Tijdens Buitenhof-tv meende van vandaag oordeelde ook auteur Arnon Grunberg dat Biden gelijk had met de terugtrekking van zijn troepenmacht omdat het ‘noodzakelijk’ was. Ik moet het nog terug beluisteren om te horen of hij dat nog had toegelicht, maar we zijn het dus eens met die terugtrekking, omdat het wat mij betreft een oude oorlog was en dus gebaseerd op oud-denken. We gaven eerder aan dat nieuwe oorlogsvoering uitsluitend via cyberwar gaat verlopen en dat betekent een digitale oorlog waar de voertuigen via hacks onklaar worden gemaakt en waar alle berichten afgeluisterd en dus emailverkeer en apps worden beluisterd en gelezen om zo de positie van vijandelijke leiders (stamhoofden) worden gelokaliseerd om er een drone op af te kunnen sturen.
In de tweede plaats kunnen er geen troepen meer worden gestuurd voor ‘nationbuilding’, want met de wijsheid van vandaag kan worden vastgesteld dat die opzet volkomen zinloos is geweest. Middeleeuwse maatschappijvormen kunnen niet in een handomdraai in een democratie omgetoverd worden. Zoals onder punt 1 al aangegeven, zijn dit allemaal vormen van oud-denken die dus volkomen als achterhaald kunnen worden beschouwd. Van alle foto’s die in de loop der jaren van schietoefeningen en andere trainingen werden gepubliceerd, herkende je onmiddellijk dat er geen sprake van potentiële krijgers en vechtjassen. Het waren minder dan rekruten en de Nederlandse instructeurs moeten zich in hun vuistje hebben gelachen dat deze selectie moest worden opgeleid. Dat kun je direct herkennen als je als dienstplichtige onder de wapenen bent geroepen. Één zo’n foto verraadt al een ingebakken mislukking en dat is dus ook gebeurd.
In de derde plaats deed hier het gebrek aan oefenmunitie al de ronde en dat zou zijn vervangen door pief-paf-poef. Kortom, bij iedere nieuwe en vooral kortdurende missie in de toekomst die geen enkel vergelijk met Srebrenica en Uruzgan mogelijk mogen maken, omdat die heropbouwmissies allemaal op oorlogshandelingen neerkwamen en die moeten voortaan structureel afgewezen worden want geldverslindend zodat dat er iets positiefs te verwachten is. Dat zijn de lessen van Vietnam, Syrië, Libië en nu Afghanistan. Generaals die de Kamerleden informeerden over al die oorlogen bleken niet op de hoogte of zaten valse voorlichting te geven, ofwel de Kamerlieden voor te liegen.
Ten vierde dat er nu een geheel nieuw defensieplan moeten worden ontwikkeld waarin duidelijk staat vermeld wat de eisen zijn – want die worden niet genoemd – van het artikel 100 Gw[i] en in een herschreven versie ‘hoe aan alle voorwaarden voldaan kan worden’. Tot heden is het parlement klaarblijkelijk alleen op basis van bondgenootschappelijke verplichtingen akkoord gegaan en die vaagheid mag in de toekomst niet meer voorkomen. Het kan dus niet anders dan dat de tekst van dat artikel volkomen aangepast moet worden op basis van de bevindingen die uit een toekomstige parlementaire enquête naar boven komen. Achteraf kan worden geconstateerd dat iedere missie heeft voldaan aan de beloften die op niets anders neerkomen dan leugens en bedrog. Er werden perspectieven voorgeschoteld die niet realistisch of zelfs haalbaar waren. Alleen al daarom komt er een geheel nieuw defensieplan, maar dan gebaseerd op cyberoorlogen waar acties van onze krijgsmacht gewenst zijn (en nog steeds in NAVO-verband of zelfs een gesuggereerd Europees gecoördineerd leger, waarbij de soevereiniteit in nationale handen blijft. Maar wel geldt dat zowel buitenlands- als defensie beleid in internationale kaders een EU-aangelegenheid is zoals het EU-Verdrag nu voorschrijft.[ii]
Ten vijfde kan de beschouwende analyse van de internationaal bekende Brits-Pakistaanse historicus Tariq Ali (deze week in De Groene Amsterdammer) worden geconstateerd dat hij vastgeroest zit aan het traditionele academisch-militaire denken en daarom geen uitgangspunten biedt voor de overdenken van de toekomst. Het zegt eerder iets over het internationale groep experts op veiligheid- en defensiegebied dat nog volkomen traditioneel is ingesteld en dus op dit moment geen enkele waarde meer bezit. Toch is voor de volledigheid zijn tekst in de voernoot opgenomen, zodat de lezer mijn beweringen kan verifiëren.[iii]
Hetzelfde lot ondergaat ook de Nederlandse militair-historicus Christ Klep die onderzoek deed naar de ontspoorde vredesmissies en daarover ook in De Groene via een interview verslag deed.[iv]
Ter afsluiting wordt als conclusie getrokken dat de Afghaanse missie van 10 jaar de laatste missie is geweest van het oude soort want een verhaling van alle voorgaande missies leert dat ons land maar op een willekeurige en amateuristische wijze heeft geparticipeerd en dat het duidelijk is dat het defensiebeleid nu op een keerpunt is aanbeland, en nieuw beleid moet worden opgebouwd en uitgevoerd.
