Smalende godslastering (Trouw commentaar, voorpagina/Trouw, 25 april 2003)
# Voor enkele ambassadeurs in ons land van de 65 lidstaten omvattende Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) was het oordeel snel geveld: het VVD-kamerlid Hirsi Ali had in een interview met deze krant de profeet Mohammed ‘pervers’ genoemd naar huidige maatstaven en dus had zij maar liefst 1,5 miljard moslims over de hele wereld beledigd. Zij had de door hen hooggeprezen vrijheid van meningsuiting misbruikt voor het ‘denigreren en kleineren van de religieuze overtuiging van anderen’.
# Het zou een beetje flauw zijn hun misbaar af te doen met een verwijzing naar het ontbreken van de vrijheid van meningsuiting in hun landen. Zij mogen zich, desnoods namens 1,5 miljard gelovigen, gekwetst voelen door het Nederlandse kamerlid. Dat neemt niet weg dat het openbaar ministerie (OM) er verstandig aan heeft gedaan Hirsi Ali niet te vervolgen voor ‘smalende godslastering’, of voor belediging. Stel je voor dat we hier iedere vorm van kritiek op religieuze overtuigingen in de ban zouden doen. Het gevaar is niet denkbeeldig dat zonder de louterende werking van kritiek heel wat overtuigingen spoedig zouden ontaarden.
# De gronden waarop het OM de zaak heeft geseponeerd zijn echter minder overtuigend. Het lijkt erop dat het OM zich er met juridische spitsvondigheden van heeft afgemaakt: geen godslastering, omdat de profeet niet vereenzelvigd kan worden met Allah en ook geen belediging omdat er geen familieleden van de eerste of de tweede graad van Mohammed meer in leven zijn. En voor het overige verwijst het OM naar een passage in het interview, waarin Hirsi Ali stelt dat zij de islam een achterlijk uitgangspunt vindt, maar dat dit niet betekent dat zij ook de ‘dragers van dit geloof’ achterlijk vindt.
# Zo’n toelichting overtuigt niemand. Het OM had er verstandiger aan gedaan door gewoon te stellen dat in dit concrete geval Ali’s uitspraken wel als kwetsend kunnen worden opgevat (en voor een kamerlid dat het van de dialoog moet hebben zelfs onverstandig), maar net zo beledigend of godslasterlijk zijn om haar recht op vrije meningsuiting te beknotten. Per slot van rekening gunnen we de Twentse predikant Herbig en imam El-Moumni ook de vrijheid om homoseksualiteit een ‘vieze en vuile zonde’, respectievelijk een ‘besmettelijke ziekte’ te noemen.
Of de gegeven toelichting van het OM niemand zal overtuigen, is niet de zorg van het OM zelf, maar tegenover de aanklagers, de ‘enkele’ ambassadeurs die het aanhangig hebben gemaakt, is het verstandig om de meest formele juridische bewoordingen te gebruiken opdat er geen advocaten van die ambassadeurs worden ingeschakeld om tegen dit vonnis in beroep te gaan. Dat zou zinloos zijn en dat kunnen die advocaten hun opdrachtgevers ook uitleggen en de zaak te laten voor wat het is.
Op die wijze heeft het OM op voorhand ieder commentaar de mond gesnoerd en dat is een diplomatieke wijze om aan te geven: onze wetgeving is anders dan de uwe. Het zij zo. En ook die ambassadeurs zijn in beginsel slim genoeg om te weten dat er tegen deze wetgeving geen aanstoot genomen moet worden. Feiten zijn feiten. Anders wordt het ambassadeurschap in westerse landen een onmogelijke aangelegenheid, zodat de functie niet uitgeoefend kan worden.