(Floor Boon en Petra de Koning, nrc.nl, 27 november 2019 om 22:48)
Luchtaanval Hawija | In de Tweede Kamer kwam de vraag op of de verlenging van de Irak-missie een rol speelde bij de verhulling van informatie. Een motie van wantrouwen werd verworpen.
Deze samenvatting maakt mij mogelijk om een start te maken met het begin van een fundamenteel onderzoek naar de kwaliteit van Kamerwerk – en dus Kamerleden die de leeftijd van politieke rijpheid missen én dat gerust een taboe mag worden genoemd omdat het instituut parlement én de westerse representatieve democratie ‘heilig’ is – maar voor mij als politiek filosoof is het noodzakelijk om deze kwestie nu te gaan voorbereiden om in de nabije toekomst aan te gaan aanslingeren zodat ik mij de gelegenheid verschaft om het debat van gisteravond – tot een uur na middernacht – mij daartoe noodzaakt.
Hoezo noodzaak? Dit vanwege de kloof die gaat – of gaandeweg al ontstaan is maar op een geheel andere basis dan het meer bekende pensioendebat tussen ‘jong & oud’ – gaat openbaren tussen de senioren in deze samenleving en de jongere generaties en daarmee bedoel in de dertigers in de Kamer als fractieleiders.
Dit doe ik omdat ik meen te kunnen aantonen dat er staatsrechtelijk verwarring bestaat hoe je oorlogshandelingen parlementair ter discussie kunt of moet stellen. Voor mijzelf is het een feit dat ik met mijn bril op als iemand met ervaring als oud-dienstplichtige een kloof ontstaat met generaties die die dienstplichttijd niet hebben meegemaakt en zich om die reden niet kunnen voorstellen hoe het in oorlogsomstandigheden toegaat. Dat is de oorzaak dat er naar mijn mening teveel onzin werd uitgesproken, en daarmee beweegt het oppositionele gedeelte van de Kamer zich op een hellend vlak. En vanwege mijn genoten opleiding ben ik verplicht dat aan te kaarten, al heb ik geen idee hoe lang dat gaat duren omdat het een knap lastig vraagstuk zal blijken te zijn.
Hiermee wil ik ook niet beweren dat de Kamercommissie voor Defensie alleen moet worden bevolkt door oud-beroepsmilitairen, want ik heb de tijden meegemaakt toen dat (nog) een automatisme was, maar die situatie garandeert helemaal niets. Beroepsmilitairen gedragen zich met hun sterren en strepen alleen maar arrogant. Daar heb/had ik een broertje aan dood.
Mijn stelling luidt als volgt: 1. Oorlogshandelingen – in klassieke (zoals de Korea-oorlog in de jaren ’50) zin én in missie-omstandigheden (huidige Navo-omstandigheden) zijn vanwege de strategische concepten per definitie geheim en omdat onze grondwet (via art 90) de bescherming afdwingt tot de internationale rechtsorde, maar tegelijkertijd (via art 69) ‘de’ of ‘een’ inlichtingenplicht kent van ministers en staatssecretarissen tegenover de Kamer. En die twee grondwetsartikelen ‘kunnen’ zijn – lees: ‘zijn’ onvermijdelijk strijdig met elkaar. Waarom die onvermijdelijkheid?
Omdat binnen de sfeer van militaire handelingen geen vrijheid (en openbaarheid) van handelen bestaat, zoals in het ‘burgerleven’. Omdat ‘de’ militair alleen bestaat bij de gratie van het collectief en dus ook te allen tijde onderworpen is aan de ‘krijgstucht’ en dus geen individuele vrijheid kent; hij dient alle bevelen van bovengeschikten op te volgen. Een cruciaal verschil met het individuele leven van de gemiddelde burger in onze samenleving.
Dit heeft politieke consequenties voor het Kamerwerk, al is de oppositie zich daarvan niet bewust. Omdat alle militairemissies en handelingen geheim zijn – ‘omdat de vijand altijd meeluistert’ – en die geheimen worden bij openbaarheid van debatten geheel opgegeven. En heeft het Kremlin ook precies in de gaten hoe dom de Nederlandse oppositie werkt. Ze hebben zich te barsten gelachen door die vertoning inde Kamer. Daarom: als je maar genoeg fakenews maakt en weet hoe gevoelig de Nederlandse publieke opinie is, dan spel je zo de verschillende krijgsmachten binnen de Navo tegen elkaar uit. Zo valt de verdragsorganisatie vanzelf wel helemaal uit elkaar. Daarom was er sprake van een wanvertoning in de Kamer en had dit thema in een besloten setting georkestreerd worden. Terzake van militaire bedrijfs- en beleidsvoering is geen openbaarheid gewenst. En zeker niet als nu is gebleken dat de Kamer maar één enkele militaire specialist (oud-jachtvlieger Bosman in de VVD-fractie), die zich verbaasd moet hebben over zoveel stompzinnigheid binnen de Kamer.
