Economie in 192 heftige pagina’s (Hanneke Chin-A-Fo, Katern Economie/NRC Handelsblad, 18 juni)
Boek Varoufakis | Griekse minister van Financiën legt de economie uit aan zijn 11-jarige dochter
‘Nee, de boodschap is nog dramatischer dan de Griekse misère. Het vertelt hoe wij allen slaven zijn geworden. Slaven van onze schulden, de banken, het grootkapitaal, de machines die we hebben uitgevonden om het leven juist aangenamer te maken. En hoe de meesten ervoor kiezen om hun ogen ervoor te sluiten.’
Deze zin geeft de kern van deze bespreking in NRC aan. Hier spreekt de neomarxist, die blijft fulmineren tegen deze kapitalistische maatschappij, die hij het liefst omver wil werpen, zoals Marx ook de proletariërs aller landen opriep om in opstand te komen tegen alle kapitalisten in deze wereld. Als Varoufakis meent dat de meesten ervoor kiezen hun ogen hiervoor te sluiten, dan klopt de generalisatie ‘meesten’ zeker, maar daartoe hoort ondergetekende niet. Vandaar mijn dagelijks blogs tegen de onrecht dat dagelijks in de kranten verschijnt.
Het probleem met Varoufakis is echter dat hij niet alleen terugvalt op de slavenmaatschappij die ‘wij’ met z’n allen vormen in de moderne zin des woords dan, maar dat hij de sociale (wereld[1])geschiedenis niet wenst te accepteren, noch de basiskennis van de sociale psychologie die leert dat iedere menselijke gemeenschap leiders nodig heeft om de massa’s binnen een natie te leiden. Dit zijn twee wezenlijke tekortkomingen in zijn boek, al heb ik dat boek nog niet aangeschaft om het te kunnen bestuderen. Maar vanuit mijn niet-economische opleidingsachtergrond, namelijk van uit de politieke theorieën (binnen de politicologie), constateer ik hier een ernstige leemte in het economische boek van de hooggeleerde Varoufakis. Het wordt om deze reden een eenzijdig verhaal, zoals het in de NRC wordt besproken.
Wij zijn inderdaad symbolische en nieuwerwetse slaven geworden omdat wij onkundig worden gehouden over de werkwijze van de huidige politieke en economische (en mogelijk ook financiële) elites in deze wereld, waaronder zeker ook de grootkapitalisten, die moeilijk herkenbaar zijn of te traceren; laat staan te bevrijden. Zo goed als de oude clan van de Rockefellers hun oliemiljarden hebben opgestreken, zo hebben ook de moderne oligarchen van Rusland dat in onze eigen tijd gedaan. Dat soort dingen gebeurt en is van alle tijden. Soms kan ertegen worden opgetreden, maar vaak ook niet omdat de zittende regering dat vanuit neoliberaal standpunt ook toelaat: ‘je moet de marktkrachten hun gang kunnen laten gaan’. Varoufakis verzet zich daartegen, maar hij is nog een laatste Don Quichotte, die tegen de windmolens vecht.
Maar we kunnen ook constateren dat ‘wij’ als gewone burgers die ruimte hebben ook geboden aan die nieuwe klassen van rijken en oligarchen. Want ‘wij, deze gewone burgers’ waren niet in staat om daartegen iets uit te richten. Dat hoort nu eenmaal bij deze onvolmaakte wereld, die de aarde is. Daarom klopt het wat Varoufakis schrijft:
‘Bankiers perverteren dit systeem verder door op grote schaal geld te gaan uitlenen dat niet bestaat. Bankleningen bestaan tegenwoordig maar voor een klein deel uit spaartegoeden, zegt Varoufakis, en voor het grootste deel uit een fictief bedrag dat in de toekomst moet worden afgelost. Als de bankiers het te bont maken en te veel leningen niet kunnen worden afgelost, ontstaat er een krach, een crisis, het moment waarop het heden “de toekomst met opbiechten dat dat haar niet kan geven wat het haar verschuldigd is”. Dit is het moment waarop de staat te hulp moet schieten. Helaas redt die meestal niet de banken, maar de bankiers, met geld dat wordt afgepakt van de burgers.’
Het klopt dus dat bankiers het huidige systeem perverteren, maar zo is het gegroeid en daar valt moeilijk iets tegen te doen, behalve nu de nieuwe Bazelregels die de banken dwingen grotere reserves aan te houden. Maar als Varoufakis meent dat de staat te hulp moet schieten, dan is het hier de neomarxist en in dezelfde stroom de socialisten, die deze opvatting zijn toegedaan, maar zeker niet de neoliberalen. En daarmee loopt Varoufakis ook tegen een muur van onbegrip aan; een muur van fatsoenlijk opgevoede deskundigen die de spreker keer op keer hebben laten uitspreken, maar het verwordt snel tot een doorgedraaide grammofoonplaat. Dat stadium heeft de Griekse minister nu ruimschoots bereikt. Dus helemaal arrogant wordt de auteur als hij laat optekenen:
‘De reden om dit boek te schrijven was om een “recalcitrante puber” een rode pil (een pil met alle werkelijkheid[2]) te geven, een pil waarmee je niet meer trapt in de fouten die alle [sic!] economen maken.’
Weliswaar zijn dit de woorden van het 13-jarige schoolmeisje dat het boek ter bespreking heeft ontvangen, maar zij zal niet voor niets deze treffende indruk uit het boek van Varoufakis hebben opgesnoven. Hij is een geniale, maar wereldvreemde prutser en ik verwacht dat de economen wereld van zich laten horen over dit boek.
[1] Eigenlijk ‘sociale geschiedenis’ zoals het aan onze universiteiten gedoceerd wordt, maar aangenomen mag worden dat dit vakgebied overal ter wereld wordt beoefend.
[2] In zijn visie wel te verstaan, dus erg subjectief.