Fiscus werd speelbal van politieke wensen (Oeds Jan Koster, Opinie & Debat/de Volkskrant, 28-5-20)
Belastingdienst
‘Het ministerie van Financiën doet aangifte tegen de ‘eigen’ Belastingdienst, vanwege mogelijke misdrijven, te weten beroepsmatige discriminatie en knevelarij, door ambtenaren van de Belastingdienst in de Toeslagenaffaire.
Het onderzoek door het Openbaar Ministerie zal zich, blijkens perspublicaties, onder andere richten op hoge ambtenaren uit het Managementteam Fraude, het Combiteam Aanpak Facilitators en de Directie Toeslagen. In het onderzoek wordt de periode 2013 tot en met 2017 onder de loep genomen. De politiek, lees de leden van de Tweede Kamer, vindt het terecht dat het ministerie aangifte heeft gedaan.
Als oud-medewerker van de Belastingdienst ben ik van mening, dat de wijze waarop mijn voormalige werkgever momenteel in het nieuws komt enige nuancering behoeft. Laat ik vooraf duidelijk stellen dat wanneer er door ambtenaren van de Belastingdienst misdrijven als boven vermeld zijn gepleegd, diegenen daarvoor moeten worden vervolgd en gestraft, conform de huidige regelgeving.
Het zou de politiek, lees de leden van de Tweede Kamer, echter sieren, als zij zich eens wat meer zou verdiepen in de rol die de politiek, lees de leden van de Tweede Kamer, zelf de afgelopen jaren heeft gespeeld bij het steeds ingewikkelder maken van de fiscale wetgeving en het steeds weer nieuwe taken neerleggen bij de Belastingdienst.
De Belastingdienst, die ik in 2005, na ruim dertig jaar, verliet, heeft zich al die jaren als een loyale en betrouwbare uitvoerder van haar taken laten zien. Telkens wanneer er (weer) een extra taak bij de dienst werd neergelegd of wanneer de bestaande fiscale wetgeving werd aangepast als gevolg van een politiek besluit, heeft de dienst zich ingesteld op die nieuwe taak of op het inpassen van de veranderde wetgeving.
Werkvloer in de knel
Signalen vanaf de werkvloer, dat de uitvoering lastiger werd en dat algemeen aanvaarde beginselen van behoorlijk bestuur in de knel zouden (kunnen) komen, werden óf niet adequaat door de top van de Belastingdienst aangekaart bij de politiek verantwoordelijken, óf ze bereikten de top van de dienst niet óf ze werden door de politiek als niet relevant terzijde geschoven.
Daar komt nog bij, dat de afgelopen jaren de ambtelijke top van de Belastingdienst niet werd gevuld met mensen die vanuit de Belastingdienst afkomstig waren, maar met mensen vanuit de Algemene Bestuursdienst, mensen met geen enkele affiniteit met, en erger nog, geen enkele inhoudelijke kennis van de aard en werkzaamheden van de Belastingdienst.
Oorspronkelijk was de Belastingdienst een heffer en inner van ‘s Rijks Belastingen. Voor die taak werden medewerkers gezocht die erop waren ingesteld dat zij de wetgeving naar eer en geweten uit moesten voeren. De interpretatie van de fiscale regels bood de kwalitatief hoog opgeleide medewerkers voldoende ruimte voor een genuanceerde toepassing.
Toen daar op enig moment een heel andere tak van sport, Toeslagen, aan werd toegevoegd, dacht de politiek, dat dat prima bij diezelfde Belastingdienst zou kunnen worden neergelegd. Sterker nog, men ging ervan uit dat als er één ambtelijke organisatie was die een dergelijke taak zou moeten kunnen uitvoeren, dat de Belastingdienst zou zijn…
De regelgeving werd nu echter danig dichtgespijkerd door de politiek, daarnaast werden voor de uitvoering van die regelgeving minder hoogwaardig opgeleide medewerkers geworven. Het uitgangspunt bij Toeslagen werd: eerst de aangevraagde toeslag uitkeren en pas achteraf beoordelen of de aangevraagde en al uitgekeerde Toeslag wel terecht tot het juiste bedrag is uitgekeerd.
Dat vergt een geheel andere benadering dan het beoordelen of een ingediende aangifte van welke belasting dan ook, wel juist en volledig is. Ruimte voor genuanceerde toepassing van de fiscale wetgeving was er niet, omdat de regelgeving zeer strak geformuleerd was én de nieuw geworven medewerkers minder hoogwaardig waren opgeleid.
Hand in eigen boezem
Op vergelijkbare wijze werd op enig moment ingevoerd, dat de Belastingdienst bij het beoordelen van ingediende aangiften moest uitgaan van de betrouwbaarheid van de aangever; vanwege efficiency werd een aangifte in beginsel als betrouwbaar aanvaard en werd vervolgens, nadat de aanslag was vastgesteld en afgedaan, steeksproefsgewijs gecontroleerd of de gedane aangifte inderdaad volledig en juist was.
Ook hierbij speelde de ‘politiek’ een grote rol. Het is naar mijn mening hoog tijd dat ‘de politiek’de hand in eigen boezem steekt en laat onderzoeken of de wijze waarop zijzelf, de politiek dus, de Belastingdienst heeft laten verworden tot een speelbal van haar eigen wensen, nog wel als behoorlijk bestuur kan worden aangemerkt. Dat onderzoek kan vanzelfsprekend niet door de politiek zelf worden gedaan. Daartoe dient een externe, onafhankelijke partij te worden gezocht.
Aangifte wegens ‘knevelarij’, soit, maar de rol van de Kamer vraagt net zo goed om onderzoek.’
[Oeds Jan Koster is oud-medewerker van de Belastingdienst.]
https://krant.volkskrant.nl/titles/volkskrant/7929/publications/960/articles/1144547/27/1