Mijn onderzoek naar de veranderingen in de tijdgeest vanuit de jaren vijftig van de vorige eeuw naar het heden via het proefschrift van Han van Bree: De geest van het Oude Loo (Juliana en haar vriendenkring 1947-1957), uitgeverij Conserve 2015. Ofwel het conflict tussen spiritualiteit en maatschappij in een mannenmaatschappij.
De auteur constateert de volgende feiten in zijn Inleiding:
#11# Deze ‘Bernhard-visie’, met de rationele prins in de rol van de redder van de monarchie, is door de jaren heen grotendeels overeind gebleven. Er zijn wel wat barsten in dat beeld ontstaan. (…) …is getracht het cliché van de wankelmoedige Juliana en de standvastige Bernhard bij te stellen. Maar desondanks is het verhaal van Juliana die door de ‘pacifistische’ Hofmans en de kring va het Oude Loo werd beïnvloed en door ‘klokkenluider’ Bernhard via de buitenlandse pers tot rede gebracht diende te worden, krachtig gebleken. Blijkbaar vormden de elementen ‘mystiek’, ‘Raspoetin’ en een emotionele, zweverige vorstin, zo’n geloofwaardig verhaal dat het tot op heden grotendeels standhoudt – ook al omdat het werd uitgedragen in populair wetenschappelijke geschiedenisboeken, romans, televisieproducties en theaterstukken.
#12# In de literatuur over de koninklijke crisis van 1956 – die aanvankelijk de Greet Hofmans-affaire werd genoemd, maar gaandeweg als Soestdijk- of hofcrisis werd bestempeld – is vooral gekeken naar de politieke kant van het verhaal. Dat was ook cruciaal: er dreigden immers ernstige constitutionele problemen. Het handelen van vooraanstaande politici als minister-president Willem Drees (PvdA) en de katholieke voorman Louis Beel (KVP) was er dan ook op gericht een echtscheiding en daarmee een onvermijdelijk geachte abdicatie van de vorstin te voorkomen. Om dat te bereiken diende Juliana haar religieuze ambities en de daarbij behorende vriendschappen op te geven.
#12a# Juliana bracht dat offer, maar wat betekende dat voor haar? Deze vraag is tot nu toe onderbelicht gebleven. Door een analyse van de Oude Loo-conferenties en alles wat daarbij hoort, kan niet alleen worden getracht hierover duidelijk te verschaffen, maar kan ook een nieuw licht worden geworpen op de hofcrisis. De bijeenkomsten in Apeldoorn vormen dan ook het uitgangspunt van dit onderzoek. Bekeken zal worden wie de ‘bevoorrechten’ waren van de ‘voorhoede’, waarvan Juliana na 1956 geen deel meer mocht uitmaken. Tegelijkertijd zal de hofcrisis worden belicht vanuit het perspectief van de vriendenkring van Juliana. Ook zal gekeken worden naar de rol die prinses Wilhelmina daarbij speelde: was zij ‘slechts’ een bezorgde en meelevende moeder, of koos zij bewust partij? Door dit alles op een rijtje te zetten kan worden nagegaan of het klopt wat in Der Spiegel en sedertdien verschenen publicaties over de hofcrisis is geschreven.
#13# In vier stappen zal een beeld worden geschetst van de bijeenkomsten op het Oude Loo. Na een aanloop waarin de belangrijkste personen ten tonele verschijnen, zal in het tweede deel de turbulente start van de Oude Loo-conferenties worden beschreven. Vervolgens wordt uit de doeken gedaan hoe de conferenties organisatorisch vorm kregen, wie er allemaal naar Apeldoorn kwamen, hetzij als deelnemer, hetzij als inleider, en hoe zij terugkeken op de bijeenkomsten en wat er was besproken. Tenslotte komen in het vierde deel de ondergang van het ‘Oude Loo’ en het einde van de voor Juliana daaraan verbonden vriendschappen aan de orde. Dat alles afgezet tegen de achtergrond van de politieke, religieuze en emancipatoire tijdgeest van de jaren vijftig. Bovendien zal een link worden gelegd met de Bilderberg-conferenties, de ‘Atlantische’ tegenhanger van het Oude Loo waar Bernhard bij betrokken was. Aldus wordt getracht een antwoord te geven op de centrale vraag in deze studie. Hoe kwam het dat Juliana in 1956 zo kwetsbaar was [en klopt dat wel? jw] dat ze zoveel dierbaars moest opgeven: dat zij de conferenties niet meer mocht bijwonen; dat zij Greet Hofmans en haar andere vriendinnen niet meer mocht ontmoeten en dat zij een deel van haar personeel moest ontslaan? Kortom: hoe kwam het dat er voor haar noodgedwongen een einde kwam aan een religieuze missie met de daarbij behorende vriendschappen, die voor haar zeer wezenlijk waren.
