Stelling: Er bestaat, getuige het meningsverschil tussen genoemde Kamerleden onduidelijkheid (hieronder zijn de relevante passages geciteerd) over wat en wanneer er sprake is van belediging en hoe daar tegenover kan/moet worden opgetreden. De eerste voorzichtige (zonder staatsrechtelijke meningen en oordelen) conclusie luidt dat op basis van de norm in de vorige blog genoemd, te weten dat er geen sprake kan zijn van belediging in de plenaire zaal van de Tweede Kamer als er geen namen worden genoemd, maar wel functies. In de Handelingentekst wordt door Van Baarle drie maal de naam van de huidige minister van J&V genoemd en twee maal de naam van de minister-president. Ik maak dit onderheid bewust omdat de tweede nog aan het woord komt in het antwoord aan de Kamer, (en ál heeft gereageerd met toestemming van de Voorzitter), maar deze complexe situatie komt mede door ‘beginnersfouten’ van Van Baarle die nooit namen had mogen noemen, maar tevens door de (bijna chronische) onzekerheid van de Kamervoorzitter zelf. Dit aangezien haar waarschuwing vooraf, die zeker voor de toeschouwers moeilijk te begrijpen is of zelfs verkeerd wordt geïnterpreteerd, want ambtelijke taal. De tekst luidt als volgt:
‘ De voorzitter:
Ik vind het wel te ver gaan en ik bepaal dat. Ik heb u in het begin van het debat aangesproken, omdat ik gezegd heb dat we het debat voeren op de inhoud en niet op de persoon. U heeft daar wat van gezegd en u doet nu precies hetzelfde. Ik wil u vragen met respect voor onze gasten te spreken. U heeft een paar keer de minister van Justitie en Veiligheid een bepaalde kwalificatie gegeven. Het debat voeren we op de inhoud en niet op de persoon. Dat heeft u zelf net aangegeven en ik vraag dat ook echt aan u.’
Mijn commentaar op ‘een bepaalde kwalificatie’ is dat de ‘lezer’ en de buitenstaander al helemaal niet begrijpt wat hier staat. Om welke bepaalde kwalificatie gaat het? Dat het gasten van de Tweede Kamer zijn die hoffelijk bejegend moeten worden, en niet mag worden toegesproken door ‘is bereid om de toekomst van mijn generatie te verkwanselen’? (zie hieronder). En een pietluttigheid: wie noemt bewindslieden die bijna dagelijks over de vloer komen omdat ze verplicht zijn te komen, nog gasten???
We gaat over tot de woordelijke tekst van het Kamerlid Van Baarle:
De heer Van Baarle (DENK):
Voordat ik begin, moet mij iets van het hart. Laat ik teruggaan naar het begin van het debat. Er viel mij iets op. Je kunt in dit land blijkbaar Nederlanders met een migratieachtergrond wegzetten als criminelen. Je kunt je haat uitstrooien over moslims, zonder dat je een strobreed in de weg wordt gelegd. Je kunt dit parlement een nepparlement noemen en een motie van wantrouwen indienen tegen bewindspersonen met een migratieachtergrond, nog voordat ze begonnen zijn. Je kunt met je verkiezingsprogramma hele bevolkingsgroepen hun basale grondrechten ontnemen. Je kunt discrimineren, criminaliseren en haat zaaien tegen moslims, minderheden en asielzoekers tot je een ons weegt. Maar als je in het huis van de democratie dat wilt benoemen en bestrijden, word je de mond gesnoerd en wordt je microfoon uitgezet. Blijkbaar mag je tegen iemand die aan de lopende band minderheden schoffeert en onze Grondwet bedreigt niet zeggen dat zo iemand verblind is door haat. Er wordt in dit huis elke keer weer drek uitgestort over Nederlandse moslims. Dat mag allemaal op de persoon en keihard. Er is bijna geen haan die ernaar kraait. Als mensen daartegen opstaan en opkomen voor de rechten van die mensen in dit land, dan worden zij dus monddood gemaakt. Ik vind dat een trieste constatering voor dit parlement. Ik vind dat de omgekeerde wereld. Het is die dubbele maat waar wij als DENK sinds jaar en dag tegen strijden.
