Ook na Griekse crisis is de eurozone nog niet af (Caroline de Gruyter, Voorpagina/nrc.nl, 20-8-18]
Griekenland en eurocrisis | Athene ligt vanaf nu niet meer aan infuus. Maar voor een echt solide euro zijn in Europa politiek gevoelige besluiten nodig.
Vandaag, 20 augustus, verlaat Griekenland het financiële noodhulpprogramma op exact dezelfde manier als waarop het er in 2010 in belandde: met politiek drama. Tot het laatst toe pepert een van de kleinste economietjes van de eurozone de wereld in wat de les is van de jarenlange eurocrisis – dat een muntunie zonder politieke unie niet veel sterker kan zijn dan haar zwakste schakel. En dat de crisis pas echt voorbij is als dit mankement is gerepareerd.
‘Dat een muntunie zonder politieke unie niet veel sterker kan zijn dan haar zwakste schakel’ is een gegeven feit geworden omdat of vanwege het feit dat de politieke unie er nooit zal (kunnen) komen; en daarmee dient de Commissie zich nu rekenschap van te geven, zodat de zwakste economieën budgettair extra gecontroleerd dienen te worden, opdat er nooit meer een eurocrisis á la Griekenland zal optreden.
Vanwege de onmogelijkheid van een politieke unie kan het geconstateerde ‘mankement’ nooit worden gerepareerd.
Dit gekibbel is symptomatisch voor crisisbestrijding in de eurozone. Alles gaat zoekend, tastend, stapje voor stapje. Alles is onbekend terrein. Niemand weet hoe ver hij kan gaan. Financiële experts hadden deze crisis in één dag kunnen smoren. Alles wat nodig was, was investeerders tonen dat de eurozone collectief, krachtdadig kon optreden. Ze hadden één centraal noodfonds kunnen oprichten. Eurobonds kunnen uitgeven. Griekse schulden kunnen kwijtschelden. Dan waren investeerders Griekenland, en later Ierland, Portugal en Cyprus, niet paniekerig ontvlucht. Dan hadden ze geweten: ons geld is veilig, in sterke én zwakkere eurolanden. Zo lost men dat in de VS op: Californië ging failliet en de dollar leed er niet onder.
Controle uit handen geven
In Europa gaat het anders. Eurolanden delen één munt maar voeren allemaal, soeverein, hun eigen economische en financiële beleid. Belastingen zijn nationaal. De controle op uitgaven ook. Euroministers hoorden hun experts praten over technische Europese oplossingen om de euro te redden. Ze snapten het, maar durfden het niet aan. De controle op nationaal belastinggeld uit handen geven druist tegen alle democratische beginselen in. En het alternatief – een volwassen Europese democratie optuigen – wilden maar weinigen. Zo clashte de globalisering met de democratie, met Griekenland als katalysator.
Of het op deze wijze zo mag worden geformuleerd in de laatste zin, waar gesteld wordt dat globalisering met de democratie clashte, is voor mij de vraag, omdat globalisering en democratie twee geheel verschillende fenomenen en begrippen zijn, die niet met elkaar in een relationeel of logisch verband kunnen worden gebracht om tot oplossingen te komen; die zijn op voorhand ondenkbaar.
De globalisering is namelijk aan autonoom financieel-economisch proces, dat op geen enkele wijze politiek kan worden beïnvloed of gemanipuleerd, want inherent onmogelijk. Daar zal de politiek, en zeker ook alle nieuwe politieke trends zoals het populisme, aan moeten wennen, want het is niet anders. De politiek kan wel sleutelen aan denkbare en haalbare politieke oplossingen ten aanzien van de eigen nationale bevolking, maar daar houdt het ook mee op.
De globalisering is, evenals het (flits)kapitalisme, een economische ontwikkelingsproces en daarop kan de politiek alleen maar op proberen ‘politiek’ te sturen met tegenmaatregelen, zoals op opkomende vakbeweging in de Europese geschiedenis het antwoord vond in de vorm van sociale wetgeving en zekerheidsstelsels. ‘Zo liggen de verhoudingen’ tussen beide autonome én evolutionaire ontwikkelingsprocessen.
Het was duidelijk: eurolanden wilden de euro, waar ze van profiteerden, absoluut redden. Dat hebben ze ook gedaan – zie noodfonds, zie bankenunie. Maar ze deden alles, vanwege de democratische dilemma’s, bilateraal en tamelijk minimaal. Nationale parlementen moesten elke tranche goedkeuren. De euro werd lang als technisch en saai gezien. Tot die zwarte oktoberdag in 2009. Toen vertelde minister George Papaconstantinou Europese collega’s in een Luxemburgse vergaderhal dat zijn begrotingstekort was geëxplodeerd tot 12 procent. Sindsdien beseft iedereen: de euro is een politiek project. Duitsland kreeg zijn hereniging, en in ruil stemde het in met de euro die Frankrijk al zo lang wilde. Alles wat er met de euro gebeurt, heeft politieke repercussies. De opkomst van eurosceptische partijen in Europa is hiervan maar één manifestatie. Zij willen politieke stappen verhinderen die nodig zijn voor een meer solide euro.
Dit zijn de juiste feiten zoals ze hier prachtig en adequaat geformuleerd staan en daarmee zullen we het mee moeten doen.
Griekenland moet 60 jaar groeien en begrotingsoverschotten hebben, om zijn schulden (173 procent van het bbp) af te lossen. Kan dit, economisch én politiek? Het blijft een groot vraagteken. Griekenland heeft eurolanden van hun onschuld beroofd. Maar de vraag wat zij met hun nieuwe inzicht gaan doen, is nog altijd niet volmondig beantwoord.
Deze laatste vraag is naar mijn gevoel niet te beantwoorden, omdat dat alleen maar speculeren wordt. Het blijft een kwestie van rommelen in de marge van wege noodoplossingen, omdat er geen structurele antwoorden mogelijk zijn door deze historisch unieke éxperiment’ dat EU heet. Een experiment zonder enig precedent waar we uit hadden kunnen leren, die wij dus stap voor stap verder moeten ontwikkelen in de wetenschap dat economie (en globalisering) en politiek twee gescheiden werelden zijn. De politiek is er alleen voor de sociaaleconomische randvoorwaarden, zoals onze sociaaleconomische geschiedenis ons heeft aangetoond.
Het leek mij nuttig dit nog maar eens extra onder de aandacht te brengen of te accentueren, zonder ons een rad voor ogen te draaien.
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/08/19/ook-na-griekse-crisis-is-de-eurozone-nog-niet-af-a1613544