#14# Hoewel religieuze opvattingen in dit onderzoek een belangrijke rol spelen, is het nadrukkelijk geen theologische studie. Het gaat er vooral om te kijken hoe de godsdienstige opvattingen van de kring rondom Juliana van invloed waren op de crisis van 1956. Het geloof was in de jaren vijftig een niet te onderschatten factor. Religie bepaalde in het naoorlogse decennium nog voor een groot deel de sociale identiteit van mensen. Het proces van ontkerkelijking moest nog op gang komen. De ‘overweldigende invloed die de religieuze factor had […] in het toen nog nauwelijks geseculariseerde Nederland’, is voor veel 21ste eeuwse Nederlanders lastig voor te stellen.
#14a# De hedendaagse lezer mag niet uit het oog verliezen dat het verzuilde Nederland gelovig én kerks was: zowat tachtig procent van de Nederlanders behoorde in de jaren vijftig tot een kerkgenootschap. Religie en de vormgeving daarvan (binnen of buiten kerken) waren in de jaren vijftig dan ook zeer wezenlijke zaken – zeker voor degenen die bij de Oude Loo-conferenties betrokken waren – en discussies daarover lagen dan ook gevoelig. Dat gold met name voor Juliana, in naar positie als boven de partijen staand staatshoofd.
#14b# Religie is cruciaal, maar hoe moet dat begrip worden omschreven? Er zijn tal van definities van ‘religie’ en dat datzelfde geldt voor kerken, sektes en spiritualiteit. Die begrippen zullen in deze studie vrij ruim worden gehanteerd. Onder religie wordt verstaan het in georganiseerd verband en met een samenhangende visie zoeken naar God of de Goddelijke Waarheid. Dat ‘georganiseerde verband’ kan binnen kerken zijn of in andersoortige, lossere organisaties. Spiritualiteit is het ruimere en tegelijkertijd vagere besef dat er meer is dan het aardse leven en dan het verstand kan bevatten; het besef dat de mens onderdeel is van een groter geheel, zonder dat daar per se een allesbepalende God aan te pas komt. Dan gaat het eerder over het ‘Al’, over de oerbron of andere niet-specifieke omschrijvingen van het overkoepelende principe. Het Oude Loo zal toch vooral als religieus fenomeen moeten worden gedefinieerd. Of het daarbinnen als een sekte moet worden omschreven, zoals in Der Spiegel werd gesuggereerd, is van belang voor de appreciatie van de bijeenkomsten en daarom zal aan die kwestie apart aandacht worden besteed. Ook zal nader worden ingegaan op de vraag in hoeverre het Oude Loo een voorafschaduwing was van de New Age, en daarmee van een spirituele stroming die vanaf eind jaren zestig steeds breder werd. In het verlengde daarvan zal ook de veel gebezigde term ‘zweverig’, die zowel het Oude Loo als Juliana aankleeft, onder de loep worden genomen.
#15# Werd ‘doorgeefster’ Hofmans onder meer door Juliana inderdaad zo slaafs gevolgd als Der Spiegel veronderstelde en had dat consequenties voor het openbare, staatkundige optreden van de vorstin? In hoeverre was zij ‘in de ban van de kring’? Voor Juliana gold in ieder geval dat zij smachtte naar vriendschap en die ook vond in de kring van het Oude Loo. Wederzijdse eerlijkheid hoorde daar in haar optiek onlosmakelijk en onvoorwaardelijk bij. En die eerlijkheid eiste ze niet alleen van haar vriendinnen, maar ook van de personeelsleden met wie ze buiten haar koninklijke werk op vertrouwelijke voet verkeerde (zoals het geval was met haar particulier secretaris Walraven van Heeckeren). Dit alles speelde een niet te onderschatten rol in de hofcrisis van de jaren vijftig – in een tijd waarin het huwelijk belangrijker werd geacht dan vriendschappen, zeker voor een regerend vorstin.
