Tags
Inlichtingenwerk kan alleen in schaduwcircuit (Arnout Brouwers en Laurens Verhagen, Ten Eerste/de Volkskrant, 4-9-19
‘De diensten hebben geen vrijbrief’
Interview Arnout Brouwers met Michel van Eeten.
Was het verstandig van Nederland om zich hierin te mengen?
‘Dat is altijd de afweging: weegt het op tegen de risico’s? Je schept met zo’n actie namelijk wel de norm. Als wij dit doen, mogen andere landen dit ook bij ons doen. Maar als je dit niet doet, betekent het niet per definitie dat landen als Iran, China of Rusland zich koest houden.’
Stelling: De eerste zin is al een onlogische vraag, aangezien je de gewone maatschappelijke én politieke logica niet op inlichtingenwerk kunt loslaten. Waarom niet? In mijn jeugd heb ik veel spionageboeken gelezen en wat mij daarvan nu als volwassene/senior is ‘overgebleven’ of blijven hangen, is niet de spanning van die boeken en oorlogsavonturen (zoals de Biggles-series), maar dat het ‘veldwerk’ een volkomen oncontroleerbaar en onvoorspelbare wereld is.
In de eerste plaats zij opgemerkt dat spionage van alle tijden is want het staat zelfs genoemd in de bijbel, toen het land van Kanaän verkend (‘bespied’) moest worden bij de uittocht van de Israëlieten uit Egypte van de Farao, en het binnentrekken in een vreemd land dat daarom verkend moest worden want dat was de missie en opdracht van de leider en profeet van de Israëlieten. Er was geen kennis van dat land want dat volk kende het land Kanaän niet. Kortom, de hele menselijke geschiedenis kent sagen en legenden van dat inlichtingenwerk.
Iedereen heeft daarvan een eigen voorstelling van, maar misschien hebben alleen de in ons land werkzame hoogleraren Veiligheid en Terrorisme/Contraterrorisme – zoals https://nl.wikipedia.org/wiki/Beatrice_de_Graaf – echte kennis en inzicht van de AIVD. De vragen die de SP gisteren tijdens het Vragenuur van de Tweede Kamer stelde, horen dus wat mij betreft (als politiek- en staatsrechtsfilosoof) niet in een plenaire vergadering gesteld te worden, maar louter en alleen in de Kamercommissie Stiekem (in de volksmond).
Maar waarom die vreemde opmerkingen uit het citaat zoals ‘altijd de afweging: weegt het op tegen de risico’s? Je schept met zo’n actie namelijk wel de norm. Als wij dit doen, mogen andere landen dit ook bij ons doen’.
Dit noem ik onzin, want de omgekeerde wereld. Die afweging bestaat naar mijn gevoel niet. Volgens mij kun je de hypothese opstellen dat (westerse) inlichtingendiensten bestaan bij de gratie van de verdediging van het eigen land door ‘infiltranten’ van de vijand in ons eigen land, zoals Duitse diensten in de oorlog op ons grondgebied werkzaam waren. Acties zoals in Iran zijn noodzakelijk omdat dat land een gevaar is voor het westen. En omdat inmiddels algemeen bekend is dat alle digitale communicatie gehackt kan worden was het de moeite waard als de beste teams ter wereld dat zouden proberen aan te pakken. En risico’s bestaan feitelijk wel via dodelijke ongelukken, maar metaforisch niet aangezien die slachtoffers buiten de pers worden gehouden omdat anders een AIVD kunt opheffen. Ze zijn anoniem en blijven dat hun leven lang. Dat geldt ook voor de Special Forces. Risico’s – in de gebruikelijke zin – bestaan niet: omdat eigen slachtoffers wegens ‘falende operaties’ per definitie worden verzwegen en anoniem leven krijgen dan wel anoniem worden begraven.
Je ‘schept’ dus ook geen norm, maar die norm wordt door de omstandigheden, door de vijand ‘gecreëerd’. Het zijn bij wijze spreken geen vaste routineklussen van ‘9 tot 5’ waarmee je te maken krijgt, maar altijd veldwerk vol met onbekende omstandigheden, verrassingen en verraderlijke risico’s waardoor intuïtief opereren noodzakelijk wordt, tot aan spannende achtervolgingen in voertuigen die elkaar achtervolgen in een poging de vijand te arresteren en het land uit te wijzen.
