Lidmaatschap EMU moet opzegbaar worden (Jaap Hoeksma. Rechtsfilosoof, Opinie & Debat/de Volkskrant, 10 juli 2015)
Europese Unie: Griekenland zal moeten inzien dat je geen lid kunt zijn van een club waarvan je de regels verwerpt.
Invoering van de gemeenschappelijke munt werd verondersteld onomkeerbaar te zijn
Griekse regering kan volledige soevereiniteit hernemen en het land failliet laten gaan
‘De gordiaanse knoop die de EU en haar lidstaten dit weekeinde moeten oplossen, is in de verdragen van de Unie niet voorzien. Het Verdrag van Lissabon uit 2007 bevat geen regels voor de uittreding van een lidstaat uit de Economische en Monetaire Unie (EMU). Het kent ook geen bepalingen om lidstaten die de afgesproken regels rond de euro schenden tot de orde te roepen. Om een aanvaardbare oplossing te vinden, zullen zowel Griekenland als de EU en de andere lidstaten de komende dagen over hun schaduw heen moeten springen.
De EMU is oorspronkelijk opgericht in de veronderstelling dat de invoering van de gemeenschappelijke munt een onomkeerbaar proces was. Lidstaten van de EU die de euro wilden voeren, zouden hun lot voor altijd aan elkaar verbinden. Er is om ideologische redenen dus geen bepaling in de verdragen opgenomen die het vertrek van een lidstaat uit de EMU regelt. Het EU-verdrag dat in 2007 in Lissabon werd gesloten, bevat wel een artikel over de beëindiging van het lidmaatschap van de EU. Krachtens artikel 50 van dit verdrag hebben lidstaten het recht hun lidmaatschap van de EU eenzijdig op te zeggen en uit de Unie te treden.’
Het idealisme spatte ervan af in de basisveronderstelling bij de invoering van de gemeenschappelijk munt: ideale munt en dus een onomkeerbaar proces. Dat de werkelijkheid erg grillig was werd dus niet overwogen. Vandaar dat de Europese Commissies sinds de EMU op het verkeerde been werd gezet. De gevolgen van die blunder hebben we nu voluit kunnen ervaren.
‘De constructie van de EU en de EMU is gebaseerd op het uitgangspunt dat democratische staten de uitoefening van soevereiniteit met elkaar kunnen delen om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken. Het delen van soevereiniteit is een ongewoon verschijnsel in de internationale statenpraktijk dat alleen door de EU gehanteerd wordt. Het vooronderstelt dat staten zoveel vertrouwen in elkaar hebben dat ze bereid zijn hun eigen soevereiniteit op een of meer terreinen in te perken terwille van de onderlinge samenwerking. De gedeelde uitoefening van soevereiniteit gaat daarom gepaard met heldere afspraken, waaraan de partners zich moeten houden. Langs deze weg wordt gedeelde soevereiniteit ook gedeelde verantwoordelijkheid.’
Eindelijke de waarheid onthuld: er is geen soevereiniteit afgestaan maar gedeeld met andere lidstaten. Zoals hier vaker is vastgesteld is er alleen sprake van verlies van soevereiniteit als onze grondwet wordt gewijzigd, maar daar is nooit sprake van geweest. En helemaal niet in tweede lezing. Maar gelukkig wijst de auteur dat het gaat om gedeelte soevereiniteit en gedeelde verantwoordelijkheid. Staatshoofden zijn daarbij geen sprekend voorbeeld van gedeelde verantwoordelijkheden gezien de nationale belangen die voortdurend domineren. Daarom moet de Europese Raad structureel anders gaan optreden. Dan kunnen ze de hoop koesteren dat de eigen bevolking hun voorbeeld zullen volgen: wie goed doet, goed ontmoet.
‘Deze opzet is in de praktijk zó uitgewerkt dat staten die willen toetreden tot de EU aan de Kopenhagen-criteria moeten beantwoorden. EU-lidstaten die ook tot de EMU willen behoren, moeten bovendien aan de convergentiecriteria voldoen. Het ligt voor de hand dat, als de economieën van alle lidstaten aan dezelfde criteria voldoen, de gedeelde uitoefening van soevereiniteit op het monetaire en financiële vlak geen onoverkomelijke verrassingen oplevert.’
Maar helaas is de EMU opgestart zonder geconvergeerde economieën, waarbij bovendien tegen alle afspraken in landen zijn toegelaten die in de verste verte niet aan de voorwaarden voldeden, waaraan Bolkestein ons afgelopen week weer herinnerde in de situatie van Griekenland. Daarom is het volkomen logisch maar ook noodzakelijk dat Griekenland wordt geholpen bij de opbouw van een postmoderne en laatindustriële samenleving, hoewel er in Griekenland zelfs geen gewone maakindustrie bestaat. Die moet nu wel worden opgebouwd, omdat een laatindustriële maatschappij zonder industriële capaciteit onbestaanbaar maar ook onlogisch is.
‘Hoewel de eurocrisis een hardhandig einde aan de rust maakte, kwam de EMU hieruit versterkt tevoorschijn. Er is een verdedigingslinie aangelegd om acute financiële problemen op te vangen, de lidstaten hebben strenger toezicht op hun begroting door Brussel aanvaard en er is een bankenunie in het leven geroepen. Het probleem dat dit weekeinde opgelost moet worden, is ontstaan doordat één der lidstaten zich niet aan de regels wil houden en het samenwerkingsverband geen bevoegdheden heeft die lidstaat daartoe te dwingen.
‘De werkelijkheid is ook in het geval van de EU en de euro weerbarstiger dan de leer. Europa kan pas onbevangen met Griekenland onderhandelen als het de idee loslaat dat het lidmaatschap van de EMU onomkeerbaar is. Op zijn beurt zal Griekenland moeten inzien dat je geen lid kunt zijn van een club waarvan je de regels verwerpt en dat wederzijds vertrouwen een onmisbare voorwaarde voor het delen van soevereiniteit is. De realiteit dwingt beide kampen de ingenomen standpunten te herzien. De Griekse regering kan de volledige soevereiniteit hernemen en het land failliet laten gaan. Europa kan zich laten gijzelen door het dogma van de onomkeerbaarheid en het voortbestaan van de euro op het spel zetten. Hoe de gordiaanse knoop dit weekeinde ook wordt ontward, de les van deze tragedie luidt dat de verdragen van de EU herschreven moeten worden.’
De conclusie is geen andere dat iedere vorm van populisme uit den boze is en dat deze tekst van de auteur dat bewijst. Hierin worden de feiten genoemd en daarvan is bij populisten en demagogen geen sprake.