Tot slot van deze inleiding: de strijdigheid van genoemde grondwetsartikelen maken een bezinning noodzakelijk hoe er een logische en aanvaardbare oplossing van genoemd dilemma te vinden.
‘Het is Tweede Kamerlid Joël Voordewind (ChristenUnie) die halverwege de avond ineens de andere drie coalitiepartijen van Rutte-III onrustig maakt. Bij de interruptiemicrofoon in de grote debatzaal blijft hij premier Mark Rutte (VVD) maar vragen hoe het kan dat de vorige minister van Defensie, Jeanine Hennis (VVD), in juni 2015 aan de Tweede Kamer had laten weten dat er – voor zover bekend – geen burgerdoden waren gevallen bij bombardementen van Nederland boven Irak in de strijd tegen IS.
‘Rutte heeft dat schriftelijke antwoord van Hennis dan al een paar keer „een fout” genoemd, maar „geen leugen” zoals SP, PVV en Denk het steeds noemen. „Want dan bedenk je er een motief bij dat er niet was.” Nu wil Voordewind dat er een „reconstructie” komt. Het moet toch te achterhalen zijn hoe Hennis bij dat antwoord kwam? Rutte blijft zeggen dat dit al drie weken lang „ambtelijk” was geprobeerd, maar zonder succes. „Het is níet te reconstrueren.”
Precies die fracties die tot de onbenullen kunnen worden gerekend. En à propos: ik sta een ‘linkse’ politiek voor, maar kan me in geen enkele linkse partij (geheel of zelfs maar gedeeltelijk) vinden en daarom ben ik principieel partijloos geworden; ik pas niet in een partijenbestel). En als ‘rechts’ gekwalificeerd te worden zou voor mij een persoonlijke belediging betekenen.
Als Voordewind, zichtbaar gespannen, terugloopt naar zijn bankje wordt hij aangesproken door een VVD-collega – wat is dit?
‘De VVD’ers hadden het op hún beurt minister van Defensie Ank Bijleveld (CDA) in elk geval een béétje moeilijk willen maken. Kamerlid André Bosman wil van haar weten waarom ze in het vorige debat over het bombardement zo nadrukkelijk was uitgegaan van zeventig, of in elk geval „heel veel” burgerslachtoffers. Het ziet er bedacht uit: de VVD vraagt om een nederige houding van Bijleveld, waarmee ze zou kunnen goedmaken dat ze eerder veel van de verantwoordelijkheid had afgeschoven op Hennis. Bijleveld is overduidelijk van plan om dat te doen. Alleen: ze vergeet de vraag van Bosman en komt er pas na middernacht, helemaal aan het eind van het debat, op terug: „Ik ben het helemaal met u eens.” Ze had dat niet zo moeten doen, vindt ze nu.
Voor iedereen in dit Kamerdebat nieuwe ervaringen en dus nieuwe lessen te trekken voor de toekomst.
‘Tegen die tijd noemt Voordewind de „fout” van Hennis alleen nog maar „opmerkelijk”, hij komt niet met een eigen motie en steunt zelfs niet het SP-voorstel voor een ‘parlementaire ondervraging’: om na te gaan wat er ambtelijk en politiek is misgegaan na het bombardement op de Iraakse stad Hawija.
Deze parlementaire ondervraging heeft mijns inziens geen enkele zin omdat/voordat het genoemde dilemma tussen beide grondwetsartikelen is opgelost.
Militaire acties geheim
Rutte antwoordt de Kamerleden vol zelfvertrouwen. „Staatsrechtelijk gezien”, zegt hij steeds maar weer, wist hij in het voorjaar van 2016 dat er waarschijnlijk burgerdoden waren gevallen bij de aanval op Hawija. Toen waren zijn ambtenaren er in elk geval van op de hoogte. Maar hij had er „geen herinnering” aan en „ik kan geen herinnering faken die ik niet heb”. Rutte zegt dat het verder ook niet uitmaakt: als hij het wel had geweten, zou hij het niet aan de Tweede Kamer hebben verteld. Dát was toen de afspraak: militaire acties die nog werden uitgevoerd, waren geheim.
Dit is mijns inziens de juiste staatsrechtelijke redenering, die nog eerst op de juiste consequenties ervan moet worden onderzocht. Niet alleen het generatieconflict tussen politici speelt naar mijn gevoel een bepalende betekenis, maar ook hoe je het ‘militair-politieke’ bedrijf moet gaan managen in een tijdsgewricht van openheid en transparantie. Voor Defensie is die openheid en transparantie dus in ‘feitelijke’ zin onmogelijk en dus moet er ‘in abstracto’ iets te regelen zijn, zoals overleg in een besloten Kamercommissie, waarin iedere deelnemer aan het ‘gesprek’ aan een geheimhoudingsplicht wordt gebonden. En bij bewezen ‘schendingen’ van die geheimhouding(splicht) ook direct veroordeeld wordt tot ontzegging van stemrecht en dus ontheffing van actief en passief kiesrecht. Om daarmee het belang van die geheimhouding te accentueren.
