Het vrije woord is er niet voor pure belediging… (Bas van Stokkom, Katern Opinie & Debat/NRCHandelsblad, 21 mei)
Wie spreekt met nuance of bedachtzaamheid, is verdacht. Aan het uiten van kwetsende en vulgaire gedachten worden daarentegen magische eigenschappen toegeschreven. Onterecht, vindt Bas van Stokkom. Het vrije woord is bedoeld om je te verzetten tegen de macht.
Deze inleiding (of samenvatting) is natuurlijk een heel vreemde stellingname. Nuance of bedachtzaamheid kunnen op voorhand niet verdacht zijn, omdat er niets van een verdacht delict kan ontstaan indien er een genuanceerde of bedachtzame uitlating wordt gedaan. Dat er wel sprake is van een psychologisch machteloosheidsgevoel van iemand die zich tracht te verdedigen tegenover een genuanceerd en goed doordacht standpunt, is een heel ander verhaal. Iemand die zich verbaal schaak mat gezet voelt, is van nature geneigd ofwel af te druipen, dan wel met niet terzake doende vooroordelen terug te slaan.
Omdat het altijd gaat om een sterk beargumenteerd standpunt tegenover een zwakke opponent, voelt de laatste de behoefte om met kwetsende en vulgaire gedachten terug te slaan.
# (…) opiniemakers die hun brood verdienen met treiteren en choqueren, lijken op oorlogspad: de tegenstander een lesje leren en nog eens een vracht extra beledigingen toeslingeren. Ook vorig jaar, na de aanslagen op Charlie Hebdo, wemelde het van de strijdlustige slogans. Sommigen claimden een ‘heilig recht op heiligschennis’. Anderen wilden ‘godslasterlijke satire laten escaleren’.
Dat het maatschappelijk en industriële innovatie processen zich versneld hebben, hetgeen mede veroorzaakt is door de opkomst van de sociale media zal niemand ontkennen. Dat er ondergronds iets is gaan broeien, rommelen is in ons land gebleken naar de opkomst en de moord op Fortuyn. Overal in Europa en de VS is sprake van een sterke oppositie tegenover de politieke elite in betrokken landen. En in buiten-Europese gebieden, zoals Turkije, zien we andere mechanismen ontstaan, zoals autocraten die naar een éénpartijstaat toewerken. Maar overduidelijk is het nieuwe verschijnsel dat de bestaande politieke structuren niet meer functioneren en bezig zijn in een chaos te veranderen, zoals we in Afrika zien. Kortom, ‘strijdlustige slogans’ zijn hetzelfde verschijnsel, maar dan in landen met een hoge opleidingsgraad vanwege een langdurig bestaande onderwijsinfrastructuur, die ruim een eeuw bestaat. In ons land is de onderwijswet in 1900 vastgelegd, in Turkije als gevolg van de nieuwe grondwet van Atatürk in 1923[1], maar dat garandeerde nog geen onderwijs in de rurale gebieden. Een land als dit Turkije ligt dus een kwarteeuw achter op Europa.
# Ik zal deze vormen van agitatie duiden als een ‘libertair populisme’. Binnen het libertaire denkframe geldt het vrije woord als een absoluut en onaantastbaar recht. In feite fungeert het als troefkaart om andere claims – van wie dan ook – af te houden. Elke inperking is verdacht. Als ik niet mag beledigen, zo gaat de redenering, is mijn vrijheid niets meer waard. Vandaar dat elk extern gezag bestreden moet worden en taboes doorbroken moeten worden. Opvallend is dat politiek rechts deze stijlvorm van voormalige linkse rebellen lijkt te hebben overgenomen: rechts presenteert zich als libertair en opstandig, links wordt neergezet als conformistisch en regentesk.
Dit is een boeiende en interessante opmerking of verklaring, die ik in mijn tijd als student nog niet was tegengekomen. Maar het past in het kader van maatschappelijke evolutie dat dergelijke psychologische mechanismen zich spontaan ontwikkelen. De provo’s ten onzent kunnen als ludiek-libertair, maar ook in milde vorm opstandig worden gekwalificeerd.
# Spreek je op bedachtzame wijze over deze kwesties, dan ben je laf, elitair, je durft niet te zeggen waar het op staat, je hebt iets te verbergen.
Feit is dat, als er eenmaal een (effectieve) beweging op gang is gekomen, deze alleen met harde slogans tot maatschappelijke actie opgevoerd kan worden en niet met bedachtzame uitingen. Maar van een automatische beweging is op voorhand geen sprake, want die ervaring hebben we opgedaan met Occupy en mogelijk – naar het zich laat aanzien – ook met Nuit Debout.
Of het waar is dat als ‘je niet durft te zeggen waar het op staat’, ‘je iets hebt te verbergen’, is twijfelachtig en een onbewezen stelling. Eerder is er echte moed voor nodig om te zeggen waar het op staat, want er komt gegarandeerd een conflict met het gezag en dat levert pijnlijke momenten op met politieoptredens.
# Dat draagt op zijn beurt weer bij aan het gevoel dat de vrijheid van meningsuiting onder grote druk staat. Zo gelooft Henri Beunders, hoogleraar ontwikkelingen in de publieke opinie, dat „de citadel van de kritische geest, van het vrije debat, al bijna is ingestort”. De libertaire socioloog Frank Furedi – analyticus van de angstcultuur – vreest dat steeds meer beledigden hun critici het zwijgen zullen opleggen. Deze zorgelijke gedachten lijken sterk op de klachten van populistisch gebekte opiniemakers dat je ‘tegenwoordig’ niet meer over migratie kunt spreken, terwijl de kranten, praatprogramma’s en blogs onophoudelijk dat issue onder de aandacht brengen.