Dat gezegd hebbende: als ik naar de hedendaagse politiek kijk, dan vraag ik me soms af wat mijn opa ervan zou vinden. Mijn opa was een simpele bonenboer in Turkije. Hij woonde in een houten huis in de bergen zonder elektriciteit en stromend water. Elke dag, na het verrichten van het ochtendgebed, plukte hij met eigen handen bonen die hij teelde op zijn land. Hij bond die bonen op zijn ezel en liep kilometers naar de lokale markt in İzmit. Met het geld dat hij daar verdiende kocht hij melk en brood voor zijn kinderen. Daarna begon hij weer aan de tocht terug naar het dorp met zijn ezel. Elke dag weer. Het was een zwaar leven, een leven dat hij voor hem en zijn gezin wilde verbeteren. Daarom nam hij de beslissing om als gastarbeider naar Nederland te komen. Ook in Nederland deed hij vervolgens zwaar werk, werk als inpakker, alles met als doel voor ogen om een betere toekomst te realiseren voor zijn gezin. Als mijn opa nog zou leven, dan zou hij — daar ben ik van overtuigd — trots zijn op het feit dat generaties later zijn kleinkind lid is van de Tweede Kamer.
Aan de andere kant denk ik ook dat mijn opa zou schrikken van het Nederland van nu. De generatie van mijn opa had het al niet makkelijk. De beelden van de zogenaamde “Turkenrellen” in Rotterdam staan mij op het netvlies. De huizen waar de generatie van mijn opa verbleef werden bekogeld met stenen door een opgehitste meute. Voor het eerst werd in ons land zichtbaar dat racisme en discriminatie een groot probleem zijn. Toen schaamde de verslaggever van dienst zich daar nog voor. Tegenwoordig kijkt niemand er meer van op. Hoe zou ik kunnen uitleggen aan mijn opa dat wij sinds die tijd zo weinig zijn opgeschoten? Zijn generatie moest schuilen voor de stenen die naar ze werden gegooid tijdens die rellen. De huidige generatie moet schuilen voor de woorden van politici, voor beleidsregels van de overheid en voor discriminerende algoritmes. Die oude tijd was in ieder geval iets eerlijker, want de vijand was toen zichtbaar. De wonden van die stenen heelden. Nu moet gestreden worden tegen iets onzichtbaars, iets wat venijniger is: het monster van institutioneel racisme.
Hoe zou ik het aan mijn opa kunnen uitleggen dat twee generaties later Nederlandse moslims op lijsten worden gezet en zonder reden in de gevangenis worden gegooid en dat de minister van Justitie dan niet eens voor je opkomt, dat vandaag de dag Nederlandse moslims gediscrimineerd worden bij het aanvragen van een bankrekening, dat je achternaam ervoor zorgt dat je geen baan, stageplaats of woning krijgt, dat de Nederlandse overheid lijsten bijhoudt over je afkomst, je huidskleur en of je donaties hebt gedaan aan een moskee, dat er brand wordt gesticht in een islamitische basisschool en er een terroristische aanslag is gepleegd op een moskee, dat zelfs het ministerie van Sociale Zaken illegaal spionagepraktijken heeft ingericht tegen de moslimgemeenschap?
