Als de markt faalt en de overheid ook (Frank Kalshoven, Economie/de Volkskrant, 25 januari 2014)
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3583436/2014/01/25/Als-de-markt-faalt-en-de-overheid-ook.dhtml
‘Falende markten. Aan de basis van de inrichting van (ook) de Nederlandse economie en samenleving staat de gedachte dat markten hun werk doen. Veel vragers, veel aanbieders, concurrentie, goede prijsvorming, efficiënt. Een vrije markt is het startpunt van het denken. Startpunt, niet het eindpunt.
‘Economen hebben een indrukwekkende hoeveelheid gevallen en omstandigheden opgespoord waarin markten hun werk helemaal niet doen. De overkoepelende term is ‘marktfalen’. Dit ontstaat als aanbieders samenspannen tegen vragers en een kartel beginnen. Dit ontstaat ook als informatie scheef verdeeld is tussen vragers en aanbieders (de bank die de consument een woekerpolis aansmeert). En dit ontstaat als de productie of consumptie gevolgen heeft voor anderen (de fabriek die de omgeving vervuilt). Marktfalen is alomtegenwoordig.
(…)
‘Een ‘sterke overheid’ schept de kaders waarbinnen de markten hun werk wél kunnen doen.
‘Dus de overheid verbiedt kartels en installeert een kartelwaakhond. De overheid bestrijdt de gevolgen van asymmetrische informatie, bijvoorbeeld door banken een ‘zorgplicht’ voor consumenten op te leggen. De overheid legt de fabriek milieunormen op. Hier eindigt het verhaal doorgaans. Markten, marktfalen, overheidsingrijpen – een zegenrijke trits.
‘Maar het verhaal eindigt hier helemaal niet. Het gaat verder, en het brengt ons op een plek waar het slecht toeven is. De term is: overheidsfalen. Het verhaal van Hoekstra en Frijns gaat hierover. De bankensector, de markten voor spaargeld en krediet, zijn vol marktfalen; de overheid had en heeft deze sterk gereguleerd: de overheid heeft de instituties opgericht om toe te zien op de naleving van de regels, waaronder De Nederlandsche Bank en (afdelingen van) het ministerie van Financiën. En de instituties hebben gefaald. Alleen de laatste interventie – nationalisatie – was nuttig. Maar dat was niet de bedoeling van al het overheidsingrijpen.
‘Net als marktfalen heeft overheidsfalen oorzaken. Deze zijn, is mijn stellige indruk, minder diepgravend onderzocht. De kern van de zaak is steeds: de overheid is geen belangeloze hoeder van het algemeen belang. In de financiële sector speelt bijvoorbeeld het probleem van de ‘gegijzelde toezichthouder’. Een grote en dynamische internationale bankensector – dat is voor een toezichthouder aantrekkelijker dan een land vol boerenleenbankjes. De Nederlandsche Bank werd, in de loop der tijd, óók spreekbuis van de bankenlobby. Samen uit, samen thuis.
‘Overheidsfalen is net als marktfalen alomtegenwoordig. Economen en politicologen moeten zich aantrekken dat de studie hiervan onderontwikkeld is(de ‘mislukte staat’, waarmee politicologen zich wel indringend bezighouden, is iets anders).
‘Er zijn logischerwijs maar twee manieren waarop het verhaal kan aflopen. Éen: we bedenken een manier om overheidsfalen te fiksen. Dat zou fijn zijn. Of: we accepteren tandenknarsend meer marktfalen omdat overheidsingrijpen de problemen alleen maar groter maakt.’
Bij dit erg heldere betoog passen vragen en een kanttekening
Vraag 1: betekent de huidige wereldwijde financiële crisis niet het falen enerzijds en mogelijk het begin van het einde van het neoliberalisme anderzijds?
Kanttekening 1: zou de slotstelling van Kalshoven, dat marktfalen geaccepteerd moet worden omdat overheidsingrijpen de problemen alleen maar groter maakt, kloppen? Met andere woorden, zijn marktfalen en overheidsfalen communicerende vaten? Reageert de één in ongewenste richting, dan reageert de ander ook steeds achter de feiten aan en dus ook in ongewenste richting? Het water in beide vaten verdampt daarmee dus, zo zou de stelling bevestigd kunnen worden!
