Tags
Stelling: De bewering dat een extraparlementair kabinet is geen kwestie van verstandig of niet, als er geen keuze mogelijk is, aangezien een parlementair kabinet van alle vijf grootste partijen door rechts worden afgewezen; rechts – inclusief Yeşilgöz – heeft Frans Timmermans uitgesloten. Dus valt zijn betoog in het water. Centrum-rechts bestaat dus in die situatie niet meer omdat de VVD zich daartoe niet rekent door een koerswijziging. NSC zou geen bezwaar hebben tegen een centrumrechtse VVD, maar de koerswijziging van de nieuwe partijleider is altijd – getuige haar interviews na haar uitverkiezing – ongenuanceerd rechts. De vraag was alleen of NSC centrum- of centrumrechts zou worden.
Parlementair kabinet is het verstandigst, zeker nu (Paul Bovend’Eert, OPINIE/nrc.nl, 20 februari 2024)
Formatie | Een extraparlementair kabinet kan leiden tot premier Wilders die met zijn ministers een program opstelt, terwijl het parlement buiten spel staat. Dat is onwenselijk, zegt Paul Bovend’Eert.
Na de verkiezingen van 22 november 2023 bleek al snel dat het ook deze keer een hele opgave wordt om een nieuw kabinet te vormen. Weliswaar kunnen (centrum-)rechtse partijen (PVV, VVD, NSC en BBB) aanspraak maken op een ruime meerderheid in de Tweede Kamer, maar de animo om een regeringscoalitie met de PVV van Geert Wilders te sluiten is gering.
De VVD nam al meteen afstand van zo’n coalitie door te zeggen slechts een gedoogrol voor een minderheidskabinet te ambiëren. Ook NSC wenste vervolgens een rechts kabinet slechts van een afstand te gedogen. Het een en ander zou betekenen dat zo’n minderheidskabinet feitelijk zou bestaan uit een smalle basis van PVV en BBB met gedoogsteun van de twee anderen, in de praktijk een onwerkbare optie.
*’Onwerkbare opties’ kunnen niet al op voorhand worden voorspeld. Meerderheden moeten even hard werken en onderhandelen als grote minderheden.
Spraakverwarring
Bij het formatiedebat van woensdag 14 februari opperden vervolgens diverse fractievoorzitters het alternatief van een ‘extraparlementair kabinet’; eerder was die optie al door Omtzigt genoemd. Wat zo’n extraparlementair kabinet precies inhoudt, maakten de fractievoorzitters niet duidelijk. Voor zover ze er al nader op ingingen, gaven ze elk hun eigen vage omschrijving. Dit resulteerde in een Babylonische spraakverwarring. Informateur Putters gaat nu uitzoeken wat een extraparlementair kabinet is. Het formatiedebat was al met al een tamelijk gênante vertoning, niet best voor het vertrouwen in de politiek.
*Ook onjuist omdat @PieterOmtzigt al direct de voorkeur had voor welke variant van een minderheidskabinet dan ook, hetzij extraparlementair, dan wel zakenkabinet of gedoogpartijen zoals in 2010. Het enige verschil werd door Voermans juist aangegeven: elke niet meerderheidscoalitie is gebaseerd op lossere verbanden tussen parlement en kabinet, zonder een strak en in beton gegoten regeerakkoord. Dat tijdperk is na Rutte IV volkomen afgesloten vanwege die ‘stalen afspraken’. Ieder redelijk debat is dan immers uitgesloten omdat Rutte’s woord wet werd.
‘Het begrip ‘extraparlementair kabinet’ komt echter niet uit de lucht vallen. In een wat verder verleden heeft Nederland herhaaldelijk zo’n extraparlementair kabinet gekend. De term wordt van oudsher gebruikt voor een nieuw kabinet dat tot stand komt zonder intensieve bemoeienis van de fracties en hun voorzitters bij de vorming van een nieuwe regeringscoalitie.
