Tags
Stelling: Terugblikkend vanuit het verleden toen de eerst bewindsman in de persoon van staatssecretaris Weekers (belastingen, VVD) zijn aftreden aankondigde, valt op hoeveel er binnen de bureaucratie op alle fronten zoveel verkeerd is gelopen, en vooral door toedoen van ‘oude’ traditionele bestuurders zoals de toenmalige minister van Justitie Opstelten (VVD). En de cowboymentaliteit van zijn staatssecretaris Teeven met zijn ‘bonnetjesmentaliteit’. Wat valt hieruit- de doorlopende geschiedenis van falen van bewindslieden – te leren, zonder in alle rapporten te duiken die door onderzoekscommissies zijn uitgebracht?
De lessen zijn dat de huidige overheidsbureaucratie probleemloos is ‘blijven doorgroeien’ vanwege ons politieke bestel waarin alles ‘zo besloten mogelijk’ wordt gehouden, want ‘wie niet weet, valt niets te verwijten’. Maar in dit opzicht levert Zweden een veel beter voorbeeld: Alle overheidsstukken zijn openbaar en worden ook digitaal bekend gemaakt en dus gepubliceerd. Dat is punt één.
Punt 2: Ons land is niet de enige (lid)staat die gepolariseerd is, want dat verschijnsel komt overal binnen de EU en ook elders in de wereld voor en dan nog in veel ernstiger mate dan bij ons. Maar die polarisatie levert ook een cultuurverschijnsel op dat iedereen zijn eigen gelijk proclameert en waarin iedereen elkaar het licht in de ogen niet gunt. Dat gaat het dus fout.
Wij zijn in dat verband letterlijk de ‘gekke henkie’ van de wereld geworden wat de ‘ogenschijnlijke’ degelijkheid van onze bureaucratie betreft. Maar aangezien iedere vorm van bureaucratie gewantrouwd moet worden vanwege de ideale beginselen daarvan die vanuit het verre ontstaansverleden zijn gebruikt , is dat wantrouwen in de loop der tijd extra gevoed door de ontstane polarisatie die aan alle idealen een einde maakte. Vandaar dat we nu in een ideologieloos – lees: ‘idealenloos – tijdperk leven waarin alleen nog pragmatisme een rol kan spelen.
Waar de bureaucratie gekenmerkt werd door kwaliteit, degelijkheid en onafhankelijkheid, is daar geen spoor ‘méér van herkenbaar en zijn de ambtenaren allemaal carrièrezoekers geworden met iedereen z’n eigen belangen en geheime agenda’s. Dat is in een sterk competitieve samenleving van de vrije markt als de onze ook onvermijdelijk, maar dat betekent ook dat de structuur van een Algemene Bestuursdienst niet meer aan de vereisten en bekwaamheden van vandaag de dag voldoet. En dat valt ook duidelijk uit onderstaande verslagtekst af te lezen.
Púnt 3, nadat de onbekwaamheid van onze ambtelijke diensten hierboven zijn vastgesteld, is dat het parlement én politieke partijen hierin een even zware verantwoordelijkheid hebben gedragen en dus mede schuldig zijn aan deze ontwikkeling. Dit vanwege de toevloed aan onervaren nieuwe parlementariërs die de Kamer in de afgelopen decennia zijn binnen komen waaien. Dat helpt niet om een gedegen en bekwaam parlement er garanderen, om het zo maar beschaafd te formuleren. Maar mijn afkeer aan deze Kamerleden is immens groot. Vanwege het oeverloze geleuter.
Om maar een voorbeeld uit onderstaande tekst eruit te lichten: de ‘blunder’ die Renske Leijten (SP) maakte was dat zij haar emoties niet onder bedwang kon houden – hoe gerechtvaardigd ze ook waren, maar die dienden via een andere uitlaatklep te uitgang te vinden: via de ratio en de juiste argumenten – en dat ondanks haar jarenlange ervaring in de Kamer.
Het parlementaire bedrijf is als controlerend bedrijf tegenover een overmatig gerationaliseerd ambtelijk apparaat, ook alleen gebaat van een goede rationele en vakbekwame uitrusting van haar eigen parlementariërs, de zittende Kamerleden. En in dit onderstaande verslag lees ik dat Farid Azarkan (Denk) een oud-ABD’er is, maar ondertussen wel de blunder maakt om de naam Wiebes te noemen, zoals ook door anderen genoemd. Waarom blunder?