Vraag 2: als het huidige marktfalen niets met neoliberalisme – hier in dit tegenbetoog gedefinieerd als eenzijdig economisch liberalisme[1], waarmee de economie het primaat toegewezen krijgt in plaats van de politiek – te maken heeft, heeft datzelfde neoliberalisme dan voldoende zelfherstellend vermogen in huis om zijn onbalans uit eigener beweging te herstellen?
Poging tot beantwoording
Vraag 1 is makkelijk geformuleerd, maar niet eenvoudig te beantwoorden. Mijn indruk vanuit mijn niet-vakeconomische opleiding is dat het marktmechanisme knauwen en butsen heeft opgelopen en gekregen sinds de computer- en informaticarevolutie in de negentiger jaren een enorme boost heeft gegeven aan reken- en transactiesnelheid van het financiële verkeer wereldwijd en het ontwikkelen van nieuwe financiële producten die voor de gemiddelde consument onbegrijpelijk waren. En dat is eufemistisch uitgedrukt omdat nu algemeen bekend is dat ook financieel verantwoordelijken niet ‘meer’ – ‘niet eens’ zelfs – wisten of begrepen wat de whizzkids in eigen ‘huis’ allemaal aan het bedenken waren. Daarmee is dus sprake van een duidelijke oorzaak waardoor het traditionele handelsverkeer, vermogensbeheer en verzekeringsbedrijf in een chaos zijn beland ‘op het eerste gezicht’, maar mogelijk en tegelijkertijd in een transitieperiode kwam of verzeilde, dus in een/de overgang naar een nieuwe wereld van het snelle en digitale geld, waarin alleen de speculanten en nieuwe Dagobert Ducks ‘onder ons’ de kansen waarnamen om slapend geld te scheppen en daarvan gigarijk te worden. Met andere woorden, de bancaire en verzekeringssector is zelf overvallen door nieuwe virtuele producten die op de markt kwamen, maar geen reële producten omdat het hier niet om de reële economie ging. Er werd een virtuele markteconomie geschapen, die geen enkel verband meer had met de reële economie en de economische wetenschap stond daarin machteloos, niet begrijpend wat hier aan het gebeuren was. Conclusie van deze mogelijk naïeve kijk is dat niet alleen de Nederlandse toezichthouders (DNB en AFM) machteloos waren, maar ook internationale (IMF, ECB, Fed). Het menselijk en consumentengedrag is nog even onvoorspelbaar als een eeuw geleden en daarin is dus geen vooruitgang geboekt binnen die diezelfde periode.
Vooral is het de vraag of de economische faculteiten in ons land al studie en onderzoek hebben gedaan naar onzichtbare speculanten en ‘uitvinders’ en hun invloed op het mondiale geld- en transactieverkeer. De informatisering van de bancaire sector heeft de mens en samenleving op forse achterstand gezet en die onbalans en kloof zijn moeilijk te overbruggen, resp. te herstellen, zo schijnt het ons toe.