Maar òf je de stelling ‘als je dit niet doet, betekent het niet per definitie dat landen als Iran, China of Rusland zich koest houden’, zo mag formuleren is dubieus. Feit is natuurlijk dat genoemde landen allemaal het oogmerk hebben om de ‘vijand’ (het westen ofwel de VS) hun dominantie af te nemen en in hun visie onschadelijk te maken. En Israël heeft volgens veel krantberichten de beste inlichtingendienst ter wereld en een reputatie in het onschadelijk maken van installaties die het land in gevaar kunnen brengen. Het is dus én een maatschappelijk feit en een politieke noodzaak dat dergelijke diensten wereldwijd bestaan: ‘Het recht op zelfverdediging’ per bestaande natiestaten op deze aarde.
Mag de AIVD zomaar iedereen op deze manier aanvallen?
‘Er is een lijst met landen waartegen onze diensten offensieve acties mogen uitvoeren. Iran hoorde daar blijkbaar bij. En dan nog hebben de diensten geen vrijbrief om lukraak van alles te doen.’
Geen ‘vrijbrief om lukraak van alles te doen’ wordt alleen al bevestigd door de praktijk van diplomatieke schandalen als er spionagemedewerkers (vanuit Haagse ambassades) ons land worden uitgestuurd omdat ze betrapt zijn op illegale activiteiten ofwel staatsgevaarlijke handelingen voor ons land.
Hoe duidt u de aanval op het atoomcomplex? Is het een oorlogshandeling?
‘Nee, zeker niet. Dit is uiteindelijk gewoon fysieke sabotage, geen spionage en ook geen oorlogshandeling. Het heeft, voor zover we weten, geen mensenlevens gekost.’
Als de vele Israëlische intercepties in het heden en verleden op gevaarlijke ontwikkelingen in omliggende buurlanden geen ophef veroorzaken, waarom dan wel bij ons?
Ziet de wereld er na deze operatie anders uit?
‘In de beeldvorming is dit inderdaad het begin van de digitale oorlogsvoering. Maar de angstscenario’s zijn niet uitgekomen. Ieder jaar worden we gewaarschuwd dat de Nederlandse infrastructuur kwetsbaar is voor digitale aanvallen.
‘De realiteit is ondertussen dat dit de afgelopen twaalf jaar niet is gebeurd. Daar zijn redenen voor: dergelijke aanvallen zijn extreem kostbaar en bovendien ontbreekt het de landen aan een motief. Waarom zou bijvoorbeeld China de Rotterdamse haven willen platleggen als de Chinezen die haven toch al voor de helft in handen hebben? Daar hebben ze geen enkel strategisch belang bij.’
Weer een vreemde opmerking: ‘Bovendien ontbreekt het de landen aan een motief’. Omdat als voorbeeld Chinese ‘bemoeienis’ met havens in Griekenland die zij al in handen hebben, zouden ze geen motief hebben aan bepaalde infrastructuur om die haven plat te leggen. Ik zou menen dat dit onzin is omdat nieuwe techniek – digitaal, nano-, en plasmatechniek of zelfs genetische aanvallen – allemaal uitgetest moeten worden voor in de toekomstig driegende oorlogen omdat alle wereldleiders beseffen dat een ‘komende oorlog’ nog nooit is uitgeprobeerd én een échte oorlogsconfrontatie niemand zal overleven. Vandaar we nu redelijk veilig kunnen leven omdat alle nieuwe technieken in permanente stadia van ontwikkeling [in statu nascendi] verkeren terwijl alle grootmachten weer met enorme investeringen bezig zijn om het ouderwetse oorlogstuig te vervangen door hypermoderne, zoals net genoemd.
Kortom, omdat het hier ook vaak om pure speculatie en complottheorieën gaat, heeft het geen enkele zin om hierover tijdens Kamerdebatten te spreken omdat niemand de feiten kent. Wanneer wordt dus SP-woordvoerder Karabulut eens wat wijzer?
Michel van Eeten
Een geheim agent van de AIVD infiltreerde in het Iraanse atoomcomplex bij Natanz. Hoe moeten we hier moreel over oordelen? ‘Er is een lijst met landen waartegen onze diensten offensieve acties mogen uitvoeren.’
Daarover hoeft niet moreel over geoordeeld te worden omdat het noodzakelijk werd beoordeeld om tot actie over te gaan.
https://krant.volkskrant.nl/titles/volkskrant/7929/publications/736/articles/964146/11/2
0-0
De Nederlandse inlichtingendiensten vervullen vaak ongezien een nuttige rol. Maar de onthulling over Nederlands succesvolle deelname aan een operatie tegen Irans nucleaire programma roept ook vragen op.
ARNOUT BROUWERS
‘Als Nederland twee militairen naar een ver land wil sturen om een waterput te slaan in een niet geheel veilige omgeving, sturen twee ministers daarover een vuistdik boekwerk naar de Tweede Kamer. Daar wordt de missie uitputtend besproken, wat kan leiden tot een andere kleur waterput om het politieke draagvlak te vergroten.