Omdat namen nooit genoemd mogen worden zoals Rutte terecht aangaf, maar die namen ook zinloos zijn want het debat kan scherper in de anonimiteit van bewindsleden gevoerd worden. Ik weet dit omdat ik tijdens mijn studiejaren ook een verplicht bijvak bestuurskunde heb gevolgd – en nu onbekend met de huidige vakliteratuur – niet weet hoe het er in collegezalen toegaat. Maar aan het adres van Azarkan stel ik wel één ding vast: het is niet de schuld dat Wiebes mislukt is op Belastingen, maar vanwege de cultuur op die dienst die gekenmerkt werd/wordt door aparte koninkrijkjes die de belastinginspecteurs hebben opgebouwd. Uit kranten las ik hun wil wet was/is, en daarmee zal de politiek leiding het moeten doen, tenzij je beschikt over een ambtelijke top die die tegenmacht effectief kan weerstaan.
Dit is maar een voorbeeld va hoeveel er schort aan ‘heel veel zaken’ binnen de bestaande bureaucratie in ons land. Ik ben vanuit mijn basisopleiding als politicoloog ook gestart met een ambtelijke loopbaan, maar ontdekte al snel dat de werkelijke realiteit een heel ander was die ik in de collegebanken hoorde, en ook geen behoefte had om mijn ambities op dat vlak door te drukken, laat staan praktijken te bezigen als ‘hielenlikken’ en ‘ellebogen gebruiken’, kortom mezelf ‘weg te cijferen’. Ja en amen te knikken. En daarom kan ik nu als vrij man mijn bevindingen uit die jaren aan het scherm toevertrouwen. Ook van vier partijen lid geweest waar ik alleen maar carrièrejagers heb aangetroffen en vriendenpolitiek of stemmingsuitslagen op congressen organiseren en dus telefooncircuits. Dat was mijn wereld niet.
Terug naar Wiebes uit de mond van Azarkan. Mij is duidelijk geworden – omdat ik hem consequent heb gevolgd als minister van Economische Zaken en Milieu -, dat hij in de Kamer verbaal onverslaanbaar is en niet voor niets als briljant en geniaal brein wordt omschreven, en dat alleen al vanwege zijn ‘volmaakte geheugen’ als bijna algoritmisch functioneert en tijdens ieder Kamerdebat de woordvoerders de baas is. Voor mij een genot om naar te luisteren en zeker iemand die capabel genoeg is als toekomstig minister-president. Niemand is tegen hem opgewassen.
Mijn (onbewijsbare) conclusie is dat hij machteloos stond als invaller van Weekers, om daar op Belastingen orde op zaken te stellen, want hij is simpelweg geen bureaucraat, maar een verdwaalde academicus in de politiek. Die man is vanuit zijn briljante brein in staat om binnen een week tijd op een nieuw departement een Kamerdebat te voeren zonder ambtelijke stukken erbij; alsof hij bij het zien van alle documenten die hij aangeleverd krijgt direct alles in zijn geheugen kan opslaan en op ieder gewenst moment kan reproduceren. Onvoorstelbaar is dat. Maar ze bestaan.
Daarom is hij in mijn ogen een geboren kampioen bewindsman die wél degelijk past in de categorie van bewindspersoon thuishoort en waar hij ‘faalt’ is het de schuld van zijn ambtenaren die hem hebben onderschat en een spelletje met hem spelen (zoals zijn onbekendheid met de vertrekregeling van ambtenaren op zijn departement).
En daarmee hoop ik dat verwijt vanuit de Kamer te hebben rechtgezet. Waar een Opstelten en anderen nooit benoemd hadden mogen worden, daar dragen de politiek partijen en hun partijleiders (mede) schuld aan disfunctioneren. Het is die ambtelijke en bestuurscultuur die niet deugt.
Tot zover in eerste instantie. Wordt dus nog vervolgd. Dankzij FD-redacteur Jonker voelde ik me geïnspireerd om deze kanttekeningen te plaatsen. Ik plaats hieronder de gehele tekst aangezien ik bij iedere alinea een commentaar kan en moet plaatsen.
Ook Rutte staat met mond vol tanden in toeslagenaffaire (Ulko Jonker, Politiek/fd, 23-1-20)
In het kort:
- Minister-president Mark Rutte legde dinsdag verantwoording af in de Tweede Kamer voor blunders van de Belastingdienst.
- Rutte’s verweer dat hij, noch zijn regering, alles kon weten wat zich afspeelde bij de dienst, viel in slechte aarde bij de oppositie.
‘Er zijn van die onderwerpen die heel groot worden’, zei de man die zaken het liefst klein maakt dinsdagavond. Het neerhalen van MH17 is voor Mark Rutte de buitencategorie, met 298 doden van wie 196 Nederlanders. ‘Daar komt niets bij in de buurt’. Maar ‘Groningen’ en de toeslagenaffaire, ook bekend als ‘CAF-11’, staan voor hem op plek twee en drie in de rangorde van zaken die misgingen sinds hij dienstdoet als minister-president.
