Prijsmechanisme in de zorg moet worden hersteld (Hans de Boer, Opinie & Dialoog/fd, 18 november)
Minder collectivisme en meer keuzevrijheid leggen basis voor innovatie en – op termijn – voor export
‘(…)
‘Herstel van de prijsfunctie impliceert passende decollectivisering. Bij de ‘care’ krijgen mensen zelf meer keuzevrijheid, bij de ‘cure’ zitten de verzekeraars meer in de regisseurspositie.’
Prijsmechanisme en concurrentie zijn begrippen die in de zakelijke wereld goed functioneren, want gebaseerd op handel van producten en diensten.
Maar die diensten zijn iets anders dan de producten uit de primaire (landbouw/visserij/mijnbouw volgens de klassieke indeling) of de secundaire (massaindustriële fabrieken) sector, de harde verhandelbare producten die op iedere markt verkocht en door- of herverkocht (zoals tweedehands producten) kunnen worden.
Diensten in de gezondheidszorg maken evenals de bank- en verzekeringsdiensten deel uit van de tertiaire sector, aangezien er kennis overgedragen worden aan ‘consumenten’, en in deze gezondheidssector dus patiënten. Kenmerk vanuit de huidige indeling (primair-secundair-tertiair-quartair) is dat deze oorspronkelijke indeling niet meer van toepassing is op de postindustriële samenleving (met als kenmerk dat het overgrote deel van de beroepsbevolking werkzaam is in de tertiaire en quartaire sectoren), die op basis van overdrachtsinkomens worden gefinancierd. De gezondheidzorg is namelijk geen zelfstandig product, maar een dienst, die gefinancierd wordt door premieheffing en belastinggeld, vanwege de oude negentiende sectorenindeling zoals hierboven geschetst. Iedere dienst, anders dan harde producten, worden via de oude conventies gefinancierd door overdrachtsmechanismen (zoals belastingen, premies, heffingen etc.) omdat het zo ontstaan is in de 19e eeuw. Hierover is al eerder geschreven op deze plaats.[1]
Kortom, volgens de oude logica kunnen alleen harde industriële- en agriproducten volgens het prijsmechanisme verhandeld worden, maar diensten – welke dan ook – niet, want kennis breng je via papieren publicaties aan de man, maar niet op basis van de kostprijs van het drukken van het boek zelf. Onderwijsboeken worden heel mooi en kostbaar aangekleed zodat de commerciële drukkerijen daar een stevige prijs voor kunnen vragen, maar dat heeft niets met prijsmechanisme te maken.
Samenvattend zijn prijsmechanisme en concurrentie misleidende begrippen en niet van toepassing op gezondheidszorg en onderwijs (als tussengebied), laat staan voor de quartaire sector als de ambtelijke infrastructuur om bestuur en overheidsdiensten, zoals ook veiligheid en defensie in te delen.
De enig denkbare oplossing is dus niet om het prijsmechanisme in de zorg te herstellen, zoals Hans de Boer suggereert, want alleen logisch is binnen het kader van het negentiende eeuwse denken, nu of in de nabije toekomst omgezet zal moeten worden. In onze tijd zijn immers volkomen vanzelfsprekende diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs en de overheid immers als ‘producten’ te beschouwen en niet meer als ‘diensten’, die niet meer afhankelijk zijn van overdrachtsinkomens. In de 19e eeuw waren geestelijken, burgemeesters, notarissen, advocaten, bankiers beroepen die zeldzaam waren en alleen noodzakelijk om die gespecialiseerde kennis te verschaffen die nodig was om de maatschappij juridisch en economisch draaiend te houden. In een eenvoudig en niet gecompliceerde maatschappelijke structuur van de 19e eeuw was dat afdoende. Daarin is met de huidige postindustriële maatschappij en revolutionaire verandering gekomen.
Wordt deze nieuwe logica erkend, dan hoeft er ook geen belasting geheven te worden om de zorgsector – binnen het kader van het geciteerde artikel van De Boer – als geheel uit de belasting- en premie-inkomens te financieren. Dus gewoon een kwestie van het (denk)knopje omzetten. Wat resteert is de vraag waarom economische denkers dit vraagstuk nooit hebben aangekaart.
Consequentie van dit nieuwe denken is dat er geen overheid meer bestaat, omdat alle overheidsdiensten en bestuurlijke gremia ook als zelfstandige producten worden gezien en erkend. Dan hoeven er dus ook geen belastingen meer worden geheven voor de standaard overdrachtsfuncties zoals we die al een anderhalve eeuw kennen, maar moet alleen datgene aan ‘productdiensten’ worden gerealiseerd waaraan reële behoefte bestaat. Gaan we daarmee naar een maatschappij met een basisinkomen? Nee, voor zover te overzien want alleen maar ‘onbekende’ toekomstperspectieven , zal er eerder een inkomenloze maatschappij gaan ontstaan die op basis van uitwisseling van eigen specialiteiten van burgers zichzelf in leven kan houden. Gevolg is wel dat extreme inkomens die vandaag de dag vanzelfsprekend zijn via exorbitante inkomens en bestaande bonuscultuur niet meer mogelijk zijn en dat conservatieve partijen die ook nog niet uitgerangeerd zijn, in de toekomst tegen de windmolens zullen vechten maar als een uitstervend ras.
Slotwoord
De revolutionaire oplossing die in deze blog is aangedragen is natuurlijk niet op korte termijn realiseerbaar, want het kost veel tijd om de denkknopje zoals genoemd omgedraaid te krijgen. Maar nauwelijks denkbaar is dat deze analyse niet in veel meer hoofden wordt gebezigd en misschien in economische of sociaalgeschiedkundige bronnen al is uitgewerkt, maar misschien nooit serieus opgepakt en dus ook niet op de politieke agenda geplaatst. Het wordt dus tijd dat dit snel gaat gebeuren, maar het is een multidisciplinaire aangelegenheid. Deze blogs vormen daartoe een aanzet en een ‘geruisloze’ verdwijning van de collectieve sector zou toch een prachtig resultaat zijn. Maar dan niet de ‘collectieve sector’ in betekenis van de neoliberalen en uit de libertaire hoek, want daar bestaat geen enkel realiteitszin.
[1] https://aquariuspolitiek.wordpress.com//?s=@ditzo&search=Go