Uitstel, afstel van EMU: ongunstig voor Nederland (drs. F.A. von Dewall, column €uro in zicht, De Telegraaf, 4 maart 1997)
‘Eind jaren ’80 begon een serieuze verkering in Europa. Het programma “Europa 1992” leidde in het gelijknamige jaar tot het in beginsel vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. In december 1991 werd in Maastricht het verdrag opgesteld voor de verdere integratie in de EMU. De voordelen van de economische unie kunnen in klinkende munt worden verzilverd door de vorming van de monetaire unie en de introductie van één Europese munt, de euro. Door de verankering van Duitsland kan bovendien de politieke stabiliteit in Europa worden gewaarborgd.
‘Aangezien een huwelijk alleen in stand kan houden als de voorwaarden goed zijn, is in het Verdrag daarvoor een aantal toelatingscriteria geformuleerd. De meest bekende zijn het 3%-criterium (overheidstekort) en het 60%-criterium (overheidsschuld); beide in procenten van het bruto binnenlands product. Tot eind 1998 krijgen landen de tijd om zich voor de EMU gereed te maken.
‘De situatie van vandaag laat een divers beeld zien. Op landenniveau is er sprake van een plotselinge eindspurt in de zuidelijke lidstaten om alsnog tot de kopgroep te horen die de EMU zal starten. In de grote, voor de EMU onmisbare landen echter gaat het, ondanks forse inspanningen, minder goed dan beoogd. In Duitsland dreigt de sterke stijging van de werkloosheid de positie van Bondskanselier Kohl en de realisatie van de 3%-tekortnorm.[1] Europa wordt daardoor in twee kampen verdeeld.
‘Het ene kamp vreest dat de toelatingscriteria voor Duitsland moeten worden opgerekt, waardoor landen met een minder sterke stabiliteitscultuur ook tot het deelnemersveld moeten worden toegelaten. De euro wordt dan een zwakke munt.[2]
‘Het andere kamp vreest dat Duitsland de EMU niet zal halen, omdat het niet aan de criteria voldoet, of omdat de Bondskanselier voortijdig het veld moet ruimen. In Nederland heeft een en ander onder meer de liberale voorman Bolkestein verleid om een publieke discussie over de EMU te starten. In die gedachtegang is een uitstel beter dan de start van een zwakke EMU.[3] Sterker nog, Nederland moet maar van deelname afzien als niet strikt de hand aan de exameneisen wordt gehouden. Deze standpuntbepaling is mede ingegeven door het idee dat het Nederlandse parlement het laatste woord heeft in deze kwestie.
‘Inderdaad is het zo dat Nederland en Duitsland hebben vastgelegd dat het parlement vooraf dient in te stemmen met het regeringsstandpunt ter zake. Maar de deelname van Nederland zal niet kunnen worden tegengehouden. De besluitvorming over de deelnemers aan de EMU wordt door een gekwalificeerde meerderheid binnen de Europese Raad van Ministers genomen. De EMU kan slechts worden geblokkeerd door een minderheid met ten minste 26 van de 87 stemmen, of door zes landen. Kortom, als de Europese Raad dat besluit, moét Nederland meedoen.
‘Niet-deelname van Nederland is overigens een academische discussie, omdat de Nederlandse handel zich grotendeels binnen Europa voltrekt. Dit betekent dat Nederland toch gedwongen wordt om de gulden aan de euro te koppelen (zoals nu aan de Duitse mark). Een eigen richting leidend tot een koersstijging van de gulden wordt hard afgestraft door een verslechtering van de concurrentiepositie. De keuze voor een koersdaling wordt gestraft met een opslag in de Nederlandse rente. Nederland behoort alsdan tot de groep van zwakke landen. Zo’n politieke degradatie [sic!] zou ik niet voor mijn rekening willen nemen.
‘Een uitstel van de start van de EMU is buitengewoon onverstandig vanwege het risico van afstel. De financiële markten hebben al een voorproefje gegeven van wat ons dan te wachten staat. Zo is de koers van de Italiaanse lire scherp gedaald en de rente fors gestegen. Wanneer het idee van afstel zich steeds vaster nestelt, zullen de valuta’s van de zwakke landen er fors van langs krijgen. Meer nog dan dat echter, zal Europa in een diepe vertrouwenscrisis belanden. De grote Europese doelen worden onbereikbaar omdat “allen voor één” weer “ieder voor zich” zal worden. de lachende derden zijn het dollar- en het yenblok.’
Het is met de huidige problemen binnen de EU mooi om zo’n oude tekst tijdens de beginfase van de EMU opnieuw te lezen en dan valt op hoe naïef er toen gedacht werd over de EMU en de invoering van de euro. Het ‘vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal’ was het toverstafje waarmee het paradijs van een samenwerkend en geïntegreerd-economisch EMU-stelsel mogelijk moest worden gemaakt. Achteraf, als na de eurocrisis de economen en historici de geschiedkundige balans gaan opmaken, zullen wonderlijke conclusies geen uitzondering zijn. de EU blijft een levensgevaarlijk experiment die waarschijnlijk blijven aan de rand van de afgrond blijft balanceren vanwege alle onevenwichtigheden die er inherent in besloten zijn.
[1] Hierbij mag niet worden vergeten dat Duitsland toen als de zieke man van Europa werd beschouwd vanwege de eenwording van Oost- en West-Duitsland, dat een enorme economische operatie is geweest. Jammer dat dit aspect door de auteur niet is genoemd.
[2] Wat in de hedendaagse EU juist de redding van de euro blijkt te zijn; hoe zwakker, hoe sterker de export.
[3] Met de wijsheid achteraf blijkt dit voorstel tot uitstel een briljant idee te zijn geweest, omdat aan geen enkele basisvoorwaarde tot een stabiele en betrouwbare start werd voldaan. Maar bestaat er een verschil tussen een zwakke euro en een zwakke EMU?