‘Rutte legde voor het eerst in de Tweede Kamer verantwoording af in de toeslagenaffaire. Hij is de enige bewindsman die ook in 2013-2014 het land bestuurde toen de ontsporing van de fraudejacht plaatsvond door het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) en de dienst Toeslagen van de Belastingdienst. Maar het drama zou nooit zo groot zijn geworden als de missers eerder waren herkend en erkend.
Had niet gemogen
‘Als dingen evident niet goed zijn, moet er een systeem zijn waarin dat veel sneller leidt tot de conclusie dat het zo niet kan’, stelde Rutte. ‘Dit had zo niet gemogen. Dat is de kern, en vandaar de excuses’.
Behalve veel deemoed over het ‘collectief falen’ leverde Ruttes deelname aan het debat knetterend gekijf op tussen hem en de twee parlementaire helden van de CAF-11 zaak, Renske Leijten van de SP en Pieter Omtzigt van het CDA.
Beiden vielen hem hard aan op de ondoorzichtige mechanismen die de kwestie zo lang verhulden. Omtzigt stelt al tweeënhalf jaar vragen en weet nog steeds niet hoe het zo fout kon gaan. Er zijn volgens hem 10.000 burgers ‘en misschien wel meer’ in de knel gekomen door besluiten van de overheid. Maar nergens valt terug te vinden waar en door wie dat besluit is genomen. ‘Wat is dit voor overheid?’, vroeg Omtzigt aan Rutte. ‘Ik vind het doodeng, nog enger dan wanneer er wél besluiten zouden liggen.’
Doe wat!
Rutte maakte het er niet beter op, toen hij zich in een tussenzin liet ontvallen dat de Kamer het niet allemaal kon weten wat er fout ging en de regering ook niet. Omtzigt somde op hoe vijf Hoge Colleges van Staat het kabinet vruchteloos maanden: doe wat! Op de vraag ‘hoe werken de verantwoordelijkheidslijnen dan in Nederland?’ antwoordde de premier: ‘ik weet het niet zeker, want daarnaar wordt ook onderzoek gedaan’.
Ruttes zwakke verweer gaf extra vuur aan Leijtens frontale aanval op zijn partijgenoten, die al die tijd directe verantwoordelijkheid droegen voor de Belastingdienst, twee staatssecretarissen (Frans Weekers en Eric Wiebes) en een directeur-generaal (Jaap Uijlenbroek).
Er knapte iets toen Leijten smaalde dat Uijlenbroek, die vorige week het veld ruimde bij een verandering in de topstructuur van de dienst, door Rutte de hemel was ingeprezen als de man die de Belastingdienst weer in goede banen zou leiden. ‘Dan zitten uw vingers tussen de deur’, wierp Leijten Rutte voor de voeten.
Ambtelijk Nederland bij vuilnis
Rutte verlegde verbeten zijn verdedigingslinie naar vertrouwd terrein. ‘Hoe ambtelijk Nederland hier langzamerhand collectief bij de vuilnisbak wordt gezet bevalt mij helemaal niet’. De premier zei te hechten aan de doctrine van zijn partijgenoot Henk Kamp. Die stelde dat er voor de Kamer maar twee mensen werken op een ministerie: de minister en de staatssecretaris. Zonder de Kampdoctrine zijn ambtenaren die zich niet kunnen verdedigen vogelvrij, wat het steeds lastiger maakt om goede mensen te krijgen.
Niet alleen Leijten, ook Ruttes partijgenoot Helma Lodders zette vraagtekens bij de ‘banencarroussel’ voor topambtenaren die zijn opgenomen in de Algemene Bestuursdienst (ABD). Dat is het elitecorps van de Rijksdienst, volgens Denk-Kamerlid Farid Azarkan (zelf ex-ABD) ‘de bekende glazen vloer waar je nooit doorheen zakt, altijd verzekerd van een mooie baan’. Veel oud-topambtenaren van de Belastingdienst vonden er een nieuw onderkomen.
Adviseur schept eigen baan
Ook ABD’er Rob Kerstens schuift door, naar de nieuwe post van directeur-generaal Toeslagen op het ministerie van Financiën. Dat is opvallend, omdat hij twee dagen voor zijn benoeming het advies afleverde waarin minister van Financiën Wopke Hoekstra werd aanbevolen om die functie in het leven te roepen, inclusief de bijbehorende taakomschrijving. ‘Iemand die een aanloop heeft kunnen nemen’, zei Hoekstra over Kerstens en diens overstap.
Hoe onafhankelijk was dat advies voor het opknippen van de aansturing van de Belastingdienst eigenlijk tot stand gekomen, vroeg GroenLinks-Kamerlid Bart Snels zich af. ‘Volstrekt onafhankelijk’, benadrukte Hoekstra. ‘Daarnaast hebben we gewoon aan de bovenkant behoefte aan evident gekwalificeerde zwaargewichten op het hoogste niveau’.