Ook kweekvlees heeft een sappig verhaal nodig (Mirjam Vossen, Tech en Media/fd, 12-10-19)
Nieuwe technologieën als kweekvlees en genetisch ingrijpen met Crispr-cas beloven veel voor de oplossing van milieu- en voedselvraagstukken. Maar dan moet het publiek ze wel accepteren. Groene ‘framing’ helpt daarbij.
Kweekvlees zit in de kraamkamer. Van Amerika tot Japan werken enkele tientallen bedrijven aan de ontwikkeling van hamburgers en hotdogs waar geen beest voor hoeft te worden geslacht. De beloftes van kweekvlees en kweekvis zijn groot: vlees of vis zonder dierenleed, vlees zonder verspilling van landbouwgrond, vis zonder het leegvissen van de oceanen. Voedsel voor 11 miljard mensen waarbij we – anders dan bij veel vleesvervangers – gewoon van de bite en de smaak van vlees kunnen blijven genieten. Mosa Meat, een Maastrichtse ontwikkelaar van kweekvlees, denkt dat het over drie tot vier jaar op de markt kan zijn.
In Europa moet het product zich eerst nog een weg banen door het woud van eisen van de voedselveiligheidsautorteit EFSA. Vervolgens moeten lidstaten stemmen over de toelating op de Europese markt. In Amerika wacht regulering door de Food and Drug Administration FDA en het Amerikaanse Ministerie van Landbouw. Dan pas ligt het in de winkel of staat het op de menukaart.
Maar nú al moeten de ontwikkelaars van kweekvlees zich bekommeren om hearts and minds van de consument. Dat zegt het Good Food Institute, een Amerikaanse organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling van kweekvlees: ‘We hebben een gouden – en korte – kans om de publieke opinie proactief te informeren over deze baanbrekende methode van vleesproductie.’ Het consumentenvertrouwen, aldus het instituut, begint lang voordat we met onze boodschappenkar door de supermarkt rijden. Het begint met krantenkoppen, debatten op sociale media en gesprekken met vrienden. Een goed gekozen frame vooraf plaveit het pad voor de acceptatie.
Met dat consumentenvertrouwen zit het volgens Mosa Meat wel snor. Uit een eigen peiling zou blijken dat 52% van de Nederlanders zijn tanden wel in een kweekburger wil zetten. Dat is genoeg om early adopters over de streep te trekken. De grootste uitdaging, zo zegt Mosa Meat, is het volledig vervangen van serum uit ongeboren kalveren door een kunstmatig serum. Mosa Meat heeft inmiddels zo’n serum ontwikkeld. En dan is er nog het terugdringen van de kostprijs: een gekweekte hamburger, op grote schaal geproduceerd, zou nu nog 9 euro kosten. Kortom, wanneer het product veilig en goedkoop genoeg is, dan volgt de consument vanzelf.
Muur botsen
Het zou echter niet de eerste keer zijn dat een veelbelovende technologie in de echte wereld tegen een muur botst. Genetisch gemodificeerd voedsel is een voorbeeld. Uit meer dan duizend studies komt overweldigend wetenschappelijke bewijs dat genetisch gemanipuleerde gewassen veilig zijn om te eten. In Europa is de regelgeving echter zo streng, dat ze hier – in tegenstelling tot in de VS – nauwelijks op de markt komen.
Het probleem met deze passage is dat hier wordt gesuggereerd dat ‘Uit meer dan duizend studies komt overweldigend wetenschappelijke bewijs dat genetisch gemanipuleerde gewassen veilig zijn om te eten’, maar dat die zekerheid helemaal niet bestaat, want wat wel het geval is omdat onze meetinstrumenten dat niet kunnen voorspellen op de lange termijn en dus dat een volgende generatie met onvoorspelbare ziekten en afwijkingen te maken krijgt vanwege dat gemanipuleerde voedsel. Het is dus ook vreemd dat de hedendaagse journalistiek aan dat feit voorbij gaat zoals in dit artikel.
Hetzelfde lot treft vooralsnog Crispr-Cas, een technologie waarmee, simpel gezegd, genen van organismen ‘aan’ en ‘uit’ kunnen worden gezet. Zo kun je relatief eenvoudig mais of tomaten maken die beter tegen droogte kunnen of minder snel ziek worden. Aan Crispr-Cas komt geen vreemd gen te pas, met natuurlijke selectie zou je hetzelfde resultaat kunnen krijgen. Toch scharen de Europese autoriteiten het onder de regels voor genetische gemanipuleerde gewassen – geholpen door de milieulobby en een terughoudende publieke opinie.
Ook hier staat naar mijn bescheiden mening iets onzinnigs, omdat ik lees dat genen weliswaar volgens huidige wetenschappelijke technieken ‘aan en uit kunnen worden gezet’, maar het waarom daarvan en de consequenties hiervan geheel onbekend zijn en ook – zelfs – niet overdacht kunnen worden (vergelijkbaar met het feit dat zelfs artsen niet begrijpen hoe het menselijk hart of hersenen werken, maar dat ook niet relevant is omdat het om de techniek en ingrepen gaat waarmee hersenen en hart moeten worden genezen). Kortom: wij begrijpen onze eigen technieken niet, maar hebben ze wel uitgevonden en die kunnen worden gebruikt in de hoop dat ze ‘aanslaan’ bij patiënt én consument.
