Denk nationaal, denk kortzichtig (Caroline de Gruyter, In het nieuws/NRC Handelsblad, 18 april)
Er zijn 28 commissarissen, van wie sommigen uit hun neus eten en collega’s voor de voeten lopen
‘En hoe komt dat? Omdat bijna alle Europese landen worden bestuurd door middelmatige politici die vooral aan zichzelf denken en aan het belang van hun eigen land. Hij verwijt ze „onvoldoende leiderschap en gebrek aan visie”. Ze schieten alles af wat Europees is, van een Europese buitenlandse politiek tot een gemeenschappelijke economische politiek die de eurocrisis vrijwel meteen kan beëindigen. Daardoor hebben ze het eigenlijk nog maar over geld en de vraag wie er het meeste macht heeft.’
Weliswaar hebben de nationale regeringen hun aanstaande commissarissen uit de nationale politieke elite uitverkozen om namens hun landen in Brussel in de Commissie zitting te nemen, maar waar de nationale politieke top uit middelmatige politici bestaat, daar mag van de oud-politici geen al te hoge verwachting bestaan. Het euvel waar de huidige generatie toppolitici aan lijdt is vooral eigenbelang en hun versie van het algemeen belang, namelijk de belangen van hun land vanuit het partijstandpunt. In het interview met oud ombudsman Alex Brenninkmeijer wordt terecht opgemerkt dat ze onvoldoende leiderschapskwaliteiten bezitten en een gebrek aan visie.
Het euroscepticisme dat is ontstaan, is alleen geboren door geheimzinnigheid rondom Brussel en door het nationalisme dat onvoldoende effectief wordt bestreden. Feit is dat de natiestaat, dat nu weer in het kader van anti-Europees verzet weer op de troon is verheven en dus een populistische toonzetting heeft, in feite een basisconcept is in het gevoelen van de natie zelf. De natiestaat is het enige realistische draagvlak waar de bevolking zich ook prettig bij voelt: wij zijn in de eerste plaats Nederlander en geen Europeaan. En dat geldt voor iedere burger van welke natiestaat dan ook. Al toont in dezelfde krant Geert Mak aan dat ook de natiestaat aan bederf onderhevig is doordat de elite geen beschavingsprincipe meer kent van noblesse oblige (de ABN Amro-kwestie heeft dat glashard aangetoond: bestuurders gaan voor hun graaicultuur, aangestoken door de VS en VK). De natiestaat kachelt daarmee achteruit, maar zal zelf niet sneuvelen. Hooguit sneuvelt de EU.
‘Brenninkmeijer heeft gelijk. Afgelopen week nog spreidden de lidstaten een geweldig staaltje Europese kortzichtigheid ten toon, op een paar honderd meter van zijn kantoor vandaan: bij het Europese Hof van Justitie. Al jaren kan het Hof de werkdruk niet aan, omdat er steeds meer complexe zaken binnenkomen. Dus vroeg het Hof twaalf extra rechters en meer référendaires, medewerkers die voorbereidend werk doen.
‘Maar de 28 lidstaten konden het niet eens worden over welk land wel en geen extra rechter mocht afvaardigen. Dus werden geen twaalf maar 28 rechters benoemd. Kosten: 20 miljoen euro per jaar. En geld voor extra medewerkers was er toen niet meer. Het Hof was razend over deze ‘oplossing’.’
Dit zijn Brusselse ‘slordigheden’ die door een samenhang van factoren ontstaan: lidstaten die geen overeenstemming kunnen bereiken en waardoor de Europese rechtspraak spaak loopt. Hoe kun je dit verzinnen. Spontane weeffouten omdat er altijd weer gerotzooid wordt om nieuwe zetels en het machtsaspect. Zo wordt het dus nooit wat.
‘Zo werkt Europa. Regeringen maken er een potje van en zeggen daarna dat Europese instellingen te duur, te groot en te machtig zijn. Dan beginnen ze foeterend te snijden in die instellingen – niet in ‘hun’ personeel maar in andere (vaak meer vitale) zaken.
‘Hetzelfde is met de Europese Commissie gebeurd. 28 eurocommissarissen, dat zijn er te veel. Daarom staat in het Lissabonverdrag dat er minder moeten komen, desnoods door nationaliteiten te laten rouleren. Regeringen hebben dat er zelf in geschreven. Maar bij nader inzien wil niemand ‘zijn’ commissaris kwijt. Dus zitten er nog altijd 28 commissarissen, van wie sommigen uit hun neus eten en collega’s voor de voeten lopen.
‘Zo zijn er nu drie man die over de euro gaan, die allemaal doen alsof zij de baas zijn en die ambtenaren horendol maken door driemaal zoveel rapporten te bestellen als vroeger. Op deze ambtenaren wordt overigens wél gekort.’
Inderdaad wat er staat. De regeringen van de lidstaten maken er een potje van en vervolgens geven ze de schuld aan Brussel waarvan de instellingen te duur, te groot en te machtig zijn. Gelukkig hebben we nog kranten die dit beeld kunnen rechtzetten. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat er één sector bestaat die deze ontwikkeling vol afgrijzen gadeslaat en dat zijn de organisatieadviseurs. Wat zich hier afspeelt had niemand zich in voorgaande decennia kunnen verzinnen, laat staan kunnen voorzien.
‘De Commissie kan weinig doen: regeringen beslissen hierover. Toch klagen diezelfde regeringen steen en been over verkwisting en te veel personeel in Brussel. De meeste burgers kennen de achtergrond van die verhalen niet. Dus burgers slikken dit voor zoete koek.
‘Waarom gedragen regeringsleiders en ministers zich zo? Het antwoord is: omdat ze steeds minder relevant worden. Veel onderwerpen zijn grensoverschrijdend – van klimaatverandering tot handelsverdragen, van de eurocrisis tot het conflict met Rusland. Beleid hierover wordt tegenwoordig ver boven de hoofden van nationale politici gemaakt. Voor een land doet het er, zo bezien, minder dan vroeger toe of het goede leiders heeft. Vandaar dat we in heel Europa middelmatige leiders hebben, managers zonder veel visie. Vroeger probeerden politici kiezers te overtuigen dat hun visie – voor het land of voor Europa – de juiste was. Nu kijken ze wat kiezers willen. Nationale kiezers bepalen hun agenda. Europese kernprincipes als het vrije personenverkeer of het discriminatieverbod worden uitgehold door de nationale waan van de dag.
We zijn duidelijk in een vicieuze cirkel aanbeland. De vraag is of deze onontwarbare politieke knoop ooit nog hersteld en gerepareerd kan worden. Waarschijnlijk pas als er een nieuwe generatie nationale politici opstaat, die op den duur de Brusselse bureaucratie gaat vervangen. Maar de oplossing, zo maakt De Gruyter duidelijk, komt vanuit de lidstaten zelf.
‘Europa staat voor grote uitdagingen. Het is tijd voor verantwoord gemeenschappelijk beleid, anders gebeuren er ongelukken. Europeanen moeten weer eens leiders kiezen die Europa serieus nemen.’
Helaas is deze slotzin eigenlijk al overbodig geworden. Tragisch voor de auteur, tragisch voor de bevolking van de EU, want zij zijn de klos.