Aan de orde is het debat over de burgerdoden bij een Nederlandse luchtaanval in Irak in 2015.
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de burgerdoden bij een Nederlandse luchtaanval in Irak in 2015. Ik heet de minister van Defensie van harte welkom. Ik geef mevrouw Diks als eerste spreker het woord. Zij spreekt namens GroenLinks. De spreektijden zijn precies vijf minuten.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. In een oorlog bestaan geen schone handen. Dat blijkt helaas weer nu we weten dat bij een Nederlandse operatie in 2015 in Hawija in Irak meer dan 70 burgerdoden zijn gevallen. Mijn hart gaat uit naar de mensen die hun naaste of geliefde nu elke dag moeten missen door deze dodelijke aanval.
Voorzitter. Ik sta hier niet om de betrokken militairen de maat te nemen. Ook GroenLinks gaat ervan uit dat de betrokken militairen naar eer en geweten hebben gehandeld op basis van de beste informatie die toen voorhanden was, ook al bleek die achteraf verkeerd of onvolledig te zijn geweest. Maar als door het handelen van de Nederlandse overheid tientallen onschuldige burgers worden gedood, moet daar verantwoording over worden afgelegd. Dat is niet gebeurd. En dat was voor mijn fractie de reden om hier vandaag heel snel in deze Kamer over te willen praten.
Hier hád een ander standpunt kúnnen worden ingenomen, te weten omdat het OM tot de slotsom was gekomen dat er geen strafbare feiten gepleegd waren, in combinatie met het achteraf gebleken feit dat er onvoldoende gegevens of inlichtingen over de bommenfabriek voorhanden was.
Om deze combinatie van argumenten bestond er geen dwingende noodzaak om verantwoording van de minister aan de Kamer af te leggen over het heikele thema van onjuiste informatieverstrekking aan het parlement, dat formeel als een parlementaire doodzonde geldt. Daar draaide het in eerste instantie om.
En na dit debat kan ook worden vastgesteld dat de motie van wantrouwen ook niet de hele Kamer overtuigd heeft, al was het verbazingwekkend dat de hele oppositie – m.u.v. de SGP – de motie had medeondertekend. Ook, en dat accentueer ik maar eens voor deze gelegenheid, is een solidariteitscultuur ontstaan in de afgelopen jaren – sinds Wilders aan het smijten is met moties van wantrouwen waarmee inflatie van dat parlementaire wapen is ontstaan. Dat mag de Kamer zich aanrekenen.
Voorzitter. Op 23 juni 2015 schreef voormalig minister Hennis in antwoord op feitelijke vragen aan de Kamer dat voor zover haar bekend, er geen burgerslachtoffers waren gevallen bij Nederlandse operaties, terwijl haar ministerie op dat moment al twee weken wist van de burgerdoden. Daar deed ze een week later mondeling nog een schepje bovenop. In een AO op 30 juni stelde minister Hennis dat dit kwam doordat Nederland door precisiewapens de doelen heel zorgvuldig kon kiezen. Daardoor was er geen sprake van wat door Defensie eufemistisch steeds “nevenschade” wordt genoemd, maar waar in de praktijk gewoon burgerdoden mee worden bedoeld. De tijden dat we bij een bombardement meteen een hele wijk platlegden waren daardoor voorbij, betoogde Hennis, terwijl dat precies was wat er in Hawija was gebeurd: een hele wijk wás weggevaagd. De minister wist dat. CENTCOM had immers al snel na de aanval aangegeven dat deze waarschijnlijk burgerdoden tot gevolg had gehad.
De opmerking van oud-minister Hennis dat ‘De tijden dat we bij een bombardement meteen een hele wijk platlegden waren daardoor voorbij’, was uiterst ongelukkig geformuleerd aangezien het om onvergelijkbare omstandigheden ging. Vroeger was er sprake van continu misrekeningen en inschattingsfouten, terwijl het nu ging om precisiebombardementen, die alleen een uiterst afhankelijk zijn van de beschikbare inlichtingen die vergaard konden worden en die ook 100% betrouwbaar moesten zijn. En dat is in de praktijk van het slagveld bijna onmogelijk.