Om maar een praktisch voorbeeld te noemen vanuit mijn voorliefde voor mais: vanwege mijn gevorderde leeftijd kan ik direct proeven wat het verschil is van een blikje mais uit de VS en ons vroegere blikje ongemanipuleerde mais vanuit Europa: dat smaakte echt ‘natuurlijk’, terwijl het huidige geïmporteerde mais zondermeer kunstmatig smaakt. Je proeft een ‘soort’ plastic in je mond. Die blikjes schaf ik dus niet aan, en als er geen ongemanipuleerde blikjes aanwezig zijn, nou jammer dan.
Ook lang bestaande technologieën kunnen de publieke opinie tegen zich krijgen. Neem vaccinaties, een krachtig wapen in het terugdringen van ziektes en handicaps bij kinderen. Tot voor kort vond je de weerstand ertegen vooral in streng-religieuze kringen. Inmiddels worden vaccins in grotere kring beschuldigd van onveiligheid. Dan kernenergie, de energievorm die niet alleen weinig CO2 uitstoot, maar die tot op heden ook de minste slachtoffers per opgewekte eenheid energie heeft gemaakt.
Hier wordt mijns inziens een dramatische denkfout gemaakt door kernenergie als veilig te kwalificeren, terwijl dat alleen geldt voor geringe CO2-uitsloot, maar niet ten aanzien van slachtoffers, omdat daarover geen gegevens bekend zijn. Maar dat is te verklaren: als er ergens een kernongeluk of zelfs alleen maar een ‘klein’ incident zoals lekkende muren of pijpleidingen plaatsvindt, wordt er al groot alarm geslagen en direct gecommuniceerd met de buitenwereld zodat iedereen ver uit de buurt van de kerncentrale wegblijft. Want wat een dergelijk ongelijkheid – in vele soorten variaties – over het hoofd zien is dat er radioactieve dampen, hetzij vanuit de generatoren zelf, dan wel vanuit het opgeslagen kernafval. En hiermee ben ik aan de kern van mijn betoog gekomen: over dat afval wordt eeuwig gezwegen, terwijl de specialisten ook niet weten hoe dat moet worden aangepakt, gelet op het informatiemateriaal van de stichting WISE:
Radioactief afval moet grotendeels voor duizenden jaren (240.000 jaar) letterlijk van mens en milieu afgeschermd bewaard worden. Je mag er niet mee in aanraking komen, het mag niet lekken en zich niet verspreiden, omdat de straling die het afgeeft levensgevaarlijk is. Toen in de jaren zeventig de eerste kerncentrales werden gebouwd dacht men dat er wel een oplossing gevonden zou worden voor het afvalprobleem. Ruim 60 jaar later weten we het nog steeds niet; geen enkel land ter wereld heeft een definitieve bergingsmethode gevonden. Alle opties zijn al voorbij gekomen; naar de zon schieten, diep in de oceaanbodem laten zinken, verbranden, bovengronds, ondergronds, in zout, klei en graniet. De nucleaire industrie zit met een enorm dilemma; zolang er geen aanvaardbare oplossing is voor het kernafval zal er nooit maatschappelijk draagvlak ontstaan voor meer kernenergie. Zodra ze pleiten voor een bepaalde methode en locatie voor het afval (Drentse en Groningse zoutlagen, Brabantse klei, etc.) komt de bevolking in opstand. Hierdoor wordt de beslissing steeds uitgesteld maar ondertussen gaat Nederland gewoon door met het produceren van dit afval. Opeenvolgende regeringen hebben zich niet durven branden aan een keuze voor een definitieve oplossing. Al het radioactieve afval wordt nu ‘voor minimaal 100 jaar bovengronds opgeslagen bij de COVRA in Zeeland’. Ofwel; de volgende generaties zoeken het maar uit…
WISE vindt dat een regering die er voor kiest om kernenergie te gebruiken en kernafval te produceren ook het lef moet hebben om duidelijk te maken wat er met het afval moet gebeuren: Waar moet het dan worden opgeslagen, en op welke manier? De Europese Unie dwingt alle lidstaten nu om in elk geval weer na te gaan denken over deze ‘hete aardappel’. In 2015 moest elke lidstaat met een plan komen. Helaas mag daar ook gewoon in staan dat het betreffende land nog 50 of 100 jaar ‘na gaat denken over een definitieve oplossing’. Dit is wat Nederland heeft gedaan. De EU vindt wel dat er dan ondertussen met de maatschappij een discussie op gang moet komen over een definitieve oplossing. (“burgerparticipatie”). Dat zou betekenen dat wij dus na gaan denken en meepraten over een oplossing die onze kleinkinderen over 100 jaar moeten uitvoeren, en dat terwijl er elke dag afval bij komt… Onaanvaardbaar. Wie blijft doorgaan met het produceren van dit soort afval zal de verantwoordelijkheid voor het afvalprobleem niet moeten doorschuiven naar de volgende generaties maar zelf moeten nemen.
