt bij aan een nieuwe missie.”
Ik begrijp Zoontjes niet hoe ik zijn woorden moet interpreteren.
Met elkaar afgesproken
‘Maar Richard Toes is kritisch op de plannen van Slob. “De overheid heeft nu heel beperkte middelen om in te grijpen in de inhoud van het onderwijs en dat is een zeer goede zaak. Het is de vrijheid van onderwijs die we met elkaar hebben afgesproken.” Toes is voorzitter van het college van bestuur van het reformatorische Wartburg College, dat vestigingen heeft in Rotterdam en Dordrecht.
Dit is onjuist wat Toes zegt omdat er vaste leer- en einddoelen bestaan. Alles ligt in feite vast.
‘Zijn school kent een gesloten toelatingsbeleid en kan daardoor kinderen te weigeren. “Dat gebeurt in de praktijk nooit, omdat bijna alleen leerlingen uit onze eigen achterban zich aanmelden.”
Dit klopt maar dat betekent niet dat voor salafistisch onderwijs dezelfde houding kan worden aangehouden. Dan leren ze de Nederlandse samenleving niet.
‘Aan burgerschap doet het Wartburg College veel, zegt Toes. “Een van onze locaties heeft bijvoorbeeld een uitwisseling met andere scholen, zoals het islamitische Avicenna College in Rotterdam. We voeren politieke debatten en we hebben een multicultiprogramma waarin brugklassers kennismaken met Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse gezinnen. Ze komen daar thuis en eten mee. Die gezinnen worden ook uitgenodigd op school.”
Dit is precies de bedoeling van wat ik hierboven heb beweerd en wat ik een normaal lesprogramma vind.
‘Toch vindt Toes het ingewikkeld dat Slob nu van plan is de wet op het burgerschapsonderwijs aan te scherpen. “Wat ik lastig vind, is dat er nauwelijks gecommuniceerd wordt waarom we dit willen.”
‘De belangstelling voor burgerschapsonderwijs komt in golven, afhankelijk van de maatschappelijke onrust, merkt Toes. De moord op Pim Fortuyn was reden het te introduceren. “Maar in 2010 nam de belangstelling af en werd de verplichte maatschappelijke stage, ook onderdeel van het burgerschapsonderwijs, afgeschaft. Nu merk je vanwege radicalisering en de kwestie rond het Haga Lyceum hernieuwde aandacht voor het onderwerp.”
Mijn opvatting is en blijft dat deze misverstanden ontstaan zijn vanwege het nooit afgeronde debat (in de Tweede Kamer) hoe wij ons moeten opstellen tegenover de islam. Terwijl dat volstrekt duidelijk is vanwege de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (art 6 Gw). Alle erkede godsdiensten hebben dus bestaansrecht maar de politiek heeft daarover met name aan het adres van PVV van Wilders nooit voldoende klaarheid geschapen dat het verbieden van de islam als politieke ideologie in strijd is met de Grondwet. Hier ligt mijns inziens dus een grote verantwoordelijkheid voor, maar ook oorzaak van, de politieke vaagheid of zelfs niemandland ten aanzien van de islam. In deze seculiere wereld heeft de politiek helemaal geen idee meer hoe men zich moet opstellen ten aanzien van religies, behalve gewoonweg gedogen en accepteren en mogelijk tegen de eigen opvattingen in.
“De grote olifant in de kamer is de islam”, vervolgt Toes. “Maar die wordt niet benoemd.” En dat vindt hij kwalijk. “Er heerst een angst dat de islam parallelle samenlevingen gaat creëren via scholen. Dat moet voorkomen worden. Zeg dat dan ook.”
Angst voor het vreemde
‘Volgens Zoontjens is het gevaar van de islam slechts perceptie. “Er worden daar allerlei problemen aan toegeschreven die in werkelijkheid een andere oorzaak hebben. Het is de angst voor het vreemde die onze samenleving verstoort.”
Over deze angst heeft de overheid maar één houding of attitude aan te nemen, namelijk dat er in ons land vrijheid van godsdienst bestaat en dat dus geen enkele religie gediscrimineerd mag worden. En dat heb ik de Kamer nooit horen uitspreken naar Wilders toe. En dat mag een schande worden genoemd.
‘De oprichting van de islamitische basisschool Yunus Emre in het Westland is daar een voorbeeld van. De gemeenteraad probeert te verhinderen dat die school er komt, omdat er te weinig leerlingen interesse zouden hebben. Dat is niet het geval, oordeelde de Raad van State, en dus moet de gemeente toestemming geven voor de vestiging van de school. Maar de gemeenteraad houdt voet bij stuk en blijft weigeren. Zoontjens: “We hebben inmiddels vijftig islamitische basisscholen en die staan heel goed bekend. Het onderwijs is niet van verdacht allooi. Het Haga is echt een uitzondering op de regel.”