Er is dus geen andere conclusie mogelijk uit voorgaande punten die besproken zijn. Ook de toekomstige parlementaire enquête kan tot geen andere uitkomsten luiden. Maar het betekent geen eeuwig verlies van onze positie (mondiaal en binnen het NAVO-kader) als de juiste conclusies worden getrokken; en dat we ons nu bewust zijn dat het hierboven steeds ging op opbouwmissies, maar dan in oorlogsgebied en dat zijn te zware risico’s. het kan niet samen zoals we nu geleerd hebben, al was het maar de schijn die werd opgehouden dat de Taliban niet meer bestond. En dat hebben we geweten. Zij hebben zich slim koest gehouden tot de weer zouden zijn vertrokken. Daar is de NAVO ingestonken en dat zegt iets over de ‘Information and Intelligence Capability’.
Daarvan kan met de wijsheid van het heden worden opgemerkt dat al die missies moesten mislukken omdat er teveel uit de losse pols en dus zonder logisch raamwerk tot snel, en vluchtige notitie dat dus al niet kon voldoen aan eisen van effectiviteit of doelmatigheid (zogenaamde duidelijke doelen zonder dat ze houvast konden bieden aan de deelnemende militairen) en efficiënt uitvoerbaar, laat staan volledig ‘geregeld’. ‘Dan houdt alles op’ en de geldverspilling is hemeltergend geweest. Maar het westen is iets wijzer geworden en zal nu alles anders gaan aanpakken. En dat is positief en constructief als we onze trauma’s hebben verwerkt.
[i] Artikel 100 1.De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict. 2.Het eerste lid geldt niet, indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen. In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekt. [https://maxius.nl/grondwet]
[ii] https://www.europarl.europa.eu/factsheets/nl/sheet/159/gemeenschappelijk-veiligheids-en-defensiebeleid
[iii] Het debacle van Amerika’s langste oorlog @groene
Een moeras van onwetendheid
De val van Kabul markeert een grote – en misschien voorspelbare – nederlaag voor het Amerikaanse Rijk, én voor de NAVO-landen die aanhaakten. Van alle doelstellingen kwam niets terecht. Er zijn enorme fouten gemaakt.
Tariq Ali, De Groene, 25 augustus 2021 – verschenen in nr. 34
De val van Kabul is een grote politieke en ideologische nederlaag voor het Amerikaanse Rijk. De overvolle helikopters die Amerikaans ambassadepersoneel naar het vliegveld van Kabul vervoerden, vertoonden schrikbarend veel overeenkomst met de scènes in Saigon in april 1975. De snelheid waarmee de Taliban-strijders door het land zijn getrokken is verbijsterend; hun strategische vernuft is opmerkelijk. Een offensief van een week eindigde met de inname van Kabul. Het driehonderdduizend man sterke Afghaanse leger viel uiteen. Veel soldaten weigerden strijd te leveren. Sterker nog, duizenden liepen over naar de Taliban, die ogenblikkelijk de onvoorwaardelijke overgave eisten van de marionettenregering. President Ashraf Ghani, geliefd bij de Amerikaanse media, ontvluchtte het land en zocht zijn toevlucht in Oman. Boven zijn presidentiële paleis wappert nu de vlag van het herboren emiraat.
In bepaalde opzichten is de situatie beter vergelijkbaar met het negentiende-eeuwse Soedan dan met Saigon – destijds trokken de strijdkrachten van de mahdi Khartoem binnen en doodden generaal Gordon. William Morris noemde de overwinning van de mahdi een zware slag voor het Britse Rijk, maar waar de Soedanese opstandelingen een heel garnizoen over de kling joegen, ging de machtsovername in Kabul gepaard met weinig bloedvergieten. De Taliban hebben niet eens geprobeerd de Amerikaanse ambassade te bezetten, laat staan dat ze het op Amerikaans personeel hadden gemunt.
Zo is de war on terror na twintig jaar uitgelopen op een voorspelbare en voorspelde nederlaag voor de Verenigde Staten, de NAVO en anderen die zijn aangehaakt. Hoe je ook mag denken over het beleid van de Taliban – ik sta er al jaren zeer kritisch tegenover – het valt niet te ontkennen dat de Taliban een bijzondere prestatie hebben geleverd. In een tijd waarin de VS het ene na het andere Arabische land de vernieling in hebben geholpen, is er nergens ooit verzet opgekomen dat de bezetters echt in de problemen heeft gebracht. Deze nederlaag zou weleens het keerpunt kunnen zijn. Daarom hoor je de Europese leiders nu ook kermen. Ze hebben zich in Afghanistan onvoorwaardelijk achter Amerika geschaard en ook zij zijn nu vernederd – met name Engeland.
