Waarom Haagse visies zelden meer dan halve waarheden zijn (Tom-Jan Meeus, NRCWeekend/NRC Handelsblad, 26 september)
Haagse invloeden | Op wie moet je letten om Den Haag te begrijpen? Deze week: Wim Kok, Lodewijk Asscher en de valkuilen van Hollandse politieke visies. Ofwel: van de Den Uyl-lezing in 1995 naar de Drees-lezing deze week.
# Maar ook herinnerd kok me in zijn korte praatje aan een onuitroeibaar misverstand dat in die tijd geboren werd. Een misverstand dat zijn partij, inclusief Asscher, nog altijd parten speelt. En een misverstand dat Kok nota bene zelf de wereld in hielp: dat de PvdA destijds zijn “ideologische veren” zou hebben afgeworpen.
# Zoals bekend deed Kok die uitspraak in 1995 tijdens de J.M. den Uyl-lezing, en vooral de SP van Jan Marijnissen maakte er jarenlang gebruik van: zozeer dat PvdA’ers er twintig jaar na dato nog steeds besmuikt over spreken. Politiek erg knap van de SP – al betrof het de exploitatie van een contextloze waarheid. Paars I bestond destijds ruim een jaar. Een historische samenwerking van VVD, PvdA en DS66 die nog in zijn experimentele fase verkeerde. En Koks uitspraak over die ideologische veren had alles met dit laatste te maken. De uitspraak was niet primair bedoeld voor zijn partij. Of voor links in het algemeen. Het was een bericht aan de VVD: wij willen dat dit experiment slaagt; wij zullen dit kabinet niet in de weg zitten door onze maatschappijvisie aan de coalitie op te dringen.
# Dit is het hele punt met visie in de Nederlandse politiek. Er wordt vaak om gevraagd, maar als het door premiers of vicepremiers wordt geleverd is het, op zijn best, een halve waarheid. Een analyse die ambitieus begint maar zelden oorspronkelijk wordt, omdat de omstandigheden dit niet toestaan. Vandaar ook dat visionaire toespraken steevast dezelfde teleurgestelde ontvangst krijgen: een roadtrip door Amerika, van Oost naar West, die al bij Delaware blijft steken. Is dit alles?
# En dat die ene ‘visie’ uit 1995 de PvdA nog altijd parten speelt, is het product van een andere verandering in de politiek, waarop Kok destijds amper ingespeeld kon zijn. Nu draait politiek vooral om wat politici zeggen, in plaats van wat ze presteren. Toen Kok die uitspraak deed golg het omgekeerde: wat je zei was allemaal wel leuk, maar het draaide om wat je dééd. Vandaar ook dat verlegenheid in die tijd zo’n grote handicap niet was. Dus in zijn praatje liet Kok deze week die ideologische veren wijselijk links liggen, maar toonde met een simpel voorbeeldje aan dat zijn partij destijds allerminst in de capitulatiestand stond. Zo stipte hij aan dat de VVD de verkiezingen van 1994 was ingegaan met het idee van een ministelsel in de sociale zekerheid: alle uitkeringen naar bijstandsniveau. Verzorgingsstaat afbouwen, als eerste stap op weg naar [de]nachtwakerstaat.
Dat droombeeld van de VVD was volstrekt onmogelijk omdat de grondwet, zonder het begrip verzorgingsstaat te noemen, wel degelijke de voorwaarden van die verzorgingsstaat in de tekst heeft opgenomen (zie artt. 19 t/m 23) zodat deze niet afgebouwd had kunnen worden. Daarmee is ook het liberale ideaal van de waarborgstaat een onmogelijke want onhaalbaar ideaal; steeds verder verwijderde de VVD zich van de hervormingsgezonde modern-liberale koers. Maar dat de VVD in die jaren in een steeds zwaardere identiteitscrisis kwam te verkeren, wordt hiermee bewezen, veroorzaakt door de meer en meer populistisch-rechtse koers die gevaren werd onder invloed van de snelle opkomst van het opkomend politieke talent van Geert Wilders, die in 1998 lid werd van de VVD-Tweede Kamerfractie.
# En de werkelijkheid is dat de PvdA die – zeer ideologische – strijd destijds won [zoals hierboven wordt aangegeven kon dat ook niet anders, jw]. Zoals de PvdA ook daarna de meeste aanvallen op de verzorgingsstaat afsloeg. De stijl die Melkert daarbij onder Paars II hanteerde was legendarisch onsympathiek, maar inhoudelijk effectief. De aanpak van Wouter Bos en daarna Diederik Samsom was anders, maar eindigde in essentie identiek: de verzorgingsstaat is recht overeind gebleven.
# Kijk even mee naar de cijfers uit de laatste Miljoenennota: van de circa 260 miljard euro die in 2016 via de staat worden uitgegeven, gaat ruim 150 miljard naar zorg en uitkeringen. Bijna zestig procent van alle uitgaven. Het cijfer dat mij het meest aan het denken zette was dat daartegenover maar 34 miljard naar onderwijs gaat. Deze maatschappij spendeert nu dus viermaal zoveel aan zorg en inkomenssteun als aan opleiding. Behoud en bescherming van ouderen, zieken en baanlozen winnen het ruim van vernieuwing en avontuur voor jongeren en werknemers met ambitie. Dus wie wil volhouden dat de PvdA in 1995 zijn ideologische veren heeft afgeworpen, moet dat vooral doen. Maar de werkelijkheid is dat de partij, van Kok tot en met Samsom, de ideologische aanvallen op de verzorgingsstaat vrijwel volledig heeft afgeslagen. De paradox voor de PvdA is eerder dat de kiezer dit succes als automatisme is gaan zien, waardoor het amper nog zo wordt ervaren. Mede daardoor verkeert diezelfde PvdA nu in een ellendige positie. Deze week publiceerde Binnenlandse Zaken de financiële jaarverslagen van politieke partijen, en daarin zie je de neergang in volle omvang. Het ledenaantal (exclusief de Jonge Socialisten) bevindt zich nu al onder de 50.000, en door de combinatie met zwakke verkiezingen verloor de partij in 2014 een kleine zeven ton inkomsten. Zo’n zes procent van het totaal in één jaar. De PvdA leiden is het managen van verval.’
Dit soort toekomstverwachtingen is altijd een onzinnige exercitie omdat geen enkele toekomst te voorspellingen zinloos is, zoals de peilingen over Emile Roemer in 2012 ook zinloos bleek te zijn. Zelfs met de nieuwe frissen talenten als Jesse Klaver (GL) en nieuwe voorzitter (mogelijk Ron Meyer) van de SP valt geen zinnige voorspelling te geven over de PvdA anno 2017, het jaar van de verkiezingen. De leiding hoeft slechts een goed doortimmerd verkiezingsprogramma te schrijven en de partij is weer helemaal terug. Dat moeten journalisten maar proberen af te leren. Het brengt een overmaat aan subjectieve indrukken in de media waar niemand wat mee opschiet.