Tags
Rechts-populisten hebben een linkse elite nodig, ingebeeld of niet (Yara van Buuren, Politieke frames, Katern de Verdieping/Trouw, 8-1-24)
Met succes wisten rechts-populistische partijen de afgelopen decennia links het verdomhoekje in te duwen. Voor de oorzaak daarvan moeten linkse partijen ook in de spiegel durven kijken.
‘Ze zijn allemaal zo links als de hel.’ Aldus PVV-Kamerlid Martin Bosma op 1 september 2020 in de Tweede Kamer, tijdens een betoog van een half uur over ‘de linkse elite’.
Volgens Bosma heeft die elite de voorbije decennia niet zozeer de politieke touwtjes in handen gehad, maar wel de culturele en institutionele macht. Via onder meer de media, rechters, het Openbaar Ministerie, ambtenaren, universiteiten, en de cultuursector zou deze elite bepalen wat er in Nederland gebeurt, waardoor het volk het nakijken heeft: “Als je dat snapt, dan begrijp je ook waarom er allemaal dingen gebeuren die het volk helemaal niet wil: van ontwikkelingshulp tot windmolens, biomassacentrales en genderneutrale toiletten”.
Online kwamen er lovende reacties op zijn verhaal, dat hij veertien jaar eerder al eens had gedaan in zijn boek De schijn-élite van de valse munters. En nog altijd is de video van zijn toespraak populair op internet, onlangs nog weer Bosma’s verkiezing tot Tweede Kamervoorzitter.
Het beeld van die linkse elite heeft weinig met de werkelijkheid van doen, zegt socioloog en politicoloog Merijn Ouden- ampsen, verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel. Al decennia is de politieke en intellectuele elite in Nederland overwegend liberaal en conservatief. Sinds het eerste kabinet Den Uyl (1973-1977), het meest links-progressieve kabinet dat Nederland ooit heeft gekend, heeft geen linkse partij meer zo de overhand gehad. Sterker nog: het totale zetelaantal van links is de afgelopen decennia enorm gedaald. “Als de macht van de linkse elite daadwerkelijk zo groot zou zijn, hoe verklaar je dan de electorale neergang van links?” vraagt Oudenampsen zich af.
Toch zit er wel een kern van waarheid in de boodschap van Bosma, ziet Oudenampsen: “Hoogopgeleiden mensen binnen de culturele sector, of met beroepen in het onderwijs, de journalistiek en op universiteiten, zijn wat progressiever dan het landelijk gemiddelde, terwijl de economische elite juist wat rechtser is dan het gemiddelde.”
Maar de macht die de linkse elite wordt toegeschreven, is volgens de socioloog erg overdreven: “Links is de afgelopen jaren niet eens in staat geweest het politieke debat vorm te geven. Als de VVD zegt: we gaan het hebben over migratie, dan gaat het tijdens de verkiezingen over migratie.”
De ingebeelde elite is geen nieuw fenomeen. “Die heeft een essentiële rol gespeeld in de opkomst van het Nederlandse populisme”, legt Oudenampsen uit. “Zonder een duidelijk vijandbeeld, is er geen sprake van een volk en zonder volk is er geen sprake van populisme.” Doordat politici bepaalde groepen wegzetten als de ‘vervreemde grachtengordelelite’ ontstaat er als vanzelf een nieuwe groep kiezers die zich identificeert met termen zoals ‘de hardwerkende Nederlander’ of ‘de gewone mens’. En zo fabriceert populistisch rechts een kloof tussen het volk en de elite.
Ook PVV-leider Geert Wilders maakt al sinds zijn afsplitsing van de VVD gebruik van deze retoriek. Politicoloog Meindert Fennema schrijft in zijn biografie Geert Wilders, tovenaarsleerling hoe die de politieke elite verantwoordelijk stelt voor de deplorabele toestand waarin het land volgens hem verkeert. Deze elite streeft volgens Wilders bovendien bewust naar het beperken van de volksinvloed. ‘Wilders wilde daarom het land aan de burgers teruggeven’, schrijft Fennema. Een boodschap die hij tijdens de afgelopen verkiezingscampagne bleef verkondigen met zijn slogan: ‘Nederlanders weer op één’.
Tegenover elkaar zetten
Door groepen op deze manier tegenover elkaar te zetten, zijn de negatieve gevoelens tussen politieke kampen toegenomen, vertelt politicoloog Eelco Harteveld van de Universiteit van Amsterdam. Harteveld deed onderzoek naar politieke polarisatie in Nederland en constateert dat zogeheten negatieve identiteiten hier, net zoals in andere delen van de wereld, in opkomst zijn. “Veel kiezers van de VVD of PVV hebben wel een positieve politieke identiteit, dat wil zeggen dat zij hun stem baseren op de inhoud. Ze zijn bijvoorbeeld vóór het verminderen van immigratie. Maar ze hebben ook en soms vooral een sterke negatieve politieke identiteit: links tegenhouden. Dit komt dan samen in de afkeer van links en de symbolen die daarbij horen, en dus ook van GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans.”