De subvraag was of het neoliberalisme zich in deze val laat of heeft laten meesleuren omdat er sprake is van een overeenkomstige karaktereigenschappen – zo jong mogelijk rijk en miljonair worden? Dat het liberalisme – in ons land – als zodanig nauwelijks meer naam mag hebben en de vlag niet meer waardig is te dragen, was al bekend ondanks de verkiezingstriomf van de VVD in 2012. De stelling die op deze site altijd verdedigd is, is dat het Nederlandse liberalisme niets te maken heeft met werkelijk moderne liberalisme – dat volgens het eerste beginselprogramma het Manchester-liberalisme van de 19e eeuw heeft vervangen, en dus een monetair economisch liberalisme vertegenwoordigde van de Chicago-school en daarmee meegesleurd werd in de financiële crisis en tot bouwval is geworden, een sterfhuisconstructie. Niet alleen ons – en elders – politieke bestel is een bouwval dat eerst opgeruimd moet worden voordat een nieuw en gezond bestel kan ontstaan, maar ook ons economische bestel. De toekomst waar iedereen vrede mee kan hebben zal een digitaal politiek en economisch bestel zijn, zodat iedere burger via zijn eigen computerscherm kan meepraten en meebeslissen over nationale politieke en economische beslissingspunten, maar dat geldt ook voor de EU en verantwoordelijkheden die daar liggen. We gaan naar een nieuwe wereld, waarin de mensen beter uit de verf zullen komen dan in deze fin-de-siècle nog mogelijk is, ondanks het gegeven dat de 21e eeuw inmiddels is gevorderd tot in het tweede decennium. Maar een eeuw geleden brak ook WO1 uit en dat is dus een historische parallel met de vorige ingrijpende transitie, maar nu onder andere maatschappelijke condities. Een nieuwe wereldoorlog is nu uitgesloten. Maar de ‘clash of civilizations’ is volop gaande. Dat hoort ook bij een transitieperiode.
Ad. Kanttekening 1
Kanttekening 1 ging over de vraag of het marktfalen dus gewoon maar geaccepteerd worden omdat overheidsingrijpen de problemen alleen maar groter maakt?
Mijn antwoord is: geenszins. Zoals bij vraag 1 al hypothetisch is beantwoord door de introductie van wezensvreemde elementen binnen de marktwerking door de informatisering en nieuwe virtuele producten, en dat daarmee een nieuwe trend is ingezet en gestimuleerd door de nieuwe generatie computers en hun geslepen gebruikers, moeten we tot het inzicht komen dat die geest weer terug moet in de fles. Die whizzkids konden immers ongestoord hun gang gaan vanwege een misleid management. Dat had eenvoudigweg niet mogen gebeuren en dat valt dus te herstellen. ‘In beginsel’, aangezien het maar de vraag is of die geest van ongebreideld egoïsme en hebzucht of zelfverrijking nog wel te beteugelen zijn. Ik kan er alleen maar mijn eigen overtuiging tegenover stellen: iedere negatieve menselijke eigenschap kan worden beteugeld, al was het alleen maar omdat bij het niet slagen van de poging om de bancaire sector weer onder politieke controle te brengen, een volksopstand zal uitbreken vanwege het algemene onrecht dat ontstaat; is ontstaan. Door die soortgelijke vormen van decadentie zijn beschavingen ten ondergegaan en dat staat ons ook en weer te gebeuren als de huidige wanpraktijken in stand blijven gehouden. In mijn visie is dat een onhoudbare ontwikkeling en de bankiers zullen gaan ervaren dat zij niet met de consument en mensheid in het algemeen kunnen sollen.
Met andere woorden, marktfalen en overheidsfalen[2] zijn toevallig vergelijkbare ‘omstandigheden’, maar er zijn op twee fronten denkbaar – mijns inziens zelfs verwezenlijkbaar – zijn, waarmee ze dus bestreden kunnen worden. Als de ‘markt’ niet reageert op hervormingsplannen om weer orde op zaken te stellen (good governance) dan zal ongetwijfeld een consumentenboycot gaan volgen bij die banken die er een potje van blijven maken. Maar de overheid in haar toezichtfunctie heeft een andere verantwoordelijkheid – namelijk het dienen van het algemeen belang -, dat als er geen geloofwaardige maatregelen worden genomen, de regering naar huis zal worden gestuurd en er een nieuw parlement wordt gekozen waarin de meerderheid vóór zwaarder sancties tegen de bankensector zal opteren en nog hardere maatregelen zal treffen waarbij de bancaire vrijheden worden ingeperkt. Dat is het wezen van de democratie en die laat zich zonder twijfel gelden. Banken zullen weer dienstbaar worden gemaakt en niet voor macht en eigen aanzien gaan. Punt.