‘De oppositie maakt het Rutte niet eens echt moeilijk met feiten die Tweede Kamerlid Bram van Ojik (GroenLinks) naar boven heeft gehaald: op 19 juni 2015, tien dagen nadat Hennis was gebrieft over de schade door het Nederlandse bombardement, stuurde het kabinet-Rutte II een brief aan de Tweede Kamer over verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de anti-IS-coalitie in Irak. „Was het verlengen van de missie belangrijker dan het vertellen van de waarheid?”, vraagt Jesse Klaver.
Nu hier de naam van Bram van Ojik wordt genoemd, valt het me op dat hij als oud-ambassadeur Buitenlandse Zaken ook geen notie heeft van deze speciale omstandigheden waaraan ‘Defensie’ onderworpen behoort te zijn en dus een andere parlementaire rol speelt dan alle andere dossiers. Gebrek aan politiek management op Buitenlandse Zaken of een gebrek aan samenwerking met Defensie?
Het is nu in elk geval zeker dat er in juni in de ministerraad is gesproken over de Nederlandse acties in Irak. Ook over de burgerdoden? Nee, zegt Rutte. En: „Er is geen doofpot.”
Ook een logisch antwoord van Rutte aangezien er in iedere oorlogshandeling onvermijdelijk burgerdoden vallen. Maar in dit decennium van hyperdigitalisering, sociale media en flitsnieuws is het noodzakelijk om daarop een politiek gepast antwoord te vinden over de communicatie naar de buitenwereld.
Hij komt ook fel op voor de PvdA-ministers uit zijn vorige kabinet. Bert Koenders, toen minister van Buitenlandse Zaken, en Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel hadden samen met Hennis de brief ondertekend waarin onjuiste informatie stond (géén burgerdoden). Volgens Rutte is het normaal dat ministers alleen kijken naar antwoorden op vragen over hun eigen beleidsterrein, en dit antwoord ging over defensie.
Ook logisch vanwege de overbezette agenda’s van iedere bewindspersoon.
Bijna alle oppositiepartijen lieten hun fractievoorzitter dit debat doen. Maar Lodewijk Asscher van de PvdA was er niet. Die liet het over aan Kamerlid John Kerstens, híj kreeg de kritiek over zich heen van PVV-leider Geert Wilders en van Denk – omdat de oud-PvdA-ministers net als Rutte hebben gezegd dat ze zich niets meer herinneren over burgerslachtoffers. „U heeft honderd kilo boter op uw hoofd”, zei Wilders.
‘Rezjie’ van Hugo de Jonge
Rutte blijft tot het eind ontspannen. Als hij ziet dat Wilders moe wordt, zegt hij: „Ik zie dat de heer Wilders dit onderdeel wat minder interessant vindt.” En als hij over zijn eigen ‘regie-rol’ begint, spreekt hij dat uit als „rezjie”. „Zo zou Hugo de Jonge het zeggen.”
Ank Bijleveld had dit debat drie weken eerder ook al gevoerd en was daar toen niet goed uitgekomen. Nu is ze vanaf het begin nerveus en ook Rutte lijkt er niet helemaal gerust op dat het nu beter gaat. Als zij aan het woord is, draait hij zich naar haar toe – met zijn handen over elkaar – en luistert geconcentreerd. Maar de oppositiepartijen hebben nauwelijks aandacht voor haar. Ook zij komt de hele avond niet in de problemen.
Ze was nu inderdaad ‘weer’ nerveus, maar dat was drie weken geleden nog veel sterker. Ze kwam toen helemaal niet uit haar woorden.
De motie van wantrouwen tegen het hele kabinet, die de SP indient samen met PVV, Partij voor de Dieren, Denk, 50Plus, FVD en eenmansfractie Van Kooten-Arissen, haalt het niet. Jesse Klaver is de hele avond hard geweest voor Rutte, maar wil hem niet weg hebben. Van alle fractievoorzitters is Geert Wilders de hele avond veruit het felst – vooral over de coalitie. Hij citeert ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers die tegen NU.nl had gezegd dat hij, anders dan Rutte, wél zou hebben onthouden of er over burgerdoden was gesproken. Volgens Wilders had Bijleveld „met twinkelende oogjes” Rutte genoemd als iemand die óók wist van de slachtoffers.
Aan dit stemgedrag is precies de stemstrategie van iedere fractie af te leiden. Altijd dezelfde patronen in de Tweede Kamer; altijd voorspelbaar. Ongelukken komen niet meer voor.
https://www.nrc.nl/nieuws/2019/11/27/wie-wist-wat-en-op-welk-moment-a3981960