Tags
Gezichtsherkenning is snel aan het ontsporen (Hoofdredactioneel commentaar nrc.nl, 39-11-19)
Gezichtsherkenning kán nuttig zijn. De unieke biometrische kenmerken van een gezicht laten mensen relatief snel en veilig een smartphone ontgrendelen. Het kan handig zijn om een automatisch seintje te krijgen als je foto ergens online opduikt. Het handhaven van een stadionverbod gaat een stuk makkelijker met gezichtsherkenning en misschien kunnen binnenkort treinkaartjes, pinpassen, concerttickets en instapkaarten vervangen worden door automatische gezichtsherkenning. Fijn, mits dat privacy-vriendelijk kan. Niet verrassend dus dat techbedrijven en overheden er miljarden insteken.
(…)
Hoe verdere wildgroei en ontsporing van gezichtsherkenning te voorkomen? Het plan dat D66 vorige week presenteerde om gezichtsherkenning door overheden grotendeels te stoppen totdat er een maatschappelijke en politieke discussie over is geweest, klinkt verstandig. Dat debat is nu namelijk nog te weinig gevoerd.
Maar discussiëren is niet genoeg. Er zou snel meer duidelijkheid moeten komen over onder welke voorwaarden bedrijven en overheden gezichten mogen herkennen en welke data ze mogen verzamelen, zoals CDA en D66 deze week in een aangenomen motie voorstelden. Het WODC, een onderzoekscentrum van de overheid, werkt aan een studie naar de juridische implicaties van gezichtsherkenning. Als huidige regels ontoereikend blijken te zijn, en dat lijkt het geval, moeten er dringend nieuwe komen. De techniek ontwikkelt zich snel en de commerciële en politieke belangen zijn enorm. Haast is geboden.
Hierbij de volgende kanttekeningen.
In de eerste plaats is het de vraag of en waarom discussiëren niet genoeg is. Mijn antwoord is tweeledig: onderscheid moet worden gemaakt over het karakter van een brede maatschappelijke discussie ofwel een algemeen publieksdebat, maar vooral het vervolg is dan veel belangrijker, namelijk hoe wordt de besluitvorming in de Tweede (en Eerste) Kamer georganiseerd, en daarbij plaats ik een belangrijke kanttekening.
Ten aanzien van de eindstemming is het van belang dat bij een aangepaste, of bij nieuwe wetsvoorstellen die voorafgegaan dienen te worden door hoorzittingen in de Kamer, waarbij alle specialisten op dit terrein worden uitgenodigd en waardoor het mogelijk worden een afgewogen oordeel te vormen over alle randvoorwaarden van nieuwe wetgeving.
Maar het risico bestaat ook dat die hoorzittingen helemaal niet hoeven uit te draaien of uit te komen op een eendrachtige meningsvorming; ze kunnen zelfs uitmonden in volledig tegengestelde en inconsistente chaos van meningen en onderzoeksuitkomsten. Politiek wordt het dan uiterst moeilijk en complex om aan een uitgebalanceerde samenvatting te komen.
Ik vermoed dat er in dat geval eerst gezocht wordt naar een eerste fase van wetgeving waarin het algemeen erkend wordt dat deze digitale techniek eerst wordt uitgeprobeerd op criminele handelingen en delicten in de samenleving. Over de noodzaak hiertoe zullen weinig verschillen van mening bestaat. En de huidige norm dat ook criminele burgers recht op privacy hebben, gaat mijns inziens te ver; zij hebben in mijn ogen hun burgerlijke rechten, nadat de rechter hun delicten heeft vastgesteld, te ver. Zij hebben zich buiten de rechtsorde van de privacywetgeving gesteld.
En dit is een aspect dat goed moet worden uitgezocht en doorgesproken. Het heeft direct verband met de geheel nieuwe materie van die verdergaande ontwikkeling van digitale technieken en de verantwoorde gebruiksmogelijkheden daarvan om daarmee juridisch en publiekelijk om te gaan.
En in dit verband verwacht ik ook dat deze digitale techniek en de vraag waar de grenzen van het proportionele gebruik ervan liggen een even moeizaam debat gaan worden en opleveren als de geheime militaire operaties van onze krijgsmacht in het parlement. Die pacifistische inbreng wordt nota bene ook geleverd door woordvoerders die kennis van zaken hebben over militair praktijken. En dat mag zelfs een schande worden genoemd. Dat gaat ten koste van deskundige parlementaire besluitvorming. Het zou niet mogen gebeuren.
Dat dreigt op een uitzichtloos debat uit te draaien omdat er pacifistische of wellicht ‘ethische’ fracties bestaan die alle geheimhouding volkomen onaanvaardbaar vinden. Daarover zal nooit eenduidige besluitvorming ontstaan. Er dreigt een eindeloze confrontatie te ontstaan tussen doorgeschoten ethische opvattingen tegenover meer realistische standpunten die te maken hebben met oorlogsomstandigheden die buiten alle bestaande normen van beschaving vallen en waar de ware democratie niet het slachtoffer mag worden van de autocraten en andere totalitaire regimes op aarde.
In de tweede plaats gaat het kortom om noviteiten en dus precedenten in de wetgevingstechniek omdat het nog onbekend is wat die digitale technieken vermogen te (kunnen) doen. Terra incognita.
Gezichtsherkenning kan veel diensten sneller, goedkoper en efficiënter maken. In beperkte en gerichte gevallen kan de technologie ook helpen bij beveiliging en opsporing. Maar om de voordelen niet te laten overschaduwen door de nadelen zijn betere waarborgen nodig. De gezichten van burgers zijn te privacy-gevoelig om zomaar bloot te stellen aan de experimenteerdrift van bedrijven en overheden.
Deze conclusie is juist en zuiver genoeg geformuleerd, gelet op de kanttekeningen die ik hiervoor al heb geplaatst.
[In het Commentaar geeft NRC zijn mening over belangrijke nieuwsfeiten. De commentatoren schrijven deze artikelen in samenspraak met de hoofdredactie.]