President Joe Biden kon geen kant op. De VS hadden laten weten zich in september 2021 te zullen terugtrekken uit Afghanistan, zonder ook maar een van hun ‘nobele’ doelen te hebben bereikt: zorgen voor vrijheid en democratie, voor gelijke rechten voor vrouwen, en afrekenen met de Taliban. Hoewel ze in militair opzicht ongeslagen zijn, schreien liberalen verbitterde tranen die extra duidelijk maken hoe diep het verlies zit. De meesten van hen – Frederick Kagan in The New York Times, Gideon Rachman in The Financial Times – zijn van mening dat de terugtrekking had moeten worden uitgesteld om de Taliban op afstand te houden. Maar wat Biden heeft gedaan, is niets anders dan het ratificeren van het vredesproces dat door Donald Trump in gang is gezet, met steun van het Pentagon, en dat in februari 2020 is vastgelegd in een akkoord, in aanwezigheid van de VS, de Taliban, India, China en Pakistan. De Amerikaanse inlichtingendiensten wisten dat de invasie was mislukt: hoe lang ze ook zouden blijven, de Taliban lieten zich niet de kop indrukken. Dat Bidens haastige terugtrekking de militanten op de een of andere manier heeft gesterkt, is lariekoek.
Feit is dat Amerika er in twintig jaar niet in is geslaagd iets op te bouwen dat de missie kan rechtvaardigen. De schitterend verlichte ‘Groene Zone’ wordt omgeven door een duisternis waarvan de mensen in de Zone zich geen voorstelling konden maken. In een van de armste landen ter wereld werden jaarlijks miljarden uitgegeven voor de airconditioning van de barakken voor Amerikaanse soldaten en officieren, en er werd geregeld eten en kleding ingevlogen vanaf bases in Qatar, Saoedi-Arabië en Koeweit. Het mag nauwelijks verbazing wekken dat er een reusachtige sloppenwijk verrees aan de randen van Kabul, waar de armen samenkwamen om in het afval te snuffelen, op zoek naar restjes.
De lage lonen van de medewerkers van de Afghaanse veiligheidsdiensten hebben hen er niet toe weten te verleiden de wapens op te pakken tegen hun landgenoten. Het leger, dat in de loop van twee decennia is opgebouwd, is al in een vroeg stadium geïnfiltreerd door Taliban-aanhangers, die zo een gratis training kregen in het gebruik van modern wapentuig en tevens als spion fungeerden voor het Afghaanse verzet.
Dit is de trieste realiteit van de ‘humanitaire interventie’. Al moet worden gezegd: het land heeft een geweldige toename gezien van de export. In de jaren van de Taliban was de productie van opium strikt gereguleerd. Sinds de Amerikaanse invasie is die productie tot ongekende hoogten gestegen en ze maakt tegenwoordig negentig procent uit van de wereldwijde heroïnemarkt – wat de vraag oproept of dit voortslepende conflict, in ieder geval ten dele, kan worden beschouwd als een nieuwe opiumoorlog.
Er zijn biljoenen winst gemaakt, geld dat is verdeeld tussen de Afghaanse sectoren die de bezetting faciliteerden. Westerse officieren kregen goed betaald om de handel mogelijk te maken. Eén op de tien jonge Afghanen is inmiddels verslaafd aan opium. Van de NAVO-troepen zijn geen cijfers beschikbaar.
‘We ontbeerden een fundamenteel begrip van Afghanistan – we hadden geen flauw benul waar we aan begonnen’
Wat de positie van vrouwen betreft is er weinig veranderd. Er is weinig sociale vooruitgang buiten de van ngo’s vergeven Groene Zone. Een van de belangrijkste Afghaanse feministen in ballingschap merkte ooit op dat de vrouwen in haar land drie vijanden hebben: de westerse bezetting, de Taliban en de Noordelijke Alliantie. Met het vertrek van de Amerikanen hebben ze er nog twee, zegt ze. (Vermoedelijk kan dit inmiddels worden teruggebracht tot één, aangezien de Taliban tijdens hun opmars in het noorden hebben afgerekend met belangrijke facties van de Alliantie voordat ze Kabul innamen.)
Ondanks herhaalde verzoeken van journalisten en campagnevoerders zijn er geen betrouwbare gegevens vrijgegeven over de sekswerkersindustrie die is ontstaan om het bezettingsleger van dienst te zijn. Ook zijn er geen betrouwbare cijfers over het aantal verkrachtingen – hoewel Amerikaanse soldaten geregeld seksueel geweld hebben ingezet tegen ‘terrorisme-verdachten’, Afghaanse burgers hebben verkracht en hebben toegestaan dat geallieerde milities kinderen misbruikten. Tijdens de Joegoslavische burgeroorlog is de prostitutie enorm toegenomen en is de regio uitgegroeid tot een centrum van mensenhandel met als oogmerk seksuele uitbuiting. De betrokkenheid van de VN bij deze winstgevende praktijken is goed gedocumenteerd. In Afghanistan moeten alle details nog boven tafel komen.