Dat verklaart volgens Harteveld ook waarom deze verkiezingen veel mensen PVV hebben gestemd. “Zonder grote PVV bestond er een kans dat VVD weer met links zou (moeten) samenwerken. Dat zou inhoudelijk misschien nog wel oké zijn, maar in strijd met de negatieve identiteit.” De theorie werkt beide kanten op: op links wordt negatief gedacht over radicaal-rechts en andersom. Deze verkiezingen trok met name GroenLinks-PvdA kiezers aan met het schrikbeeld van een grote PVV.
Daarin schuilt volgens Harteveld een gevaar voor de democratie, omdat het voor kiezers niet langer uitmaakt wat een politicus doet, zolang diegene maar niet van het andere politieke kamp is: “Dan hoef je als politicus dus verder niet meer inhoudelijk iemand te vertegenwoordigen”. Tegelijkertijd kan het ertoe leiden dat aanhangers alles door een gekleurde bril zien: “Onbewust zien we alles wat de ander doet per definitie als slecht of verkeerd. Zo houdt het zichzelf in stand en verdiept het het conflict.”
Wie de laatste jaren enige tijd op sociale media doorbracht, zou kunnen denken dat de sfeer tussen de politieke kampen al behoorlijk is verhard. ‘Links moet een kogel krijgen en hun kinderen ook’, schrijft een PVV-aanhanger op nieuwjaarsdag op Facebook. Toch is Harteveld het niet eens met de stelling dat de afkeer van links groter is dan ooit. “We weten dat de afkeer niet eenduidig toeneemt, maar eerder op en neer gaat. Wel lijkt de sfeer de laatste jaren weer wat negatiever geworden”.
Socioloog Oudenampsen heeft daar wel een verklaring voor: “Hoe sterker de culturele scheidslijnen het debat bepalen, dus op de immateriële thema’s zoals identiteit, klimaat en migratie, hoe sterker de linkse elite in beeld komt. Deze verkiezingen draaiden om migratie, dat is een cultureel ‘oorlogsthema’ in Nederland.”
Het is een tendens die volgens Oudenampsen al teruggaat tot de jaren negentig van de vorige eeuw. Toen keerden conservatieve intellectuelen, onder wie VVD-leider Frits Bolkestein en Elsevier-hoofdredacteur H.J. Schoo zich tegen de progressieve babyboom-generatie van de jaren zestig. “Deze conservatieven verzetten zich tegen het idee dat nationalisme fout is en multiculturalisme goed”, vertelt Oudenampsen.
De progressieve golf van de jaren zestig en zeventig zorgde er bovendien voor dat bepaalde traditionele waarden, zoals familie, gemeenschap en werk in belang afnamen en plaatsmaakten voor individualisme. Conservatieven vreesden hierdoor voor de erosie van normen en waarden, doorgeschoten tolerantie, en een gebrek aan morele leidraad.
Nieuwe sociale klasse
In die onstuimige jaren ontstaat ook een nieuwe sociale klasse: “Een nieuwe elite van progressieve studenten, die de maatschappelijke ladder hadden beklommen en nu academici, advocaten, journalisten, intellectuelen waren”, legt Oudenampsen uit.
Ook PVV’er Martin Bosma bouwt in zijn boek voort op deze ontwikkelingen. “Maar zijn verhaal is veel radicaler dan eerdere conservatieve denkers”, zegt Oudenampsen. “Bosma gelooft dat er vanuit nieuw links een mars op de instituties heeft plaatsgevonden, waardoor anti-nationalistisch en pro-migratiedenken de norm is geworden. Dat zou vervolgens een belangrijke drijfveer geweest zijn voor wat Bosma massamigratie noemt.” De laatste jaren zijn nog radicalere samenzweringstheorieën opgekomen, zoals de omvolkingstheorie. Aanhangers van deze theorie geloven dat hun eigen witte volk en de eigen witte cultuur ten onder dreigen te gaan aan buitenstaanders, zoals zwarte mensen en immigranten. “Ook dit zou een complot zijn van linkse elites om Europa om te volken.”
Het probleem van links is, zeggen ook linkse denkers, dat het onvoldoende bij machte is geweest hier iets tegenover te stellen. Volgens oud-SP-partijvoorzitter Ron Meyer heeft radicaal-rechts niet alleen de aversie tegen links aangewakkerd, ook was deze stroming succesvol in het framen van liberale standpunten- of partijen als links. Zo noemen PVV en Forum voor Democratie óók het sociaal-liberale D66 en het VVD-beleid tijdens de laatste kabinetten-Rutte links. “Je kan links verwijten dat het zich niet harder tegen dat frame verzet heeft. In plaats daarvan is het zich gaan verdedigen en heeft het te vaak de witte vlag gehesen voor het liberale beleid van de afgelopen decennia”.