*Dit is een ‘overdreven’ stellingname uitgaande van de moderne parlementaire geschiedenis na WO2, aangezien er twee zijn aan te wijzen: Kabinet-Den Uyl met de ARP als ‘gedoger’ en zoals al genoemd Rutte I met PVV in die positie. In de 19e en eerste helft van de 20e-eeuw waren de confessionelen overheersend (i.t.t. de liberale overheersing in de 19e), maar in de praktijk van het eerst genoemde kabinet, was er hypothetisch een andere situatie aan de orde, namelijk niet door een overdreven linkse PvdA en PPR, maar door de status van het ‘CDA in wording’ (‘in statu nascendi’)
En pas in 1980 een officiële fusiepartij van de drie confessionelen: KVP, ARP en CHU, waarbij ARP linksconfessioneel, en de CHU rechts-conservatief was (en alleen KVP een centrumvolkspartij, terwijl toen het predicaat ‘volkspartij’ nog het ideaal was in ons bestel, toen het algemeen belang nog niet besmet door de vage en onwerkbare inhoud van dit begrip, vanwege ondefinieerbaarheid; de huidige hypothese zou luiden dat of alle partijen ‘bewuste’ volkspartijen met duidelijk onderscheiden maatschappelijke beleidssectoren dienen.
Maar wel op voorwaarde van een góed omschreven definitie van ‘het volk’, omdat zonder duidelijke afbakening geen logisch en consistent partijprogramma mogelijk is: het ‘volk’ bestaat alleen in abstracto. Daarom zijn alle uitlatingen van moderne populisten als PVV, FvD, en JA21 die denken en beogen de belangen van het volk na te streven, slechts met hun eigen illusies bezig. Ook de genoemde formele volkspartijen (met de VVD dat begrip in de officiële naamgeving_ ) zijn nooit échte volkspartijen geweest, maar sectorale belangenorganisaties. En dat geldt nu ook voor BBB.
‘De term extraparlementair kabinet staat tegenover de term parlementair kabinet. Het is goed daarbij te beseffen dat voor elk kabinet in Nederland geldt dat het moet kunnen rekenen op voldoende steun van een parlementaire meerderheid. Ontbreekt die steun dan kan het kabinet al bij zijn eerste optreden in de Tweede Kamer worden weggestuurd. Dat overkwam voor het laatst het vijfde kabinet-Colijn (1939) dat buiten de Tweede Kamer om geformeerd was en daarop meteen werd afgestraft.
In de praktijk heeft zich sinds de jaren zestig van de 20ste eeuw de ontwikkeling voorgedaan dat de Kamerfracties en vooral hun fractievoorzitters zich intensief bemoeien met vorming van een nieuw kabinet. Zij sluiten een gedetailleerd regeerakkoord, maken afspraken over de portefeuilleverdeling en selecteren hun politieke representanten voor de ministersposten. Meestal nemen de politieke leiders van de regeringscoalitie zitting in het kabinet. Men spreekt dan naar goed Hollands formatiegebruik van de vorming van een parlementair kabinet.
Kabinet Den-Uyl
Maar er zijn ook andere opties uit een verder verleden. Wanneer fracties zo’n innige samenwerking om politieke redenen niet gewenst vinden, dan kunnen ze besluiten om geen regeerakkoord te sluiten en ook overigens de vorming van een nieuw kabinet grotendeels over te laten aan een formateur, die meestal de toekomstig premier is, die dan samen met een aantal kandidaat-ministers, afkomstig uit de partijen van de toekomstige regeringscoalitie, zelfstandig een eigen regeringsprogramma opstellen. Een aantal kabinetten vóór de Tweede Wereldoorlog kwam zo tot stand, maar ook het naoorlogse kabinet-De Quay (1959-1963) en met een beetje goede wil [sic] het kabinet-Den Uyl (1973-1977).
We zijn de afgelopen decennia in Nederland verknocht geraakt aan parlementaire kabinetten met gedetailleerde regeerakkoorden en een nauwe samenwerking tussen kabinet en regeringsfracties, maar het alternatief van een extraparlementair kabinet is dus niet denkbeeldig. Daarom valt de begripsverwarring de afgelopen week niet goed te verklaren. Men had zich best wat beter kunnen inlezen in het verschijnsel van de extraparlementaire kabinetten.