Sinds 2001 hebben meer dan 775.000 Amerikanen in Afghanistan gevochten. Daarvan zijn er 2248 omgekomen, naast bijna vierduizend Amerikaanse contractanten. Volgens het ministerie van Defensie zijn er 20.589 militairen gewond geraakt in de strijd. De slachtoffers aan Afghaanse kant zijn moeilijk te berekenen aangezien ‘vijandelijke doden’, onder wie burgers, niet worden bijgehouden. Carl Conetta van het Project on Defense Alternatives schat dat er halverwege januari 2002 al minstens 4200 tot 4500 burgers waren omgekomen door de Amerikaanse inval, zowel direct als gevolg van de luchtaanvallen als indirect tijdens de humanitaire crisis die erop volgde. In 2021 liet Associated Press weten dat er 47.245 burgers waren omgekomen als gevolg van de bezetting. Afghaanse mensenrechtenactivisten gaven een hoger aantal op en hielden vol dat er meer dan honderdduizend Afghanen (van wie veel niet-strijders) waren omgekomen, en dat het aantal gewonden drie keer zo hoog lag.
In 2019 publiceerde The Washington Post een tweeduizend pagina’s dik intern rapport, in opdracht van de Amerikaanse overheid, om het debacle van Amerika’s langste oorlog in kaart te brengen: The Afghanistan Papers. Het rapport was gebaseerd op een reeks interviews met Amerikaanse generaals (zowel gepensioneerd als in actieve dienst), politiek adviseurs, diplomaten, vrijwilligers enzovoort. Hun gecombineerde oordeel was vernietigend. Generaal Douglas Lute, de ‘Afghaanse oorlogstsaar’ onder Bush en Obama, erkende dat we ‘een fundamenteel begrip van Afghanistan ontbeerden – we wisten niet waar we mee bezig waren (…) we hadden geen flauw benul waar we aan begonnen (…) Het Amerikaanse volk zou eens moeten weten wat een immense misstand dit is.’
Een andere getuige, Jeffrey Eggers, een gepensioneerde Navy Seal en een Witte Huis-medewerker onder Bush en Obama, benoemde de ongekende verspilling van middelen: ‘Wat heeft deze strijd van een biljoen dollar ons opgeleverd? Was het een biljoen dollar waard? (…) Toen we Osama bin Laden hadden gedood, zei ik dat Osama waarschijnlijk in zijn waterige graf lag te schaterlachen om het godsvermogen dat we hebben uitgegeven aan Afghanistan.’ Waar hij aan had kunnen toevoegen: ‘En dan nog hebben we verloren.’
Wie was de vijand? De Taliban, Pakistan, alle Afghanen? Een Amerikaanse soldaat die al langere tijd diende was ervan overtuigd dat minstens een derde van de Afghaanse politiemacht drugsverslaafd was en dat een flink deel uit Taliban-aanhangers bestond. Dat vormde een groot probleem voor de Amerikaanse soldaten, zoals een anonieme hoge piet van de Special Forces in 2017 getuigde: ‘Ze dachten dat ik naar ze toe zou komen met een kaart om te laten zien waar de goeien zaten, en waar de slechteriken (…) Pas na een paar gesprekken drong tot hen door dat ik niet over die informatie beschikte. In het begin bleven ze maar vragen: “Maar wie zijn nou de slechteriken, en waar zitten die?”’
Donald Rumsfeld gaf al in 2003 uiting aan eenzelfde gevoel. ‘Ik heb er geen zicht op wie in Afghanistan of Irak de slechteriken zijn’, schreef de minister van Defensie. ‘Ik heb alle informatie gelezen die we uit de gemeenschap krijgen, en het lijkt alsof we heel veel weten, maar als je wat dieper graaft blijkt dat we niets hebben waar we echt iets mee kunnen. We hebben een schrijnend tekort aan informatie vanuit de bevolking.’
Het is een serieus probleem als je geen onderscheid kunt maken tussen vriend en vijand – niet alleen volgens carl-schmitteaanse logica, maar ook in praktische zin. Als je geen verschil kunt maken tussen bondgenoten en tegenstanders na een aanslag met een geïmproviseerde bom op een drukke markt haal je uit naar alles en iedereen, en al doende creëer je nieuwe vijanden. Kolonel Christopher Kolenda, die adviseur is geweest van drie generaals, wees op nog een ander probleem binnen de Amerikaanse missie. Corruptie vierde hoogtij, meteen vanaf het begin, zei hij; de regering-Karzai was een ‘eigenhandig opgetuigde kleptocratie’. Dat ondermijnde de post-2002-strategie om een staat op te bouwen die ook na de bezetting zou standhouden. ‘Kleinschalige corruptie is net huidkanker, er zijn manieren om ermee om te gaan en dan kun je er best mee leven. Corruptie binnen ministeries, op een hoger niveau, is net darmkanker; dat is erger, maar als je er op tijd bij bent, komt het waarschijnlijk wel goed. Maar kleptocratie is als een hersentumor: je bent ten dode opgeschreven.’