#16# Uit al die correspondenties zal ik citeren in de toen gebruikelijke spelling en met relevante verschrijvingen. Die citaten zijn niet alleen bedoeld om de lezer van nu kennis te laten maken met de taal van toen én de wijze waarop de betrokkenen in de jaren vijftig met elkaar communiceerden en hun religieuze opvattingen formuleerden. Belangrijker nog is dat het specifieke taalgebruik van Kaiser, Hofmans en anderen bijdroegen aan de crisis van 1956. De esoterische terminologie werd door buitenstaanders vaak niet begrepen en veroorzaakte een Babylonische spraakverwarring. Een betrokkene merkt daarover op: ‘De halve wereld, of nog meer, laat zich meeslepen door woorden – voor een groot deel dezelfde – maar allen gebruikt in verschillende betekenis’. Dat was voor een deel de crux van de crisis. Dat zal onder meer blijken uit de verwarring rond de term ‘pacifisme’. De taalverwarring was een van de zaken waardoor Juliana in de problemen kwam.
#16a# Als uit deze studie iets duidelijk wordt, is het dat de vorstin inderdaad kwetsbaar was, maar niet op de wijze waarop Bernhard dat bedoelde en Der Spiegel het beschreef: als ontoerekeningsvatbaar en onzeker. Ze was kwetsbaar door de tijd waarin ze leefde, door haar positie als vrouwelijk staatshoofd in een door mannen gedomineerde politieke wereld [met de daarbij geldende waarden en normen, jw]. Juliana werd in 1948 geroepen tot het hoogste ambt on een land waar weliswaar haar moeder al als staatshoofd had gefunctioneerd[1], maar waar verder nog nooit een vrouw zelfs maar minister was geweest, waar de getrouwde vrouw nog altijd als handelingsonbekwaam gold en niet in overheidsdienst mocht werken. Maar meer nog was Juliana kwetsbaar door de bijeenkomsten in Apeldoorn, de wijze van denken en spreken van de naaste betrokkenen en de persoonlijkheid van Kaiser en Hofmans. De sfeer op het Oude Loo was voor de vorstin en de meeste andere conferentiegangers begeesterend en inspirerend, maar was voor de buitenwacht vaak lastig te duiden en dus een bron van argwaan en achterdocht.[2] Dat had consequenties voor Juliana als staatshoofd. Deze studie poogt duidelijk te maken hoe dat proces verlopen is en in hoeverre die achterdocht terecht was. Kortom: welke geest waarde rond op het Oude Loo? [en welke op het Haagse Binnenhof?, jw]
[1] Dit is een pikant detail aangezien ook de moeder van Wilhelmina, Emma als tijdelijk koningin-regentes heeft opgetreden, maar geen staatshoofd was en daarvoor heeft ons land alleen koningen gekend. Zie Wikipedia: Adelheid Emma Wilhelmina Theresia (Arolsen, 2 augustus 1858 – Den Haag, 20 maart 1934), prinses van Waldeck-Pyrmont, was de tweede echtgenote van koning Willem III der Nederlanden van 7 januari 1879 tot zijn dood op 23 november 1890 en koningin-regentes der Nederlanden van 1890 tot 1898. Als regentes nam zij het koninklijk gezag waar; eerst enkele dagen voor de dood van haar echtgenoot, de daarop volgende jaren voor haar minderjarige dochter Wilhelmina, de koningin.
[2] Ik hoop in dit boek ook feitelijk bewijsmateriaal voor deze argwaan en achterdocht te kunnen ontdekken, omdat de bestaande staatsrechtelijke eisen voor de Koning al voorzien in het feit dat iedere openbare uitspraak van de Koning worden gedekt door de regering, ofwel voorzien zijn van een handtekening van de minister-president. Er bestaan kortom geen risico’s voor argwaan en achterdocht. Ik lees dit boek met andere woorden om bewijs te vinden dat er toch een geslaagde poging door Bernhard werd ondernomen om zijn echtgenote uit haar ambt te laten ontzetten. Er is naar mijn inschatting eenvoudigweg geen reden om argwanend te zijn of achterdochtig te zijn. dat is vanuit moderne, eigentijdse grondwetten onmogelijk. De Koning draagt geen enkele persoonlijke verantwoordelijkheid. De minister-president is politiek verantwoordelijk. Maar het kan zijn dat dit boek deze invalshoek ook heeft gevolgd, maar aangezien niet iedere historicus voldoende ingevoerd is in het staatsrecht, deze opmerking omdat ik het boek net ben begonnen te lezen.