*’ Niet denkbeeldig’??? Niet ondenkbeeldig zal de auteur bedoelen, maar uit zijn betoog blijkt dit vraagteken misplaatst omdat zijn analyse geheel anders dan uit onze kanttekeningen blijkt.
Het formatiedebat was al met al een tamelijk gênante vertoning
‘De vraag is echter of de vorming van zo’n extraparlementair kabinet verstandig is. Ten eerste kan betwijfeld worden of het wenselijk is dat mogelijk formateur en toekomstig premier Geert Wilders met een aantal ministerskandidaten zelfstandig een regeringsprogramma opstelt terwijl de fracties van het gekozen parlement buiten spel staan. Of is het de bedoeling dat de fractievoorzitters toch eerst programmatisch gaan onderhandelen? Maar wat is dan het verschil met de bestaande praktijk van een regulier parlementair kabinet? En hoe zit het met de keuze van de ministerskandidaten? Zijn partijen zoals de PVV en BBB in staat kandidaten voor te dragen die capabel genoeg zijn om zelfstandig een regeringsprogramma samen te stellen? Kortom, het is zeer de vraag of in de huidige politieke verhoudingen de vorming van een extraparlementair kabinet het overwegen waard is.
*Onjuist vraag dus. En de grootste blunder in dit betoog wordt gemaakt als gesteld wordt dat het ‘gekozen parlement buiten spel [komt te] staan’. Dit is inherent onmogelijk omdat de Staten-Generaal altijd in ‘the lead’ zijn omdat het vertrouwensvotum bepalend is. De Kamer spreekt zijn vertrouwen uit of niet. In dit laatste geval treedt het kabinet af. De volgende (en laatste alinea’s) van de auteur gaan dus allemaal de mist in, omdat het uitgangspunt van dit betoog onjuist is.
De enige juiste zin: ‘parlementair kabinet ook kan rusten op een beknopt regeerakkoord, dat niet per se knellend is maar de fracties veel vrijheid en zelfstandigheid laat.’ Dit is juist, maar nooit toegepast omdat iedere coalitiepartij binnen het kabinet streeft naar zo groot mogelijke winst tijdens de toekomstige verkiezingen en daardoor ontstaan een eeuwige wedstrijd ‘ver-plassen’ omdat elkaar overtroeven (meestal) de grootste winst betekent.
Nogal instabiel
Bovendien is het van belang te beseffen dat dergelijke extraparlementaire kabinetten doorgaans nogal instabiel zijn vanwege de gebrekkige samenwerking met de regeringsfracties in het parlement. Een kabinetscrisis dreigt al snel als er zo’n zwakke basis is om steun te verlenen aan het kabinet.
*’Nogal instabiel’ is inherent aan de maatschappelijke omstandigheden die uiterst complex en hectisch is. Daarop moeten kortom alle partijen zich instellen.
Om die reden [sic] is het raadzaam om in ieder geval in deze fase van de formatie nog niet terug te gaan naar de oude ‘extreme’ praktijk van extraparlementaire kabinetten. En overigens is het nogal zinloos te doen alsof een extraparlementair kabinet gevormd wordt, terwijl men eigenlijk een gewoon parlementair kabinet samenstelt. Dat leidt slechts tot nog meer spraakverwarring en onbegrip.
*Niet bij de juiste uitleg en gedragingen in de plenaire zaal.
Het is goed daarbij te beseffen dat een parlementair kabinet ook kan rusten op een beknopt regeerakkoord, dat niet per se knellend is maar de fracties veel vrijheid en zelfstandigheid laat. En politieke leiders kunnen bij zo’n kabinet gerust in de Kamer blijven zitten.
*Optimist, maar niet heus!
Wellicht dat de vorming van een parlementair minderheidskabinet met alleen gedoogsteun van NSC dan toch op dit moment de meest reële eerste optie is.
[Paul Bovend’Eert is hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.]
https://www.nrc.nl/nieuws/2024/02/19/parlementair-kabinet-is-het-verstandigst-zeker-nu-a4190571