De regering-Karzai was een ‘eigenhandig opgetuigde kleptocratie’. ‘Dat is als een hersentumor: je bent ten dode opgeschreven’
Het moet gezegd worden dat de staat Pakistan – waar de kleptocratie is doorgedrongen tot in de haarvaten van de maatschappij – al decennia bestaat. Maar in Afghanistan is het een stuk lastiger omdat de pogingen om een stabiele staat op te bouwen werden geleid door een bezettingsleger en de centrale overheid nauwelijks steun genoot van de bevolking.
oe zit het met de zogenaamde rapporten dat de Taliban waren verslagen en nooit meer zouden terugkeren? Een hoge ambtenaar bij de National Security Council zegt over de leugens die zijn collega’s hebben verspreid: ‘Zo legden zij het uit. Bijvoorbeeld, de aanvallen [van de Taliban] nemen in hevigheid toe? “Dat komt doordat er meer doelen zijn die ze kunnen bestoken, dus meer aanvallen is een valse indicatie van instabiliteit.” Toen drie maanden later de aanvallen nog steeds in hevigheid toenamen: “Dat komt doordat de Taliban wanhopig zijn, dus eigenlijk is het een indicatie dat we aan de winnende hand zijn” (…) En zo ging het maar door, om twee redenen: om alle betrokkenen goed voor de dag te laten komen en om de indruk te wekken dat de troepen (…) dusdanig effect sorteerden dat het nadelig voor het land zou zijn om ze weg te halen.’
Dit alles was een publiek geheim onder de staatshoofden en op de ministeries van Defensie in de Europese NAVO-landen. In oktober 2014 gaf de Engelse minister van Defensie toe dat er ‘fouten zijn gemaakt op militair vlak, dat politici destijds fouten hebben gemaakt en dat dit zo’n tien, dertien jaar terug gaat (…) We gaan geen gevechtstroepen meer naar Afghanistan sturen, in geen geval.’ Vier jaar later stuurde premier Theresa May toch weer Britse troepen naar Afghanistan, dubbel zo veel zelfs, om ‘te helpen de broze veiligheidssituatie het hoofd te bieden’. En nu uiten de Engelse media, in navolging van het ministerie van Buitenlandse Zaken, kritiek op Biden omdat hij de verkeerde stap zou hebben gezet op het verkeerde moment, en sir Nick Carter, het hoofd van de Britse strijdkrachten, heeft zelfs gesuggereerd dat een nieuwe invasie noodzakelijk kan zijn. Tory-Kamerleden, mensen die terugverlangen naar het koloniale tijdperk, slaafse journalisten en Blair-adepten dringen aan op een permanente Britse aanwezigheid in het door oorlog verscheurde land.
Het verbijsterende is dat generaal Carter noch zijn staf zich bewust lijkt van de omvang van de crisis waar de Amerikaanse oorlogsmachinerie zich mee geconfronteerd zag, zoals omschreven in The Afghanistan Papers. Terwijl bij Amerikaanse militair strategen langzaam de realiteit doordringt, klampen hun Britse pendanten zich nog altijd vast aan een fantasiebeeld van Afghanistan. Sommigen beweren dat de terugtrekking een gevaar betekent voor de Europese veiligheid omdat al-Qaeda zich zou kunnen hergroeperen binnen het nieuwe Islamitische Emiraat. Maar deze voorspellingen hebben iets huichelachtigs. De VS en het Verenigd Koninkrijk hebben al-Qaeda in Syrië vele jaren van wapens en hulp voorzien, zoals ze eerder in Bosnië en Libië hebben gedaan. Een dergelijke vorm van angst zaaien is alleen mogelijk in een moeras van onwetendheid. Bij het Britse publiek lijkt het in ieder geval niet te zijn aangeslagen.
Soms weet de geschiedenis een land pas te doordringen van prangende waarheden door op indringende wijze de feiten aan het licht te brengen of de elite te ontmaskeren. De huidige terugtrekking zou heel goed zo’n moment kunnen zijn. De Britten, toch al gekant tegen de war on terror, zouden gesterkt kunnen worden in hun verzet tegen toekomstige militaire veroveringen.