Aan deze militaire kennis ontbreekt het binnen het parlement en dat is de selectie-verantwoordelijkheid van iedere politieke partij om daarmee leden te werven om zitting in ’s lands vergaderzaal mogelijk te maken op basis van de noodzakelijke deskundigheid als kandidaat-Kamerleden te kunnen selecteren. Het debat van gisteravond heeft aantoonbaar bewezen dat op één enkel Kamerlid na, geen enkele militair-deskundig Kamerlid in de fracties aanwezig was. Daarmee is het Kamerwerk al voor een groot deel – en door ‘eigen toedoen’ in verband met die selectietaak van politieke partijen – gedegradeerd tot een ‘halfbakken’ parlement vanwege afwezigheid van de juiste ‘knowhow’ én deskundigheid/ervaring, die dus afwezig is. Een beschamend feit.
Voorzitter. Hoe kan dat in vredesnaam? Kan de minister verklaren waarom haar voorganger de Kamer heeft voorgelogen, ondanks dat ze op 9 juni persoonlijk was gebriefd over de burgerdoden? Het is terecht staand beleid dat we militairen in actie goed willen beschermen. Zij doen hun werk immers in opdracht van ons. Daarom is het voor de Kamer noodzakelijk om goed geïnformeerd een afweging over een militaire inzet te kunnen maken. Informatie over burgerdoden bij operaties moet dus naar buiten worden gebracht zodra dat veilig kan. Het moet echter wel boven alle twijfel verheven zijn dat de informatie die naar buiten wordt gebracht, ook klopt. Niet alleen voormalig minister Hennis, maar ook de huidige minister heeft de Kamer verkeerd geïnformeerd, zoals zij in haar brief van gisteren ook toegaf. In het feitenrelaas van het ministerie staat dat deze minister bij haar aantreden kennis heeft genomen van de burgerdoden bij deze aanval. Zij heeft ervoor gekozen de leugen van minister Hennis in de richting van de Kamer niet direct recht te zetten of op z’n minst te nuanceren. Zij heeft deze leugen daarmee overgenomen. Zij kwam pas met de waarheid naar buiten na het onderzoek van NOS en NRC.
Ook het gebruik van het werkwoord ‘voorliegen’ in verband met het ‘voorgelogen parlement’ is uiterst discutabel. Er was geen sprake van opzettelijk voorliegen, zoals in de slotwoorden door alle fracties werd geconstateerd, maar van strategische of tactische formuleringen, alleen lieten de woordvoerders van gisteravond zich gaan in oppositionele toonzetting van het ‘liegen’. Wie zelf ‘nooit gelogen heeft’, zou ik zeggen, ‘werpe de eerste steen’. Een schandelijk debat kortom.
Daarnaast voegde minister Blok er nog wat desinformatie aan toe. Hij zei op 19 december vorig jaar bij EenVandaag namelijk dat we de precieze aantallen van de burgerslachtoffers bij het bombardement niet kennen en dat er zeker geen informatie werd achtergehouden. Toch is dit precies wat er wel is gebeurd. Was de minister van Buitenlandse Zaken wel op de hoogte van de feiten toen hij dit zei? Volgens het feitenrelaas waren de meest betrokken ministers immers geïnformeerd. Ik zou denken dat de minister van Buitenlandse Zaken hier toch zeker onder valt.
De uitspraak ‘Toch is dit precies wat er wel is gebeurd’, is een typisch én typerend ‘oppositioneel’ geluid, omdat altijd – keer op keer – met dit eufemisme of deze schijnwerkelijkheid wordt geschermd als het om dergelijke verantwoordingsdebatten gaat. Dat is ‘gewoon’ onderdeel geworden van de parlementaire cultuur, al zal iedereen dat ontkennen. Iedereen speelt zijn eigen rol in dit verstopspelletje. Dat geldt voor alle fracties die zelf regeringsverantwoordelijkheid hadden gedragen, maar ook als ze in de toekomst zelf deelnemen in het kabinet. Ze hadden dan precies zo gehandeld. Krokodillentranen dus.