‘Ook Toes vindt de angst voor de islam overtrokken. Hij vreest niet voor parallelle samenlevingen op islamitische scholen. “Ik vind dat we nogal paniekerig reageren op de Haga-kwestie. We hebben een groot zelfreinigend vermogen in Nederland. Stel dat de politiek zegt: laten we artikel 23, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd, afschaffen. Dan los je het probleem niet op. Dan krijgen we een systeem zoals in Engeland. Daar heb je heel veel Haga’s die gefinancierd worden met geld uit obscure landen. Dan raak je pas echt de controle kwijt.”
Worstelen
‘Oud-Kamerlid Kraneveldt had destijds de burgerschapswet best steviger willen aanzetten. Maar het is ook tricky, erkent ze. “Want wat is een goede burger? Ik had gehoopt dat er op scholen zelf meer nagedacht zou worden over goed burgerschap. Maar kennelijk worstelen ze er enorm mee. Dat heeft me wel verbaasd.”
‘Is Slob dan degene die dieper zal ingrijpen in het onderwijs op scholen en daarmee de vrijheid van onderwijs aantast?
‘Nee, zo moet je het niet zien, zegt Zoontjens. “Slob speelt een beperkte rol. Het gaat er om waar het stelsel naartoe gaat. De overheid trekt zich wat betreft de bescherming van religieus onderwijs verder terug, en religie en levensbeschouwing worden meer een zaak voor de privésfeer.”
Wat houdt het vak burgerschap in?
‘Scholen kunnen helemaal zelf bepalen hoe ze invulling geven aan het vak burgerschap. Voorbeelden variëren van het nabespreken van het Jeugdjournaal tot het organiseren van een eigen Lagerhuis waar leerlingen standpunten verdedigen van hun eigen politieke partij. Oud-Kamerlid Margot Kraneveldt beschrijft het als volgt: “Leerlingen moeten kennis nemen van andere culturen.” Volgens Richard Toes van het Wartburg College gaat het om “verantwoordelijkheid dragen voor de maatschappij, medeleerlingen en de omgeving.” De onderwijsinspectie vult nog aan dat leerlingen bij het vak burgerschap ook leren over seksuele diversiteit.
‘Kraneveldt benadrukt dat burgerschap echt iets anders is dan het vak maatschappijleer. “Het kan er wel onderdeel van zijn. Maar maatschappijleer is kennisgericht. Het heeft bijvoorbeeld betrekking op hoe een wet tot stand komt, of bepaalde instituties in Nederland werken. Burgerschap is minder theoretisch.” Het gaat volgens Kraneveldt om de vraag: wat betekent het om een burger te zijn in de huidige maatschappij? “Het is fijn dat je de cultuur begrijpt van je klasgenootje die moslim is.”
Ik sluit af met ‘mijn’ conclusie dat het aangestipte probleem niet primair draait om art.23 Gw, (onderwijsvrijheid en bekostiging door de overheid) – wat dat is men ‘geneigd te denken’ -, maar dat het genoemde artikel opgevat kan worden als voortvloeiend uit art.6 Gw (vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing). Dat betekent dat als een grote meerderheid onder het electoraat art.23 zou wensen te schrappen, er gegarandeerd een burgeroorlog uitbreekt omdat het populistische deel der natie alles op alles zet om het de moslimscholen zo moeilijk mogelijk te maken. Als men daarentegen art. 23 in het verlengde beschouwt en benadert van art 6, dan is deze kwestie geneutraliseerd en hoeft er niet zo’n ophef van worden gemaakt.
En deze benadering van denken kan als een ‘pakslaag’ worden beschouwd aan het adres van de Tweede Kamer omdat zij nooit de moed hebben opgebracht om de islam in alle neutraliteit en objectiviteit te bespreken, hoe dat ook onmogelijk zou worden gemaakt door Wilders persoonlijk. Die op zijn beurt door deze laksheid van de Kamer de ruimte krijgt om zijn anti-islamhouding blijft voortzetten. En dat mag als regelrechte discriminatie worden opgevat tegenover het moslimdeel van de bevolking. Hij maakt bondig uitgedrukt ge- of misbruik van het zeer grote deel van autochtoon Nederland – minus het actief-belijdende christelijke deel der natie -, dat inmiddels erg geslonken is, met hun wens om art 23 te schrappen.
https://www.trouw.nl/onderwijs/wie-bepaalt-hoe-leerlingen-goede-burgers-worden~b066b596/?utm_source=TR&utm_medium=email&utm_campaign=20190720%7Cdaily&utm_content=Wie%20bepaalt%20hoe%20leerlingen%20goede%20burgers%20worden%3F&utm_term=95245&ctm_ctid=33e7154e17385847f6e2dc68f7b02954