Wat zal de toekomst brengen? Amerika houdt vast aan het model dat is ontwikkeld voor Irak en Syrië en heeft de komst van een permanente speciale eenheid aangekondigd, van 2500 manschappen, gestationeerd op een basis in Koeweit, om van daaruit te bombarderen, moorden en verminken, mocht dat nodig blijken. Ondertussen heeft een hoge Taliban-delegatie onlangs, in juli, een bezoek gebracht aan China, en heeft daar beloofd dat hun land nooit meer gebruikt zal worden als springplank voor aanvallen op andere staten. Er zijn gemoedelijke gesprekken gevoerd met de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, naar verluidt over handel en economische banden. Deze top riep herinneringen op aan vergelijkbare ontmoetingen in de jaren 1980, tussen Afghaanse moedjahedien en westerse leiders: de moedjahedien in hun Wahhabi-dracht en met de voorgeschreven baard, tegen de spectaculaire achtergrond van het Witte Huis of Downing Street 10.
Maar nu de NAVO zich terugtrekt zijn de belangrijkste spelers China, Rusland, Iran en Pakistan (dat ongetwijfeld strategische hulp heeft geleverd aan de Taliban, en voor wie dit een ongekende politiek-militaire overwinning is). Geen van deze partijen zit te wachten op een nieuwe burgeroorlog, in scherp contrast met de Verenigde Staten en hun bondgenoten na de terugtrekking van de sovjets. Dankzij de hechte betrekkingen met Teheran en Moskou is China, geholpen door een voortdurende Russische invloed in het noorden, wellicht in staat een broze vrede te bewerkstelligen voor de burgers van dit getraumatiseerde land.
Er wordt veel nadruk gelegd op de gemiddelde leeftijd in Afghanistan: achttien jaar, op een bevolking van veertig miljoen. Op zich zegt dat niets. Maar de hoop bestaat dat jonge Afghanen na het veertig jaar durende conflict zullen streven naar een beter leven. Voor de Afghaanse vrouwen is de strijd allesbehalve ten einde, zelfs al rest er nu nog maar één vijand.
In Engeland en elders geldt dat iedereen die de strijd wil voortzetten de aandacht moet verleggen naar de vluchtelingen die binnenkort op de deur van de NAVO zullen kloppen. Het Westen is hun op z’n minst een veilig heenkomen verschuldigd: een geringe genoegdoening voor een onnodige oorlog.
[Deze tekst verscheen eerder in de New Left Review. Vertaling Nicolette Hoekmeijer]
https://www.groene.nl/artikel/een-moeras-van-onwetendheid
[iv] Onderzoekscommissies hebben geen nut @groene
Historicus Christ Klep onderzocht onderzoeken naar ontspoorde vredesmissies. Voor hem heeft de Nederlandse commotie rond Irak een hoog déjà vu-gehalte. ‘Natúúrlijk is zo’n commissie een doofpot.’ ~ Interview met militair-historicus Christ Klep
Joeri Boom, De Groene, 20 februari 2009 – verschenen in nr. 8
OVERSTE THOM KARREMANS, met zijn droevig hangende snor, en de Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic die hem overbluft. Nederlandse tenen trekken krom bij deze beelden. We herkennen ze meteen. Srebrenica 1995. Zwarte pagina in onze recente geschiedenis.
Een donkere jongen, de handen op de rug gebonden, en een blanke militair in een mouwloos shirt. Met een klauwende hand houdt de militair het hoofd van de jongen vast. Hij wijst naar het toegetakelde gezicht en kijkt recht in de lens. Irak, Abu Ghraib denken wij, maar elke Canadees weet: dit is Shidane Arone, de Somalische jongen die in 1993 door Canadese VN-vredesmilitairen werd doodgemarteld.
Ook de Belgen hebben hun eigen trauma-icoon. Een foto van een wit gebouwtje vol kogelgaten. Hier werden in 1994 tien paracommando’s – het enige Belgische elitekorps – vermoord door Rwandese militairen. De geschokte Belgen trokken hun blauwhelmen terug en maakten zo de weg vrij voor de Rwandese genocide die achthonderdduizend Tutsi’s en gematigde Hutu’s het leven kostte.
Elk van deze trauma’s werd uitvoerig onderzocht. Historicus Christ Klep onderzocht op zijn beurt de betreffende onderzoekscommissies in Canada, België en Nederland. Hij was vooral geïnteresseerd in processen van politieke verantwoording. Klep is als onderzoeker en docent verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zijn proefschrift Somalië, Rwanda, Srebrenica: De nasleep van drie ontspoorde vredesmissies (Boom) verscheen begin februari, aan de vooravond van het onderzoek door de commissie-Davids naar het Nederlandse besluit politieke steun te bieden aan de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak. Een dissertatie over een historisch onderwerp dat opeens weer actueel is. Het is de droom van elke onderzoeker.
De onderzoekscommissie: het lijkt een ritueel verschijnsel waaraan een parlementaire democratie zich niet kan onttrekken. Hoe lang premier Balkenende ook verzet bood, het Irak-onderzoek is onstuitbaar onderweg. Het ziet er echter naar uit dat hij niet veel te duchten heeft, want veel leverden ze niet op, de door Klep behandelde onderzoeken die zo moeizaam door oppositiepartijen werden afgedwongen. Steeds wisten de regeringen de rapportages onschadelijk te maken door ‘een drievoudige contra-aanpak’, zoals Klep schrijft: ‘Een combinatie van kritiek én lof, plus de stelling dat de rapporten bij publicatie reeds waren ingehaald door geëntameerd regeringsbeleid.’