‘Wie de politieke besluitvorming over militaire operaties afzet tegen de democratische controle op operaties van de geheime diensten, kan niet anders concluderen dat het verschil groot is. Deels komt dit door de aard van het inlichtingenwerk, dat vaak strikte geheimhouding vereist – voor het welslagen van de operatie en de bescherming van individuen. Ook bij de cyberaanval op het Iraanse nucleaire programma in 2007, waarover de Volkskrant dinsdag de betrokkenheid van Nederlandse diensten onthulde, was de behoefte aan geheimhouding evident.
Zoals ik in het voorgaande al heb geprobeerd uiteen te zetten, kan er volgens mijn logica geen sprake zijn van ‘vaak’ strikte geheimhouding, noch van ‘behoefte’ aan evidente geheimhouding. ‘Vaak’ betekent dus ‘altijd’ en ‘behoefte’ kan worden omgezet in ‘noodzaak’. Want het gaat om parallelle werelden, die niet onwettig genoemd kunnen worden omdat er niets onwettigs – lees: politieke kwetsbaarheid van de betrokken minister – gebeurt, maar altijd een noodzakelijke reactie vanwege de manipulerende vijand in ons land. En in de eerste beschouwing van gisteren in deze krant konden we al de bevestiging lezen van digitale manipulaties van verkiezingen via sociale media. Het is dus aantoonbaar dat huidige digitale techniek een ideaal spionage- en manipulatiewerktuig is geworden.
‘Toch roept het vragen op over besluitvorming en democratische controle. De digitale en technologische revolutie openen voor geheime diensten een wereld aan dreigingen en mogelijkheden. ‘Om je daartegen te kunnen verdedigen, moet je ook offensieve wapens ontwikkelen’, zegt een betrokkene. Vanwege de aard van het onderwerp wil hij, net als andere geïnterviewden, alleen anoniem zijn verhaal doen.
Of alles ‘offensief’ genoemd kan worden betwijfel ik omdat er naar mijn inschatting een parallel bestaat met strategische bedrijfsvoering binnen het bedrijfsleven. Je moet zeer goed op de hoogte zijn van wat de commerciële concurrenten doen (en nalaten) en daarop je eigen bedrijfsstrategie afstemmen. Een ‘blind’ management van willekeurig bedrijf gaat binnen de kortste tijd failliet omdat er geen zicht is ontwikkeld op het eigen marktsegment. Het kan niet anders dan dat deze ‘bedrijfswetten’ ook gelden in het inlichtingenwereldje, want waar gelden ze niet?
‘Maar als cyberoorlog een instrument van buitenlands beleid is geworden, wie toetst dat dan? Wist de minister van Buitenlandse Zaken van de Iraanse operatie af, of de Tweede Kamer? Het antwoord op beide vragen zou weleens nee kunnen zijn, zeggen verschillende betrokkenen met directe ervaring bij de informatie-uitwisseling over geheime operaties. Er is een onderministerraad waarin betrokken ministeries, ook Buitenlandse Zaken, reguliere rapportages van ‘de diensten’ krijgen. Daar passeren analyses, geen operationele plannen. Er is ook de ‘commissie stiekem’ van de Tweede Kamer, waarin de fractievoorzitters van zes grotere partijen ingelicht worden over het werk, maar ook hier gelden beperkingen. ‘Bovendien’, zegt een bron, ‘moeten de politici wél aanwezig zijn en de rapporten wel echt lezen. De democratische controle kan heel goed zijn, of flinterdun.’ Over wat ze daar horen, mogen de fractievoorzitters niet in het openbaar praten.
Ook hier weer vragen – zoals wie toetst dat dan? – die zinloos zijn want het gaat om een onderdeel van regeringsverantwoordelijkheid, zoals de AIVD dat is. Natuurlijk is de minister van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken daarvoor verantwoordelijk, en die bewindspersoon zal in het Kamerdebat verantwoordelijkheid afleggen, voor zover dat mogelijk is, namelijk zonder enig detail te noemen. Alleen in abstractie. Maar dreigt daarmee die verantwoordingsplicht staatsrechtelijk een lachertje te worden? Neen natuurlijk, want als de Kamer die dat ministeriële antwoord niet accepteert, wordt de minister geconfronteerd met een motie van wantrouwen en als deze wordt aangenomen, wordt de koning ontslag aangeboden. En dit kan dus als ‘toetsmoment’ worden gekwalificeerd en daarom worden ook deze vragen in de krant wat te lichtzinnig gesteld omdat de journalisten niet begrijpen hoe deze materie benaderd moet worden, namelijk met alleen ‘gezond verstand’ en ‘logica’ aangezien alles afleidbaar is met ons bestaande staatsrecht. Maar daarin zijn bestaande opleidingen journalistiek te mager ingericht, of misschien helemaal niet toebedeeld. Dat vind ik op mijn beurt kwalijk.