Voorzitter. Is er ook maar iemand in vak-K, de minister-president voorop, die zich schaamt voor wat er van Nederland is geworden in dit opzicht, dat het zo ver is gekomen en dat dit gebeurt? Mijn opa kwam naar Nederland om een bijdrage te leveren aan dit land en een toekomst op te bouwen voor zijn kinderen. Hoe pijnlijk is het dat de toekomst van zijn kleinkinderen, voor wie hij zich in het zweet werkte, in datzelfde Nederland inmiddels zo onder druk staat door racisme, discriminatie en moslimhaat? Na dertien jaar Rutte is er een overheid gecreëerd die een discriminerende vijand is geworden van de mensen in het land. We zagen deze premier onlangs nog op een schaamteloze manier verdedigen dat de rechter hem heeft veroordeeld voor het aanzetten tot discriminatie. Zijn opvolger, via een politiek doolhof, via de SP, GroenLinks en de PvdA uiteindelijk terechtgekomen bij de VVD, staat te popelen om Rutte op te volgen. Dilan Yeşilgöz is bereid om de toekomst van mijn generatie te verkwanselen door open te staan voor samenwerking met Wilders. Zondag konden we zijn verkiezingsprogramma lezen. Een discriminerend dreigement voor Nederland waarin moskeeën worden afgebroken, korans worden verboden, islamitische scholen moeten sluiten en vrouwen met een hoofddoek geen overheidsgebouwen mogen betreden. Dus alle vrouwen die werken voor de rijksoverheid, gemeenten en uitvoeringsorganisaties moeten volgens Wilders worden ontslagen als zij zich niet houden aan de hoofddoekobsessie van de PVV. Al die vrouwen die vanuit religieuze overtuigingen een hoofddoek dragen, mogen van Wilders het stadhuis niet betreden om hun rijbewijs te verlengen. Zelf noemt hij dit een programma waar de scherpe kantjes vanaf zijn. Ik noem dit onversneden moslimhaat.
En dat Dilan Yeşilgöz en de VVD de deur openhouden voor samenwerking met Wilders en de PVV is daarom een grote schande. Het is een knieval door een machtspolitica die bereid is om 1,5 miljoen moslims voor de bus te gooien voor de macht. Wij van DENK zullen hier elke dag weer tegen strijden, want mijn generatie verdient beter. Ons land verdient beter. Ons land verdient een politiek die radicaal staat voor gelijke kansen en een betrouwbare overheid. Dit betekent eindelijk durven kiezen voor het zwaarder bestraffen van discriminatie en racisme en ervoor zorgen dat de overheid geen discriminerende vijand met een harde aanpak meer is van mensen. Een overheid die de bezem haalt door de politieorganisatie en iedere racistische agent de laan uitstuurt, en die racistische werkgevers en makelaars een beroepsverbod geeft. Helaas lezen we in de begroting niks over het echt opvoeren van de strijd tegen discriminatie en racisme. Mijn vraag aan de regering is: waarom niet? Vinden de mensen in vak-K de huidige mate van bestrijding van racisme en discriminatie voldoende? Of is het kabinet ook op artikel 1 van de Grondwet demissionair?
Toen mijn opa naar Nederland kwam, moest hij toekijken hoe zijn naasten in Rotterdam werden bekogeld met stenen. Hoe pijnlijk is de parallel met de huidige tijd. Een tijd waarin opgehitste meutes staan te protesteren tegen asielzoekerscentra. De cynische rechtse partijen in dit huis laten een kabinet vallen om Nederland te winnen voor een racistisch zondebokverhaal. Dat de verzorgingsstaat en de woningmarkt onder druk staan, ligt volgens deze partijen aan kwetsbare vluchtelingen die voor hun veiligheid naar Nederland komen. Dat bekt zo lekker. De schuld van het eigen falen wordt afgeschoven op minderheden. Het is een beproefd recept. Met een Yeşilgöz voorop die met leugens over vluchtelingen en klimaat de haat aanwakkert.
De voorzitter: Ik vind het nu een beetje te ver gaan.
De heer Van Baarle (DENK): Ik vind het niet te ver gaan.
De heer Van Baarle (DENK): Prima, maar dan wil ik dat toelichten.
De voorzitter: We gaan niet beledigen.
De heer Van Baarle (DENK): Ik beledig niet.
De voorzitter: U beledigt eerst en dan gaat u het daarna toelichten. Beledigen doen we hier gewoon niet. Als u daarmee doorgaat, ik waarschuw u.
De heer Van Baarle (DENK): Prima.
(…)
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/2023-2024/2#18f49481