Voorzitter. GroenLinks hecht sterk aan het democratisch systeem. Daarom geef ik de minister vandaag de kans om uit te leggen waarom zij ervoor heeft gekozen de leugen van haar voorganger niet recht te zetten of te nuanceren en daarmee deze leugen over te nemen en dus te volharden in de onjuiste informatievoorziening aan de Kamer.
Zie mijn vorige kanttekening. Dat GL hecht een het democratisch bestel is natuurlijk prachtig, maar het gaat om de wijze waarop men met de democratie omgaat en in dit debat heb ik geen prachtige uiting van democratisch controleren aangetroffen. Alleen pogingen om de minister in de verdachtenbank te plaatsen.
Voorzitter. In een oorlog zijn burgerslachtoffers nooit volledig uit te sluiten. Daarom is het zo belangrijk dat we van militaire inzetten leren en er verantwoordelijkheid voor nemen. Dat is belangrijk om in de toekomst het aantal burgerdoden zo veel als mogelijk te beperken. Die verantwoordelijkheid nemen we niet door tegen de mensen die hun familie, vrienden en negotie hebben verloren te zeggen: hier hebt u een OS-potje waarmee we een nieuwe school of iets dergelijks betalen; succes verder. Dat zou toch een gotspe zijn. Slachtoffers moeten gecompenseerd worden als Nederland verantwoordelijk is. Zelfs de Verenigde Staten doen dat. Het lijkt erop dat Nederland wel verantwoordelijk is, maar zich niet aansprakelijk voelt. Het is van tweeën één. Als we verantwoordelijk zijn, hoe kan het dan dat de minister de aansprakelijkheid afwijst?
Geen woord over IS-terrein en dat ons land daar onderdeel was van een collectieve verantwoordelijkheid.
De minister gaf gisteravond bij Nieuwsuur aan de verantwoordelijkheid te nemen voor het onjuist informeren van de Kamer. Het feitenrelaas laat duidelijk zien dat deze informatie ook ontijdig en onvolledig was. Daarmee is het vertrouwen van de Kamer geschaad. Het zijn harde conclusies, maar ik kom voorlopig nog niet tot andere. Daarom heb ik nog twee vragen. Wat heeft de minister ertoe bewogen om met alle informatie waarover zij beschikte de Kamer toch niet te informeren over de werkelijke toedracht? En vindt de minister dat zij nog op een geloofwaardige manier minister kan zijn met zo’n diepe kras in haar geloofwaardigheid?
Het laat ‘zien dat deze informatie ook ontijdig en onvolledig was’, zo lees ik, maar naar mijn indruk bestaat er bij GL geen tussengebied met allerlei nuances en schakeringen. Kortom, ik wacht met spanning af hoe GL toekomstige regeringsdeelname gaat uitvoeren en mogelijk ook enige souplesse en begrip van de Kamer verwacht. Voor mij staat vast – als partijloos burger – dat het aanzien van de Kamer sinds gisteren vanwege een overbodige motie van wantrouwen nog zwaarder beschadigd is geraakt dan alle voorgaande stroom van moties van dezelfde strekking die allemaal bijdroegen aan de groeiende ‘geestelijke armoe’ waarvan de Kamer met de regelmaat van de klok blijk geeft.
Alvast mijn conclusie uit het debat: Terecht heeft de minister beterschap beloofd en haar excuses aangeboden, maar ik ben er ook zeker van dat zij geschrokken is van de administratieve puinhoop die het ministerie al was onder voorgangster Hennis. De bewindsvrouwe ontkomt dus niet aan een ingrijpende reorganisatie. Ik zie maar één optie, en dat is het ontslag van de SG die haar in de problemen heeft gebracht. Ik besef dat de Kamer zelf niet met deze suggestie kon komen vanwege haar grenzen aan eigen verantwoordelijkheden, maar daarom neem ik mijn rol als buitenstaander en betrokken burger wel de ruimte die ik vanwege mijn autonome meningsvrijheid kan nemen.
Dank u wel.
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/plenaire_verslagen/detail/b45bec3c-6339-40d7-9086-e305ba788e43#id04747fa0