Tags
Nederlanders zijn het over meer dingen eens dan oneens (Naomi Ellemers, Opinie/fd, 19 dec. 23)
De polarisatie lijkt groot, maar er is genoeg om het over eens te zijn. Bijvoorbeeld dat we meer woonruimte en arbeidskrachten nodig hebben. Maak niet alles een zaak van voor of tegen, schrijft Naomi Ellemers.
Hoe moet het verder met Nederland als we het nergens over eens kunnen worden? Nu de verkiezingen achter de rug zijn maken steeds meer mensen zich zorgen over toenemende polarisatie in de samenleving. De uitslag doet vermoeden dat kiezers in Nederland steeds extremere politieke denkbeelden hebben — net als in de Verenigde Staten, Italië en vele andere landen. Maar is dat ook echt zo?
We denken vaak dat opiniepeilingen en stemgedrag een uiting zijn van diepgewortelde meningen en ideologische overtuigingen. Maar misschien valt dat wel mee. Bij opiniepeilingen wordt, net zoals vaak op radio en tv het geval is, mensen meestal gevraagd of ze ergens ‘voor’ of ‘tegen’ zijn. Het antwoord ‘ik weet het niet’, of ‘dat hangt ervan af’ is meestal geen optie.
Ongenuanceerd
Laten Nederlanders zich in hun antwoorden sturen door hun eigen problemen? Eigen ervaringen met (bijvoorbeeld) overstromingen, armoede, woningnood of een asielzoekerscentrum in de buurt blijken lang niet altijd een rol te spelen. Zo hoor je respondenten over voorgestelde maatregelen dingen zeggen als: ‘Ik heb er nog nooit van gehoord, maar ik ben er tegen.’ Dat heeft dus niet altijd een sterke inhoudelijke basis — en dat geldt voor zowel links als rechts.
Dat betekent niet dat de kiezers dom zijn, of te weinig nadenken. Het heeft vooral te maken met de ongenuanceerde manier waarop de vraag wordt gesteld. Onderzoek naar politieke opiniepeilingen laat dan ook zien dat mensen gemakkelijk van standpunt veranderen als je preciezer aangeeft waarover je nu eigenlijk hun mening vraagt.
Tegelijkertijd zijn het vooral mensen met extreme standpunten die in de openbaarheid treden, bijvoorbeeld op sociale media. Hun agressieve uitingen blijken anderen ervan te weerhouden om hun meer gematigde mening te delen. Zo ontstaat gemakkelijk een vertekend beeld.
De polarisatie in onze samenleving hoeft niet te betekenen dat de Nederlanders fundamenteel van mening verschillen, maar kan ook een uitdrukking zijn van hun gevoelens. Deze ‘affectieve polarisatie’ is in de VS uitgebreid vastgesteld onder Republikeinen en Democraten, maar blijkt net zo goed voor te komen in landen zonder tweepartijenstelsel, zoals Nederland.
Om welke gevoelens gaat het dan? Elkaar over en weer beschuldigen, bijvoorbeeld van racisme of wokeness, of elkaar hypocriet noemen vanwege vlees eten of vliegen, zorgt er vooral voor dat mensen zich aangevallen voelen. Dus gaan ze zich verdedigen. Zelfs wie diep van binnen voelt dat de kritiek wel een beetje terecht is, vindt het zo steeds moeilijker om dat toe geven. Het schuldgevoel of ongemak dat hierdoor wordt opgeroepen valt te bestrijden door in de slachtofferrol te kruipen: door de eigen problemen uit te vergroten, en de verantwoordelijkheid hiervoor bij anderen te leggen.
Maar zo gaat de discussie al gauw alleen nog maar over wiens problemen het grootst zijn, en wie daarvan de schuld kan krijgen. Dit wordt wel competitive victimhood genoemd. Wie begint over het organiseren van tijdelijke opvang voor asielzoekers, krijgt dan te horen dat we het daar niet over moeten hebben zolang er niet kan worden gebouwd wegens stikstofproblemen.
Zo’n ‘problemencompetitie’ vergroot het onderlinge wantrouwen, verkleint het begrip voor elkaar en helpt mensen niet om in actie te komen. Dat alles kan een inhoudelijke discussie flink in de weg staan.
Het lijkt slecht nieuws dat politieke opinies niet altijd gebaseerd zijn op inhoudelijke overtuigingen. Toch heeft het ook een positieve kant. Het betekent namelijk ook dat je polarisatie kunt tegengaan als het lukt het gesprek te richten op feitelijke informatie waarover iedereen het eens is, in plaats van de ‘schuldvraag’ centraal te stellen.
‘Als we er een ‘problemencompetitie’ van maken, vergroten we het onderlinge wantrouwen’
Dat pleit voor een praktische aanpak. In plaats van af te gaan op onbetrouwbare ‘draagvlak’metingen, kun je je beter richten op de vraag wat in de praktijk werkt, en wat daarvoor nodig is.
Zoals commissaris van de Koning René Paas, die over problemen met de opvang van asielzoekers zei dat dit vooral komt doordat ‘we het stom hebben georganiseerd’. Ook burgemeester Sjors Fröhlich richtte zich op praktijk. In een opiniestuk beschreef hij welke maatregelen zijn gemeente nam om tegemoet te komen aan zorgen van burgers over de opvang van asielzoekers. Dat lukte zo goed, dat het dorp in actie kwam om de asielzoekers te behouden toen de afgesproken termijn afliep. Ondanks de aanvankelijke weerstand.
Wie het land wil besturen moet beseffen dat we tot elkaar veroordeeld zijn. Dat betekent dat we op zoek moeten gaan naar zaken waarover we het eens kunnen worden. Zoals het feit dat er meer woonruimte nodig is, dat we meer arbeidskrachten moeten zien te vinden, en dat we ons moeten beschermen tegen het stijgen van de zeespiegel.
Geen politieke vraag
Hoe we dat voor elkaar krijgen is geen politieke vraag waarover we van mening kunnen verschillen. Het is een uitvoeringsvraag die uitgewerkt moet worden. Daarvoor heb je burgers nodig met inhoudelijke deskundigheid op deze terreinen, en bestuurders die gemotiveerd zijn om deze problemen op te lossen — in plaats van ze uit te vergroten, of simpelweg te negeren.
[Naomi Ellemers is organisatie- en sociaal psycholoog en universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht.]
https://fd.nl/opinie/1499711/nederlanders-zijn-het-over-meer-dingen-eens-dan-oneens