Kortom, de ongewenste ontwikkeling van de (banken)markt sinds het begin van deze eeuw straft zichzelf automatisch af en wel via een effectievere vorm dan de beroemde, maar halfslachtige Occupy-beweging aan het begin van de financiële crisis. En ook de overheid zal blijken te hebben geleerd van de toegenomen snelheid van transactieverkeer; door dichter op de huid en gedragingen van bankdirecties te gaan zitten zullen goedgelovigheid en naïviteit worden uitgesloten. Controle en toezicht worden heftig. DNB en AFM zullen zich strakker en directer – ‘assertiever’ – gaan opstellen in hun toezicht; al was het alleen al omdat anders een vloedgolf aan parlementaire enquêtes over het land heen spoelt. De bevolking accepteert niet dat de bankentop boven de wet staat en zal harde maatregelen eisen.
Ad. Vraag 2
Met dit betoog is impliciet de vraag over marktwerking en relatie tot het neoliberalisme beantwoord. Aangezien het neoliberalisme ontaard is in een roekeloos en egoïstisch economisch gedrag van nieuwe productmakers, die zich door misleiding buiten de marktsector hebben geplaatst, zal de bankenwereld weer tot oorspronkelijke proporties worden ‘terug’ gedwongen en daarbinnen is geen ruimte meer voor ‘list en bedrog’. Daarmee wordt zelfs de bankenwereld weer een gezonde bedrijfstak en treedt een nieuw bedrijfsethisch evenwicht aan het daglicht dat de mensheid op de juiste wijze zal (be)dienen. Maar het liberalisme als verwant verschijnsel is inmiddels als 19e eeuws product verregaand vervallen en zal ook aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ten ondergaan, zoals alle 19e eeuwse ideologieën hun denkkracht en inspiratiebron hebben verloren en zullen zij plaatsmaken voor een partijloos politiek bestel waarin individuele burgers voor hun rechten en vrijheden zullen opkomen en daarmee geen partijenstructuur tolereren want platforms van gedelegeerd vertrouwen, terwijl dit verleende vertrouwen nu het inzicht heeft opgeleverd heeft dat dit vertrouwen geschonden is. In de 19 en 20e eeuw waardevolle ‘politieke leerscholen’, maar in de 21e eeuw vertrouwt de burger alleen zijn eigen innerlijk gezag of ‘hoger-Ik’, dat uiteraard niet egoïstisch is, maar postmaterialistisch. De wereld wordt daarvan waarschijnlijk beter want dat heeft ons de 20e eeuw geleerd, een eeuw van algemene technische en maatschappelijke vooruitgang en groeiende welvaart, maar wel op basis van een door concurrentiemotieven gedreven bedrijfsmatig egocentrisme en egoïsme. Met alle ellende van dien.
[1] Het neoliberalisme kan als een eenzijdig economisch liberalisme worden gezien als uitgegaan wordt van het tegenovergestelde ‘moderne liberalisme’, dat in diverse deelaspecten wordt onderverdeeld: 1. Modern staatkundig liberalisme; 2. Modern sociaal liberalisme; 3. Modern economisch liberalisme; 4. Modern geestelijk liberalisme; en 5. Modern cultureel liberalisme. Deze indeling wordt genoemd in de bundel die in 1958 werd uitgebracht onder redactie van prof.mr. P.J. Oud, onder de titel ‘Enige aspecten van het moderne liberalisme’, onder auspiciën van de VVD-afdeling Den Haag (uitgeverij Stenfert Kroese b.v.). Zie op deze blog:
https://aquariuspolitiek.wordpress.com/2013/05/16/enige-aspecten-van-het-moderne-liberalisme-brochure-1958/
[2] Een praktisch voorbeeld van overheidsfalen bij Jaap van Duijn, De schuldenberg. 2011: (p. 279) ‘Overheden deden niets om het opblazen van de huizenzeepbel te voorkomen, omdat het bezit van een eigen huis als positief werd beoordeeld en het een gemakkelijke manier leek om rijkdom te vergaren. Iedereen werd rijk en er was toch geen inflatie.’
En op p.298 het volgende: ‘Burgers realiseren zich goed dat een geldverslindend subsidiestelsel als de hypotheekrenteaftrek op den duur onhoudbaar is, maar hun regering durft maar niet met plannen te komen.’