# Tegelijkertijd doen de rebelse onderafdelingen van de Telegraaf veel moeite reputaties te slopen en autoriteiten aan de schandpaal te nagelen. Het vrije woord fungeert daarbij regelmatig als excuus voor journalistieke intimidatie en inbreuken op privacy. Er is inmiddels een heuse ‘libertaire politie’ ontstaan die haar domicilie heeft op Facebook en Twitter: het opsporen en jacht maken op mensen die bedenkelijk zouden hebben gehandeld, liefst bekende Nederlanders zoals ex-burgemeester Hoes. Nu beoogt de Telegraaf als vanouds vermeende booswichten en oplichters voor het volksgericht te brengen, maar het verschil is dat de ‘sociale media’ binnen een oogwenk collectieve woede kunnen mobiliseren en een digitale beschamingsmeute op de been kunnen brengen.
# Het libertaire populisme gedijt in een omgeving waar journalistiek en pers zich niet meer primair toeleggen op nieuws vergaren en informeren. Sinds de schandaalindustrie de dienst uitmaakt in medialand, heeft het vrije woord heel andere functies verkregen. Opwinding, obscene beelden en verdachtmakingen verzekeren geëmotioneerd vervolgnieuws. Er zijn grote commerciële belangen mee gemoeid. Mede daarom zijn talkshows, schandaalbladen en shocklogs verzot op beschuldigingen, stampij en relletjes.
Op deze wijze geredeneerd zijn talkshows en schandaalbladen alleen nog interessant voor een bepaalde groep consumenten die zich op die wijze maatschappelijk staande kunnen houden in een steeds grotere chaos die zich op alle fronten afspeelt.
# Opmerkelijk daarbij is dat veel minder waarde wordt gehecht aan meningsvorming. Terwijl het vrije woord lange tijd werd gezien als voertuig voor rechtvaardigheid en emancipatie van zwakkere partijen, staat meningsuiting nu veeleer in het teken van provocerend nieuws. Binnen het huidige populistische klimaat is het vanzelfsprekend te denken dat kwetsende, vulgaire en liederlijke gedachten de kwaliteit van de democratie vergroten. Het gaat hier om een bijgeloof dat aan elke uiting magisch positieve eigenschappen toeschrijft.
Er is dus een duidelijke maatschappelijke paradox ontstaan: de maatschappelijke evolutie en industriële innovatie die algemene welvaart hebben gebracht, heeft in de meningsvorming een omgekeerde ontwikkeling laten zien: daar gelden geen feiten meer, maar kwetsende, vulgaire en liederlijke gedachten. Die hebben tot doel de kwaliteit van de democratie te vergroten, zoals de auteur dat terecht veronderstelt, maar er is sprake van het omgekeerde proces, te weten dat de democratie wordt vernield en afzakt naar het niveau van een banenrepubliek. Maar dat is ook wel logisch, omdat er een in het oog van de grote massa niet meer functionerende democratie – partijculturen zijn daarin bepalend en overheersend zonder dat de gewone burger eraan te pas kan komen – dat representatieve democratische stelsel eerst moet worden afgebroken om iets niets van de grond te tillen. Deze nieuwe tijd die ontstaat is dus een digitale tijd waarin het politieke proces via digitale middelen en technologieën gestalte zal moeten krijgen.
# Verdienen dictators als Erdogan dan geen stevige, kwetsende kritiek? En islamitische geestelijke leiders die haat prediken? Zeker, vrijmoedig spreken is vanouds gericht tegen machtige partijen die uitingen in de taboesfeer willen houden, censuur uitoefenen en het volk opzetten tegen andersgezinden. Hoe ver daar in gaan? De Britse cartoonist en schrijver Martin Rowson beaamt dat satire aanstoot moet geven. Maar hij is geen voorstander van onbeperkte satire en sluit zich aan bij de befaamde definitie van journalistiek van HL Mencken: ‘journalism is about comforting the afflicted and afflicting the comfortable’. Wanneer je onbeschoft uithaalt naar mensen met minder macht, houdt satire op te bestaan en kom je in de wijdere sfeer van treiteren. Het gaat volgens Rowson om een boodschap, een punt maken. Sick jokes zijn uit den boze, net als smakeloze aanvallen. Maak je daarvan je handelsmerk, dan worden cartoons louter propaganda.
Om te onthouden: ‘Journalism is about comforting the afflicted and afflicting the comfortable’. Wanneer je onbeschoft uithaalt naar mensen met minder macht, houdt satire op te bestaan en kom je in de wijdere sfeer van treiteren. Het gaat volgens Rowson om een boodschap, een punt maken. Sick jokes zijn uit den boze, net als smakeloze aanvallen. Maak je daarvan je handelsmerk, dan worden cartoons louter propaganda.’
# Ten slotte, hoe verhoudt zich dit tot het wezen van de democratie? Stel dat we minder gebruik zouden maken van beledigende en agressieve vormen van spreken. Dat zou het domein van uitingen ongetwijfeld inperken, maar het betekent niet dat de democratie veren laat. Meningsvorming is aangewezen op kennis nemen van feiten en ervaringen vanuit uiteenlopende perspectieven en het afwegen wat nodig en wenselijk is. Het in ongerede raken van die communicatie zou pas werkelijk fataal zijn voor de democratie.
De democratie verkeert dus nog niet in de gevarenzone indien er gecommuniceerd kan worden en dat blijft gebeuren. Daarmee kunnen mijn kanttekeningen worden afgesloten, maar wel onder dankzegging aan socioloog Van Stokkom (Radboud Universiteit) die een handzame en nuttige bijdrage heeft geleverd aan het huidige debat over populisme en de grenzen van (persoonlijke en doelbewuste) belediging en onbeschoftheid.