Goede Ik (Column Sheila Sitalsing, Ten eerste/de Volkskrant, 4 september)
Dikke Ik heeft vele, onvermoede gezichten
# Mark Rutte moest ten overstaan van de volksvertegenwoordiging verklaren of hij politieke consequenties verbindt aan zijn uithaal tegen de Dikke Ikken, een halfjaar geleden. Maar eerst wilden de Tweede Kamerfracties graag hun eigen definitie van Dikke Ik geven.’
Dit laatste aspect is helaas niet geheel (of soms helemaal niet) gelukt vanwege het gebrek aan sociologisch denkvermogen in de Kamer.
# Dikke Ik bleek vele, onvermoede gezichten te hebben. Dikke Ik is het product van ‘het woekerende individualisme’. Dikke Ik, dat is in beroep gaan als de rechter zegt dat je de uitstoot van CO2 moet terugdringen. Een Dikke Ik neemt geen asielzoekers in huis.
Samenvattend kunnen alle voorbeelden worden teruggebracht op prototypen van tegenstellingen ofwel menselijk dualisme zoals dat speelt in ons menselijke en maatschappelijke denken. Toegepast op de begrippen die hierboven zijn geciteerd: ‘woekerend individualisme’ staat tegenover een fatsoenlijk en constructief individualisme, dat op haar beurt weer in contrast staat tegenover een collectief of het collectivisme en gemeenschap(sgevoel).
Het begrip woekerend individualisme zal door iedereen worden herkend als het gedrag van zaken- en investeringsbankiers die de kredietcrisis hebben veroorzaakt. Iedereen zal het woekerende individualisme dus afwijzen en daarmee is de gedragsnorm fatsoenlijk individualisme de gewenste gedragsnorm geworden dat gedragen wordt door een breed landelijk draagvlak.
In beroep gaan tegen de rechter die volgens een aantal of meerderen (velen?) een verkeerd vonnis heeft uitgesproken vanwege een vermeend conflict tussen de machtenscheiding, kan nog geen definitief standpunt worden bepaald. Wel kan worden opgemerkt dat velen aan die machtenscheiding een te absoluut karakter toekennen, aangezien ook de rechtspraak en het staatsrecht, zoals ieder ander maatschappelijk verschijnsel of begrip, aan verandering onderhevig is. Het zal dus van de rechter in tweede instantie afhangen of de op gehanteerde argumenten in eerste instantie rechtmatig genoemd kunnen worden. hier speelt dus geen concrete maatschappelijke tegenstelling, maar een procesmatige ontwikkelingsgang. Dat onderscheid moet wel worden gemaakt.
Tot slot: ‘Geen asielzoekers in huis (of in het land) halen’, is een duidelijk voorbeeld van een gebrek aan solidariteit vanwege het feit dat de internationale verdragen ons (en alle naties ter wereld) dwingen om politieke en oorlogsvluchtelingen op te nemen. Daarover bestaat geen verschil van mening als we uitgaan van de rechtsfilosofie en logica die in ons Europese werelddeel bestaat.
We kampen echter nu met een nieuwe ontwikkeling dat er zoveel burgeroorlogen én corruptie op regeringsniveau in bepaalde werelddelen voorkomen, dat het aantal ‘legale’ vluchtelingen rampzalig hard stijgt. Maar toelating van duizenden Syriërs, Iraki en Eritreeërs, om de meest omvangrijke groepen asielzoekers van dit moment te duiden, is een gegeven noodzaak. Maar dat de opvang zou onder de gegeven omstandigheden van de omvang van de huidige groep en de opvangcapaciteit per lidstaat EU aan andere normen moeten worden gekoppeld dan de bestaande normen, omdat anders die capaciteit verstikt raakt.
De tegenstanders van deze aanpak, zoals Wilders, kunnen worden verweten dat zij niet die politieke solidariteit en verantwoordelijkheidsgevoel kunnen opbrengen, die wel door andere, of in deze situatie: overige – partijen, maar wel in verschillende bewoordingen en ethische uitgangspunten – worden gedragen en verwoord. Hier geldt dus het politieke draagvlak dat vooral door ethische en medemenselijke motieven wordt gestut, zodat de conclusie hier kan worden getrokken dat Wilders en de zijnen zich schuldig maken aan populisme. Het brede parlementaire draagvlak voor ingrijpen in het kader van EU-voorstellen tegenover Wilders-antihouding en zijn steun onder de bevolking is dus niet een kwestie van ‘goed en fout’, maar eerder een van ‘meer of minder’. Wilders’ wens om asielzoekers tegen te houden vanwege het argument ‘vol is vol’, is een populistisch argument want wordt niet gedeeld door het overgrote deel van het parlement (en de wetenschap). Daarom zit hij er in ethisch opzicht ‘naast’ om AZC’s tegen te houden. Hij blokkeert daarmee de verdeelsleutel die door de EU is gevonden. Hij blokkeert dat werk en die taken. De bevolking wordt om die reden door Wilders misleid en dat is niet anders dan populisme.