Hoeveel kernafval is er eigenlijk?
Er zijn verschillende ‘soorten’ kernafval, er is een internationaal geldende indeling gemaakt die gebaseerd is op de levensduur en de stralingsintensiteit van het afval:
HOOGRADIOACTIEF AFVAL
In 2014 was er in Nederland 68 m3 hoogradioactief afval aanwezig. Dit afval bestaat voornamelijk uit verglaasd opwerkingsafval (afval dat na opwerking wordt verpakt in glas) en afval met een zeer lange levensduur uit de kernenergiecentrales Borssele en Dodewaard. Verder bestaat het uit afval dat ontstaat bij de productie van medische isotopen en de verbruikte splijtstof uit de onderzoeksreactoren in Petten en Delft. Dit verbruikte splijtstof uit de onderzoeksreactoren bevat naast splijtingsproducten de zwaardere actiniden, waaronder uranium en plutonium en kent daarom een nog langere levensduur dan de opgewerkte splijtstofstaven.
LAAG- EN MIDDELRADIOACTIEF AFVAL (LMRA)
Aan laag- en middelradioactief afval ligt in Nederland circa 10.000 m3 opgeslagen bij de COVRA. Van deze hoeveelheid afval is ongeveer de helft afkomstig van de kernenergiecentrales Borssele en Dodewaard. Een klein gedeelte hiervan zal in de komende 100 jaar vervallen tot onder de vrijgavegrens en zal daarom niet voor duizenden jaren hoeven te worden opgeslagen.
Het laag- en middelradioactief afval wordt in Nederland in vier klassen onderverdeeld:
Klasse A: hierin bevinden zich alfa-emitters, dit is afval met de langere halfwaardetijden
Klasse B: dit is afval uit kerncentrales met bèta- of gamma-emitters
Klasse C: dit is overig bedrijfsafval met bèta- of gamma-emitters met een halfwaardetijd van meer dan 15 jaar
Klasse D: hierin bevindt zich afval met bèta of gamma-emitters met een halfwaardetijd korter dan 15 jaar.
Nederlands beleid
Eindberging van radioactief afval
In Nederland wordt al het radioactieve afval voor minstens 100 jaar bovengronds opgeslagen bij de COVRA in Borssele. Daarna moet ‘definitieve‘ berging plaatsvinden. Waar? Hoe? De overheid en de producenten hebben geen idee. Wel hebben ze een mooi schema, een tijdsplan waarin staat hoe het denken over een oplossing georganiseerd gaat worden.
Sinds 2011 wordt via het Onderzoek Programma Eindberging Radioactief Afval (OPERA) onderzoek gedaan naar ondergrondse berging van radioactief afval. EPZ (de exploitant van de kerncentrale in Borssele) en de overheid betalen dit onderzoek. Daarnaast wordt in Europees verband onderzoek gedaan.
Op dit moment is er nog niet één land dat een eindberging voor hoogradioactief afval heeft. In Duitsland en Amerika zijn pogingen ondernomen voor laag- en middelactief afval en voor militair kernafval. In beide gevallen liep het slecht af. Zweden en Finland zijn binnen Europa het verst met de uitvoering van plannen voor ondergrondse opslag. Nederland heeft hier nog geen beslissing over genomen. Wel is besloten dat eenmaal opgeborgen radioactief afval terug te halen moet zijn. Natuurlijk kan dat weer veranderen; volgens het huidige beleid gaan we pas over 100 jaar beslissen waar we het kernafval opslaan……
Nationaal programma eindberging radioactief afval
Elke EU-lidstaat moet werken aan een “nationaal programma rond de eindberging van radioactief afval”. De lidstaten moesten hun programma in 2015 aan de Europese Commissie voorleggen.[i]
Hoogst verbazingwekkend dat dit onderdeel kernafval van kernenergie bijna nooit aan de orde komt, en zelfs niet in het FD. Omdat ik alles over deze thema’s bijhoud in de kwaliteitskranten, heb ik de indruk dat er taboeonderwerpen bestaan waar ook de kranten geen onderzoek naar doen. Hierbij druk ik me bewust beschaafd uit, omdat ik voel dat er veel meer aan de hand is in de kernenergiewereld, maar alles zich in het verborgene afspeelt. Alle regeringen weten dat er massaal opstand uitbreekt onder de bevolking als er meer kernenergiecentrales worden gebouwd want dat kernafvalprobleem wordt structureel genegeerd. En dat de traditionele, altijd conservatieve, partijen dit probleem negeren, is veelzeggend.
P.S. Afgelopen weekend werd – toeval? – in Het Parool een nieuwe publicatie besproken: ‘De laatste kinderen van Tokyo’ door Yoko Tawada (over de kernramp in Fukushima).
https://fd.nl/futures/1319003/ook-kweekvlees-heeft-een-sappig-verhaal-nodig
[i] https://wisenederland.nl/kernenergie/dossier-kernafval-nederland#Hoeveel%20kernafval%20in%20Nederland