Hoog tijd om opnieuw te strijden voor de vrijheid van godsdienst (Erik Borgman, Opinie/Trouw, 29 december 2017)
OPINIE
De seculiere wereldbeschouwing is de norm geworden die andere wereldbeschouwingen niet mogen schenden, stelt hoogleraar publieke theologie Erik Borgman.
Borgman heeft gelijk maar benoemt één factor niet, die wel benoemd dient te worden. Want waar christelijke kerken altijd openstaan voor alle kerk- (of vreemde) bezoekers die vrije toegang hebben, zal dat bij een gemiddelde islamitische dienst niet mogelijk zijn omdat ‘niet-gelovigen’ vanuit dat islamitische geloof direct tot ongelovige barbaren worden bestempeld. En dus wordt hen ongetwijfeld de toegang tot der gebedsdienst geweigerd en dat is natuurlijk strijdig met onze Grondwet. Kortom, ook islamitische gebedsdiensten zoals het vrijdaggebed dient ook voor Nederlanders en vrouwen open te staan en dan zal er geen probleem zijn. Maar aangezien dat tegen de islamitische moskeegebruiken ingaat, zal dat geweigerd worden. Daarmee, zo luidt mijn stelling, schenden de moslims zelfs de universele vrijheid van godsdienst en dienen zij ook de toegang tot het Huis van de Wijk ontzegd te worden.
Met de scheiding tussen kerk en staat heeft het niets te maken, het verbod op het houden van religieuze bijeenkomsten in de zogenoemde ‘Huizen van de Wijk’, buurthuizen van de gemeente Rotterdam. De scheiding tussen kerk en staat betekent dat de overheid zich niet met de interne zaken van religieuze gemeenschappen mag bemoeien en dat niet een religie of levensovertuiging de openbare ruimte domineert. Het heeft in Nederland nooit betekend dat religies zich niet in de openbare ruimte zouden mogen manifesteren of dat religieuze organisaties geen overheidssubsidie kunnen krijgen.
De discussie die wij voeren over de vraag of het subsidiëren van dergelijke organisaties een goed idee is, heeft een heel andere aanleiding. De vraag is of religies nog wel deel uitmaken van wat wij in Nederland als onze gemeenschappelijke cultuur beschouwen. Niet iedereen klaverjast, maar klaverjassen hoort tot onze gemeenschappelijke cultuur. Daarom maakt niemand bezwaar tegen de bijeenkomsten van een klaverjasclub in een Huis van de Wijk. Niet iedereen is religieus, maar hoort religieus zijn – de mogelijkheid om religie vorm te geven, uit te dragen, nieuwe mensen voor jouw religie te interesseren – nog tot de gemeenschappelijke cultuur? Rotterdamse politici vinden blijkbaar van niet.
Geloven en religies aanhangen behoort tot het overkoepelende begrip dat ‘cultuurbeleving’ wordt genoemd, zonder dat het letterlijk hoeft te leiden tot concrete kunst- en cultuuruitingen. Dit is dus een breed sociologisch begrip dat kan uitgaan van een brede maatschappelijk draagvlak. Maar waar die cultuurbeleving niet opgaat voor moslims, omdat ze hun godsdienstige uitingen in beslotenheid willen vieren, stellen zij zichzelf separatistisch op en willen maar niet erkennen dat de Nederlandse openheid voor hen ook geldt. Zo blijven moslimenclaves in ons land bestaan en houden ze zelf in ideale integratie op. Geen wonder dat dit nationalistische sentimenten oproept onder rechts-radicale Nederlanders.
Het Huis van de Wijk is van iedereen, was de argumentatie om religieuze bijeenkomsten onwenselijk te verklaren. Als er religieuze bijeenkomsten gehouden worden, zouden mensen kunnen denken dat het een religieuze ruimte is. Dat kan niet-religieuze mensen afschrikken. Blijkbaar is het geen argument dat het expliciet verbieden van religieuze bijeenkomsten in de Huizen van de Wijk religieuze mensen het gevoel kan geven als niet van de wijk te worden beschouwd. We spreken in Nederland van integratie en inclusie, maar we bedoelen aanpassing aan een seculiere cultuur, waarin religies een marginale plaats hebben.