Uiteindelijk werd door niemand verantwoording afgelegd, tot woede en verbijstering van de nabestaanden. Na de onderzoeken verslapte de media-aandacht. De politici kwamen ermee weg, evenals de ambtelijke en militaire top. ‘Het aantal ontsnappingsroutes uit het labyrint van verantwoordelijkheid [is] zo goed als oneindig’, concludeert Klep.
‘Onderzoekscommissies hebben geen nut. Ze worden bij dit soort zware morele kwesties altijd te laat ingesteld. Meteen als het fout is gegaan moet de vraag zijn: gaan we hier oprecht verantwoording over afleggen of niet? Als je die vraag niet onmiddellijk met ja beantwoordt, en je kiest voor technocratisch onderzoek, dan is dat een verkeerde keuze.’ Klep pleit voor snelheid en zuiverheid. ‘Je moet binnen enkele weken nadat het is misgegaan de basale feiten al op een rijtje hebben. En je moet dit overlaten aan het parlement. Je moet dit niet uitbesteden aan onafhankelijke commissies, want het gaat om politieke verantwoordelijkheid.’
Juist daar gaat het mis. Volgens Klep dient behoorlijk onderzoek te beginnen met het aftreden van verantwoordelijke bewindslieden. Zo wordt de arena vrijgemaakt en draait het niet meer om poppetjes die zich krampachtig vastklampen aan het pluche, maar om de noodlottige gebeurtenissen zelf. ‘In essentie is het probleem duidelijk: er is iets heel erg misgegaan. Laten we nu als land of als politiek systeem onze verantwoordelijkheid nemen. Treed af, dan kunnen we onderzoeken hoe het zit. Blijkbaar is dat heel moeilijk voor politici. Ik denk dan: hoezo? Zo hebben we ons politiek systeem toch ingericht? Het doodmartelen van een jongetje; het overdragen van moslimmannen aan de Bosnische Serviërs; terugtrekken terwijl een enorme moordpartij dreigt: wat moet er nog gebeuren voordat een minister aftreedt?’
Politici verwarren het nemen van politieke verantwoordelijkheid met het bekennen van schuld, aldus Klep. ‘Politieke verantwoordelijkheid is bedoeld om beleid te sturen, maar in alledrie de landen die ik onderzocht werd het tot een persoonlijk schuldprobleem gemaakt. Wat mij tegen de borst stuit is dat er vaak geschermd wordt met aftreden. “Eigenlijk had ik willen aftreden”, zei Joris Voorhoeve (minister van Defensie tijdens Srebrenica – jb) tijdens zijn verhoor. Iets hield hem blijkbaar tegen. Wat is dan nog het morele gehalte van die uitspraak? Wat is dan nog je invulling van politieke verantwoordelijkheid? Aftreden moet je je in deze kwestie niet eens afvragen, dat moet je gewoon doen.’
Maar premier Kok trad in 2002 af en met hem het hele kabinet.
‘Dat was zeven jaar na dato. Er zijn in Srebrenica achtduizend mannen vermoord. Hoe kan zoiets ernstigs pas zeven jaar later bij je doordringen? De verantwoordelijkheid die Kok genomen heeft is niet tastbaar genoeg, niet symbolisch genoeg en niet geloofwaardig genoeg.’ Kok bleef maar zeggen dat zijn aftreden niet betekende dat Nederland schuld bekende. Volgens Klep een overbodige opmerking die toont hoe bang politici zijn geworden om hun verantwoordelijkheid te nemen. ‘Bij het aftreden gaat het om de politieke functie. Pas als je blijft zitten en daarmee een verkeerde politieke lading geeft aan het onderzoek gaat het over jou als politiek persoon.’
Heeft het zin om het reconstrueren van de gebeurtenissen en de politieke verantwoordelijkheid van elkaar te scheiden?
‘Het is onmogelijk om te weten te komen wat er precies gebeurd is. Bij alledrie de ontspoorde vredesmissies bleek dat er juist op cruciale momenten zwarte gaten in de informatie zijn, ook al hoort elke militair zo veel mogelijk vast te leggen. De een heeft wel een radiobericht gehoord, de ander niet. Dat gebeurde bij de Canadezen, de Belgen én de Nederlanders. Na het vertrek van de vluchtelingen uit Srebrenica had Dutchbat vijf dagen de tijd om materiaal te verzamelen en rapporten te schrijven. Dat staat in de voorschriften. Het is niet gebeurd, want iedereen wist: hier is iets heel ernstigs gebeurd – oppassen nu.’
