De deugden van het zakendoen (Sebastien Valkenberg − 21/10/16, Trouw)
Interview Moraal | Kapitalisme is niet pervers, betoogt econome en filosofe Deirdre McCloskey. Handel heeft juist tot de opkomst van burgerlijke deugden geleid.
Moraal? Nee, daarvoor moet je niet in het bedrijfsleven zijn. Toch? De bankencrisis, sjoemelsoftware, Panama Papers: binnen bedrijven, zo is de algemene gedachte, heerst de macht van het geld en daar houdt het dan eigenlijk ook wel zo’n beetje mee op.
# Onzin, betoogt De Amerikaanse econome en filosofe Deirdre McCloskey van de University of Illinois. Onlangs verscheen het laatste deel van haar magnum opus: een trilogie van 2000 dichtbedrukte pagina’s over ‘het burgerlijke tijdperk‘ (zie kader). Hierin laat ze zien hoe mensen vanaf 1800 serieus handel met elkaar begonnen te drijven. Dit zorgde voor een spectaculaire welvaartsgroei, maar óók voor de opkomst van een serie burgerlijke deugden, zegt McCloskey.
Ook ons land kende een soortgelijke ontwikkeling. Na de opkomst van de industrialisatie door de opkomst van fabrieken en eerste machines, bleek de toenmalige samenleving en politiek daarop niet ingesteld. Resultaat was de volkshuisvestingsenquête door het parlement en het eerste kinderwetjes van Van Houten. De opkomst van de burgerlijke deugden was dus het gevolg van de eerste sociale wantoestanden die de industrialisdatie met zich meebracht.
U beschrijft het bedrijfsleven en handel in termen van deugdzaamheid. Niet veel mensen zullen die opvatting met u delen.
# “Het klopt dat veel critici achterdochtig zijn. ‘Onmogelijk’, zeggen ze over de relatie die ik leg tussen zakendoen en de deugden die hiervoor nodig zijn. Geen misverstand, natuurlijk was de laatste recessie verschrikkelijk, maar laten we wel wezen: de meeste landen hebben zich hersteld en groeien in sommige gevallen harder dan voor de crisis.
Het menselijk zelfcorrigerende vermogen is altijd aanwezig geweest!
# Ik wil laten zien dat dit een voortzetting is van een trend die rond 1800 begon. Sindsdien zijn we geweldig veel rijker geworden en deze welvaartsexplosie is het gevolg van dat mensen op grote schaal handel begonnen te drijven.”
Hier is een kanttekening op z’n plaats vanwege de Nederlandse sociaaleconomische geschiedenis. De industrialisatie is bij ons een maatschappelijk evolutieproces geweest, maar de welvaartsexplosie na de 19e eeuw is een gevolg van de parlementaire goedkeuring van de onderwijswetten (1900) geweest, zodat kinderarbeid werd uitgesloten en de bevolking – leerplichtige leeftijd – gedwongen werd tot 16 jaar op school lessen te volgen. Later werd de leeftijd verhoogd naar 18 jaar.
Maar toch. Zakenbank Goldman Sachs duidde haar klanten aan als ‘muppets’. Dat draagt toch bij aan het beeld dat het een stelletje graaiers zijn?
# “We zijn allemaal vatbaar voor hebzucht. Als consumenten kunnen we net zo goed onmatig zijn. Ik wil maar zeggen dat hebzucht niet exclusief hoort bij een klein clubje bankiers en investeerders. Het hoort nu eenmaal bij mensen, net zoals woede en afgunst.”
Juist geantwoord!
Maar de ene omgeving stimuleert zo’n nare eigenschap toch veel meer dan de andere? Materiële vooruitgang sluit spirituele vooruitgang niet uit, ze maakt die juist mogelijk.
# “Dat is een veelvoorkomende misvatting. De socioloog Max Weber had het bij het rechte eind toen hij zei dat de prikkel om geld te verdienen, en dan liefst ook nog zoveel mogelijk, op zichzelf genomen niets te maken heeft met kapitalisme. Je komt die onder alle bevolkingsgroepen tegen: onder prostituees, maar ook onder heiligen, onder gokkers en onder bedelaars.
Geld verdienen heeft ook met de menselijke overlevingsdrang te maken, die ieder mens heeft.
# “Wat dat betreft zou je degene die het huishoudboekje beheert en op zoek gaat naar de beste koopjes ook als hebzuchtig moeten typeren.”
Maar voor alle duidelijkheid: u houdt geen pleidooi voor hebzucht? Denk aan Gordon Gekkko en zijn ‘Greed is good’ in de film ‘Wall Street’.
# “Absoluut niet! Ik houd geen pleidooi voor private zonden die zouden leiden tot publieke voordelen. Onze welvaart nam gigantisch toe dankzij de opkomst van een reeks burgerlijke deugden.”
Dit is een aanvechtbare stelling!
Zo meteen wil ik nog wat vragen over die deugden. Eerst die welvaartsexplosie. Een verklaring voor die explosie wijst naar roofzuchtig kolonialisme. Maar toch heeft het kolonialisme vrijwel niets te maken met de Nederlandse rijkdom.
# “Op het eerste gezicht lijkt dat wellicht een aannemelijke verklaring. Zo stonden alle inkomsten uit belastingen en winsten uit Indonesië gedurende de late negentiende eeuw gelijk aan de halve overheidsbegroting van Nederland destijds.
# “Maar toch heeft het kolonialisme vrijwel niets te maken met de Nederlandse rijkdom. Naar schatting verhoogden de inkomsten uit de koloniën het nationale inkomen met hoogstens vijf procent. Terwijl dat inkomen de afgelopen twee eeuwen met zo’n 3000 procent is toegenomen. Dat is wat ik de Grote Verrijking noem. Het overgrote deel hiervan kwam tot stand via handel en nijverheid.”