Hier maakt Borgman zich met zijn formulering ‘Blijkbaar is het geen argument dat het expliciet verbieden van religieuze bijeenkomsten in de Huizen van de Wijk religieuze mensen het gevoel kan geven als niet van de wijk te worden beschouwd’ te gemakkelijk vanaf, omdat hij ook weet dat dit een uiterst gevoelige kwestie is. Waarom benoemd hij man en paard niet zoals deze ‘íslamitische kwestie’ niet zoals ik dat nu wel heb gedaan? Het blijft zoals Borgman dat doet een ‘onbenoembaar’ taboe waaraan hij zichzelf ook schuldig maakt. En natuurlijk is dit voor moslims onverteerbaar, maar dan moeten ze zich maar realiseren dat dit altijd door de overheid werd toegedekt. We weten niet beter omdat we het ‘nooit signalen hebben ontvangen’!
Er gaan al langer stemmen op om de vrijheid van godsdienst af te schaffen. Deze zou overbodig zijn als er vrijheid van vergadering en vrijheid van meningsuiting is. Wat er nu in Rotterdam is gebeurd, laat zien dat dit niet klopt. Een politieke partij mag in de Huizen van de Wijk haar vaste vergaderavond beleggen zonder dat iemand denkt dat zij, of ‘de politiek’, het huis heeft overgenomen. Religie heeft blijkbaar wel degelijk extra bescherming nodig.
Dit laatste ius dus onjuist omdat niemand man en paard durft te benoemen. Onze eigen schuld dus. Als participrend gelovige (zo neem ik aan dat Borgman dat is, want anders zou hij zijn functie niet kunnen vervullen). ‘Mosims worden bedreigd en dus moet de katholiek voor hen opkomen’!
Het nieuwe normaal
Wat mij betreft is het hoog tijd opnieuw te strijden voor godsdienstvrijheid. De Rotterdamse casus laat zien dat voor velen het seculiere de nieuwe gevestigde godsdienst is, de levensbeschouwelijke norm van wat als normaal geldt. Zelfs het Rotterdamse CDA lijkt hierin mee te gaan in de lijn van Sybrand Buma’s Schoo-lezing: de seculiere natie Nederland geldt als opvolger van de protestantse natie Nederland. De seculiere wereldbeschouwing is de norm, alle andere wereldbeschouwingen mogen slechts bestaan voor zover zij de vanuit deze wereldbeschouwing geformuleerde normen niet schenden.
Deze passage rammelt dus aan alle kanten omdat hier alleen iets gesuggereerd wordt, aannames worden gepresenteerd zonder enig bewijs van juridische juistheid.
Dit staat haaks op wat bijvoorbeeld in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt gezien als vrijheid van godsdienst. Die betekent dat iedereen zijn levensovertuiging kan beleven, uitdrukken en organiseren en vanuit deze overtuiging een bijdrage kan leveren aan de discussie over de vraag wat onze identiteit is als gemeenschap. Hiervoor is het nodig dat elke visie erkend wordt als onderdeel van deze gemeenschappelijke cultuur. Dit valt vanuit de ene levensovertuiging soms moeilijk te geloven van andere levensovertuigingen.
Hier wordt wollig taalgebruik gehanteerd om de vrijheid van godsdienst die binnen de Universele Verklaring als fundamenteel grondrecht wordt beschouwd voor al diegenen die hun godsdienstige overtuigingen willen laten spreken, ook gestand te kunnen doen. Borgman draait erom heen en dat is onnodig en dus zinloos. Laat de situatie in stand zoals die nu is, want dat is voldoende. Alleen moeten de gemeentelijke fracties die de moslims willen weren betere argumenten verzinnen, maar die hebben ze klaarblijkelijk niet in huis. Zelfs het CDA is de kluts kwijtgeraakt. Er wordt dus onzin binnen de gemeenteraad van Rotterdam uitgekraamd en dat zegt iets over het niveau van discussie. Armoe troef.
Vormgeven van een samenleving op basis van de vrijheid van godsdienst is niet eenvoudig. Toch moeten wij het blijven doen.
Waarom niet eenvoudig? Omdat je geen man en paard, geen feiten durft te benoemen. Dat is alles, zonder nationalistische tendensen te stimuleren. Houd je gewoon bij de feiten en er is niets aan de hand. Ga met moskeebestuurders om de tafel zitten en leg uit hoe het Nederlandse staatsrecht in elkaar zit.