‘Wie wel alles mogen zien en overal meekijken, zijn de medewerkers van de Commissie van Toezicht op de Inlichten- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Zij rapporteren ‘streng en kritisch’, en kunnen de Tweede Kamer desnoods ook vertrouwelijk informeren.
En natuurlijk hebben oppositiepartijen de taak om op ieder thema dwars te gaan liggen en met name de SP is altijd fel als het om de controle van de Kamer gaat, maar dat is ook verklaarbaar omdat die fractie verder geen visie heeft hoe het parlement moet controleren en alleen de standaard socialistische stokpaardjes berijden en dat is vanuit hun dogmatiek ook volkomen verklaarbaar. Ze hebben geen andere instrumenten in handen.
‘In het inlichtingenwerk worden moeilijke afwegingen gemaakt over wat wel en wat niet gemeld moet worden, en of je voor bepaalde informatie vuile handen mag maken of niet. En zo ja: hoe vuil? De directeuren van de diensten bespreken hun bevindingen met de secretaris-generaal (SG) van het departement waaronder ze vallen – Binnenlandse Zaken voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Defensie voor de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst. Met daarachter de minister. ‘Zo’n SG neemt daar formeel kennis van, maar hij kan ook zeggen: dat gaan we niet doen.’
Als bij deze passage wederom een vergelijk wordt gemaakt met het bedrijfsleven, dan mag de vraag ‘wat wel en wat niet gemeld’ moet worden, geen rol spelen. Alles gaat om de resultaten en dus om ‘targets’ die in hun abstractie onbenoemd kunnen blijven, want het gaat om bedrijfsresultaten. Daarbij is alleen belangrijk welke doelen wel én niet bereikt zijn en dan vooral waarom niet. Daarover kan dan van gedachten worden gewisseld zodat de geconstateerde feiten en meningen tot het gezonde eindproduct gaan leiden en dat totaalproduct altijd beter wordt.
En omdat ik niet alleen staatsrecht vanuit mijn studie politicologie heb gedaan – generaties terug – maar nu op ‘herhaling’ ben gegaan met het oog op een te schrijven dissertatie, maak ik me boos over Kamerleden die die materie niet voldoende beheersen. Vandaar dat ik dit artikel als voorbeeld neem voor mij een aanknopingspunt is om de kwaliteit van ons parlement (en journalistiek) aan de orde te stellen.
‘Grote zaken als de cyberaanval op Iran, of de onderschepping van Russische spionnen bij de Chemische Wapens organisatie in Den Haag vorig jaar komen zelden voor. Maar Nederland is wel, ook voor veel bondgenoten, ‘het luisterend oor’. Nederland vangt veel op en is daarom een ‘dankbare schakel’ in de uitruil van informatie tussen inlichtingendiensten. Met de informatie die Nederland terug krijgt, kan soms preventief worden opgetreden tegen terroristische dreigingen hier. Soms wordt ook samengewerkt met diensten van niet-bondgenoten, en dat heeft ‘bijvoorbeeld in Afghanistan vele Nederlandse levens gespaard’.
Wat dus ‘overtuigend’ goed gaat met onze diensten volgens ‘buitenlandse bronnen’, behoeft daarom geen nadere toetsing in de Kamer; iedere kritische vraag betekent tijdverspilling in het debat. Maar dat heeft de Kamer zelf niet in de gaten omdat de volksvertegenwoordigers alleen met zichzelf én elkaar bezig zijn.
‘Dat de diensten kritisch gevolgd moeten worden, juist omdat ze in ‘een schaduwwereld‘ opereren, is evident, zegt een bron. ‘Maar zodra die wereld aan het licht komt, werkt die niet meer. Als je dit wilt controleren, kun je wel ophouden.’ En dan krijg je ook niks meer van andere diensten. Dat wil niemand, maar het zal de roep om meer toezicht niet smoren. Het blijft koorddansen in de duisternis, net als het inlichtingenwerk zelf.
De eerste zin- zelfs de hele passage – is dus gewoon onjuist als het gewone boerenverstand wordt gevolgd, en dat toont ook aan dat bronnen niet altijd betrouwbaar hoeven te zijn. Omdat ik mijn betoog op staatsrecht heb gebaseerd, hoop ik nu dat de Kamer daaruit lering trekt en anders wordt het ook onderdeel van mijn proefschrift.
https://krant.volkskrant.nl/titles/volkskrant/7929/publications/736/articles/964146/11/1