Interessante stellingname dat de kolonisatie geen groot aandeel heeft gehad in onze welvaartsontwikkeling.
Maar dat is dus alleen materiële vooruitgang.
# “Het zijn vaak intellectuelen die die klacht uiten. Maar ook zij hebben hun brood en kaas te danken aan de welvaartsgroei. En wat te denken van de computers waarop ze hun teksten en e-mails schrijven? Als ze consequent zouden zijn, moeten ze zich terugtrekken in het bos en leven van kastanjes. Dat doen ze niet en terecht.
# “Economische groei betekent: voldoende eten en drinken, een dak boven je hoofd, toegenomen levensverwachting. Door te stellen dat het alleen maar over materiële vooruitgang gaat, wordt een valse tegenstelling gecreëerd. Want die materiële vooruitgang sluit spirituele vooruitgang niet uit, ze maakt die juist mogelijk. Neem het Amsterdamse Concertgebouw. Dat is gebouwd toen er in de negentiende eeuw een middenklasse ontstond die voldoende welvarend was om zich bezig te houden met kunst.” .
U duidt de markt aan als ‘een gelegenheid voor de deugd’. Wat bedoelt u daar precies mee?
# “Markten bieden de mogelijkheid om allerlei deugden te etaleren. Sterker, het is zelfs noodzakelijk dat de betrokken partijen dat doen. Ga maar na. Je verkoopt alleen iets – een product of dienst – als anderen de prijs schappelijk vinden. Dat vraagt met andere woorden om behoedzaamheid.
# “Een andere onmisbare deugd is rechtvaardigheid. De transactie is vrijwillig, geen van beide partijen wordt ertoe gedwongen. Verder moet een verkoper over moed beschikken. Moed is nodig om onze angst voor de onzekere toekomst te beheersen, maar het helpt ook om de last van een eventueel faillissement te dragen. Deze deugden tezamen duiden we aan met ondernemerschap. Dat zouden we althans moeten doen.” .
Gaat u niet een beetje ver? Uiteindelijk geldt voor het bedrijfsleven primair dat er winst gemaakt moet worden.
# “Natuurlijk. Maar dat sluit de aanwezigheid van deugdzaamheid niet uit. Ik verdedig de stelling dat je alle kardinale deugden terugziet in het bedrijfsleven. Zelfs gematigdheid of zelfbeheersing (temperantia) is nodig, hoewel dat voor velen de laatste deugd is die je daar verwacht aan te treffen.
# “Klanten kopen alleen als je iets aanbiedt wat ze willen. Anders gaat de deal niet door. Dus moet je goed naar die klanten luisteren en bereid zijn aanvankelijke opvattingen bij te stellen over wat een goed product of nuttige dienst leek. De eigen zin stug doordrijven is heilloos. Je moet dus zelfbeheersing tonen.” .
U heeft het over ‘burgerlijke deugden’. In de ogen van veel mensen heeft ‘burgerlijk’ juist een negatieve bijklank.
# “Vooral onder de elite staat ‘burgerlijk’ gelijk aan: gewoontjes, saai, een tikkeltje bekrompen. Dit dédain heeft een lange voorgeschiedenis. Al in de Oudheid werd de koopman, en de waarden die hij vertegenwoordigde, beschimpt. De kritiek kwam van twee kanten: van onder en van boven. Boeren zagen hem als een valsspeler omdat hij zelf niets produceerde. Aristocraten haalden hun neus sowieso op voor geld dat je moest verdienen. Zij verwachtten het te krijgen zonder ervoor te werken.” .
En dat is de minachting waartegen u zich keert?
# “Het is tijd om het vignet ‘burgerlijk’ in ere te herstellen. Vergelijk onze samenleving maar met die in communistische landen. In de Sovjet-Unie was er geen vrije markt, maar heeft dat tot fatsoen geleid? Integendeel. Het ontbrak aan prikkels om zaken te doen. Daardoor konden Sovjet-burgers het zich permitteren zich lomp te gedragen. Ze hoefden zich de deugdzaamheid die hoort bij de vrije markt niet eigen te maken. De Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter sprak ooit over een beschaving die het zakendoen bewondert. Nu hoeven we het zakendoen niet te aanbidden, dat gaat wat ver. Maar ik zou graag zien dat de burgerlijke normen het krediet krijgen die ze verdienen. Niet alleen als de oorsprong van onze rijkdom, maar óók als brenger van beschaving.”
Deirdre McCloskey
In haar lange carrière heeft Deirdre N. McCloskey (1942) een oeuvre opgebouwd dat even groot als breed is. Haar ideeëngeschiedenis over de opkomst van burgerlijke cultuur in de moderne tijd bestaat uit drie dikke delen: ‘The Bourgeois Virtues’ (2006), ‘Bourgeois Dignity’ (2010) en ‘Bourgeois Equality’ (2016). Maar McCloskey is ook de auteur van Crossing (1999). In deze memoires vertelt ze over de geslachtsverandering die ze in 1995 heeft ondergaan. Daarvoor was ze Donald N. McCloskey. In Nederland bekleedde ze aantal jaren de Tinbergen-leerstoel aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
http://www.trouw.nl/tr/nl/5116/Filosofie/article/detail/4399920/2016/10/21/De-deugden-van-het-zakendoen.dhtml?m_i=WytWqyNGkdRYDqlQD9jAXDNbCntYZohizCFgwA14sBrZMOXa41dUbidiImCTGJg7nUFFvkcP6ft%2BkdgULhciPmKjYrLiy&utm_source=TR+daily+20161022&utm_medium=email&utm_campaign=is%20dat%20onzin.&utm_userid=11ce6dfe-3dea-4d85-b7da-6df4af29c312