Hans Rodenburg, onderzoeksleider bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks-PvdA komt tot een vergelijkbare conclusie: “In debatten hoor je rechtse politici vaak over de ‘grachtengordelelite’ die met hun overtuigingen over genderneutrale toiletten zich wil bemoeien met jouw manier van leven.” Het is volgens Rodenburg een bewuste strategie van rechts-populistische partijen om het vooral over leefstijl en sociaal culturele overtuigingen te hebben. “De economische strijd blijft hierdoor buiten beeld, waardoor het niet meer over de echte problemen gaat. Neem het feit dat één miljoen mensen in armoede en onzekerheid leven. Hoe vaak hoor je Wilders over het afschaffen van flexcontracten of de strijd voor hogere lonen?”
Volgens Rodenburg profiteren de grote bedrijven, de beleggingsfondsen, de huisjesmelkers en het grootkapitaal daarvan. “Zij zijn nog altijd in staat om winst te maken over de rug van werkers. Het is die klassieke tegenstelling tussen arbeid en kapitaal die het leven van mensen echt beïnvloedt.” Rodenburg ziet daarin een belangrijke taak voor linkse partijen: “Wij moeten veel sterker gaan benoemen wie nou de werkelijke elite is in Nederland en hoe haar belang op gespannen voet staat met ons belang als gemeenschap. Wie echt te veel invloed hebben in ons land zijn de rechtse politieke partijen en het grote bedrijfsleven.”
Meyer vindt dat met name de PvdA, maar ook GroenLinks, het de rechtse partijen erg makkelijk gemaakt heeft het beeld van een linkse elite te creëren. Hij verwijt die partijen dat zij geen oog hebben gehad voor de moderne arbeidersklasse en de leefomstandigheden in de wijken met de laagste inkomens. Juist deze mensen, de pakketbezorgers, vuilnismannen en schoonmakers, zijn het hardst benadeeld door het politieke beleid, zegt Meyer.
In zijn boek De Onmisbaren legt hij de oorzaak bij de liberale dominantie, waar centrum-links als sinds de Paarse kabinetten in meeging. “Politici, journalisten en andere instituties hebben onvoldoende kritiek op het kapitalistische systeem en de recordwinsten van bedrijven. Het is een liberale eenheidsworst geworden.”
De opgave voor links is weer een gevoel van nabijheid te wekken, denkt Meyer. GroenLinks-PvdA trok de laatste jaren vooral hoogopgeleide stedelingen, in klassieke SP-wijken bleven de kiezers thuis, of stemden PVV. Meyer: “De PVV is zo groot geworden in wijken met de laagste inkomens omdat ze een magneet bleek voor de woede die leeft in deze wijken.
Terechte woede
“En die woede is volkomen terecht, want de wijken met de laagste inkomens dragen al decennia vrijwel alle maatschappelijke lasten. Wie daar geboren wordt, gaat zes jaar eerder dood. Heb je meer argumenten nodig? Wie zich links noemt moet stoppen met dedain te spreken over de arbeidersklasse en niet altijd die verfijnde woorden gebruiken om pijn en woede te uiten. Mensen moeten zien dat jij één van hen bent.”
Rodenburg noemt de kritiek dat de PvdA te veel meegaat in het liberalisme ‘inmiddels zwaar achterhaald’: “Hoe vaak heeft de PvdA op partijcongressen al afscheid genomen van het beleid van het VVD-PvdA- kabinet Rutte II? Hoeveel verkiezingsprogramma’s zijn al volgeschreven met knalgroen en knalrood beleid? We moeten kijken naar de dag van vandaag. Dan zie je heel duidelijk dat onze politici dag in, dag uit knokken voor een eerlijke samenleving.”
Ook Rodenburg ziet persoonlijk contact met de kiezers die centrum-links is verloren als de manier om te ontsnappen aan het rechtse frame. Daarnaast is een andere opstelling nodig: “Voor veel beleidsmakers is de politiek gewoon hun werk, terwijl voor heel veel mensen politiek een kwestie van overleven is. De politiek bepaalt of jij financieel het einde van de maand haalt. Die urgentie en strijd moet je terugzien in onze manier van politiek bedrijven.”
Rodenburg ziet dat als een spannende opgave, omdat redelijkheid en verbinding zoeken ook belangrijk blijven. “Maar de realiteit is natuurlijk dat rechts al twintig jaar non-stop giftige frames verspreidt om destructief beleid in stand te houden. De handschoenen moeten dus echt uit om te strijden voor de mensen in het land.”
*Er is maar één conclusie mogelijk en dat is dat de politiek zichzelf kapot maakt en dat is een kwalijke gang van zaken. Behalve dat er de uitzondering denkbaar is dat er een definitieve aftakeling plaats vindt van de representatieve democratie, en dit archaïsche bestel wordt vervangen door een stelsel van directe democratie via een digitaal Huis van de Burgers.
https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/2066/pages/26/articles/1962765/26/1