Ten tijde van Srebrenica werkte Klep bij het Instituut voor Militaire Geschiedenis. Hij werd als lid van een ‘feitencommissie’ naar Zagreb gestuurd, waar hij als een van de eersten overste Karremans interviewde. ‘Ik merkte aan Karremans dat hij zich veel dingen niet meer kon herinneren. Soms wist hij alleen nog dat het nacht was. “Het was donker”, zei hij dan. Van de datum had hij geen idee. Maar lees zijn boek en het is een logische opeenvolging van chronologische gebeurtenissen. Je kon aan veel mensen merken dat ze al bezig waren met het verantwoordingsproces.’
In de loop van de tijd vergaarde Klep veel kennis over verantwoordingsprocessen en werd hij een van de lopende databases van Defensie. ‘Maar we werden alleen maar ingeschakeld als er iets mis was. Als er weer eens een document opdook, bijvoorbeeld. Dan was het steeds: wie is verantwoordelijk, waar komt dat document vandaan, wie heeft het onder ogen gehad? En natuurlijk: hoe kunnen we hier een geloofwaardig verhaal van maken? Op een bepaald moment voltrok zich het fantastische scenario dat Voorhoeve tijdens een persconferentie aan het uitleggen was dat er nu echt geen nieuwe documenten meer waren, terwijl achter in de zaal zijn voorlichter stond te zwaaien met alweer iets nieuws. Voorhoeve werd regelmatig misleid en verkeerd voorgelicht door zijn ambtenaren, maar hij deed er niks aan.’
U VINDT het onderzoek een taak van het parlement, terwijl dat doorgaans zelf een rol speelde bij de besluitvorming over de missie die het moet onderzoeken. Is onafhankelijk onderzoek beter?
‘Wat je ook aan feiten achterhaalt, de discussie zal altijd gaan over wie verantwoordelijk was. Het gaat niet om de feiten, maar om hun interpretatie. We hebben het over moord, marteling en in het geval van Irak om misleiding van het parlement. Vanaf het allereerste begin is de ethische lading zo groot dat alle belanghebbenden met het onderzoeksmateriaal aan de haal zullen gaan. Dat is wat ik de kaping van het onderzoek noem. Het NIOD schreef meer dan drieduizend bladzijden en nóg waren we er niet uit, want Mient Jan Faber pakte bladzijde zoveel erbij en zei: “Zie je wel dat Karremans het fout deed.” “Nee hoor”, zei Defensie, “kijk maar op pagina huppeldepup. Hij kon niet anders.” Een onafhankelijke commissie kan rapporten schrijven van twintigduizend bladzijden en dan nóg heeft ze de verantwoordelijkheidsvraag niet opgelost.’
Zijn onafhankelijke commissies een instrument in handen van de regering?
‘Natúúrlijk is zo’n commissie een doofpot. Tijd is in dit soort gevallen in het voordeel van degene die geen onderzoek wil. Met het instellen van een commissie kun je tijd rekken. Dat zie je ook nu rond Irak. Het opvallende is met wat voor gemak het steeds gebeurt. In alledrie de landen die ik onderzocht wachtte men rustig af, terwijl juist een actieve houding gevraagd werd: materiaal verzamelen en je voorbereiden op het afleggen van verantwoordelijkheid.’
HOE HET verder zal gaan met het Irak-onderzoek van de onafhankelijke commissie-Davids kan Klep wel zo’n beetje uittekenen: ‘Eerst wordt de commissie bekend. Dan komt het mandaat aan de orde. Ik voorspel dat het een heel breed mandaat zal zijn, omdat de regering niet de indruk wil wekken dat ze ook maar iets te verbergen heeft. Ze mogen alles hebben en alles zien. Een groot gedeelte van de kwestie draait echter om buitenlandse intel (materiaal van inlichtingendiensten – jb) en daar zal de commissie niet de hand op kunnen leggen. Dat schept ruimte voor conspiratietheorieën, die doen het goed. Intussen zullen journalisten met onthullingen komen. Ik schat zo elke twee weken eentje. Ze zijn nu al bezig met het graven naar documenten.’
In het eindrapport zullen conclusies staan die nauwelijks verrassen, zoals: ‘Het is niet erg goed gegaan’ en ‘De besluitvorming had beter gekund’, doorgaans vergezeld van de opmerking dat het gaat om wijsheid achteraf. ‘De regering had beter moeten overleggen met het parlement’ en ‘De coördinatie moet beter’ zijn volgens Klep gouwe ouwen in onderzoeksland. ‘Zo’n commissie wijst geen verantwoordelijken aan, maar trekt conclusies die kunnen leiden tot beleidsmaatregelen. Dat zie je bij alle commissies – ze eindigen met een hoofdstukje aanbevelingen.’
Niemand treedt af en de aanbevelingen zullen grotendeels worden genegeerd. Na de onderzoeken zal de media-aandacht wegsterven en verdwijnt de affaire in de vergetelheid. Volgens Christ Klep is het allemaal verspilde moeite. ‘Het wordt een onbevredigende exercitie.’
https://www.groene.nl/artikel/interview-met-militair-historicus-christ-klep