Stelling: Kern van de landbouwcrisis in ons land – zo durf ik als beheerder van deze site te stellen – is dat in het verleden besloten is om ‘innovatie te laten samengaan met de uitbreiding van de veestapel’ en dat heeft even averechts, en dus desastreus, uitgewerkt als wat nú de blunder van de Duitse kabinetten-Merkel genoemd mag worden, door zich te verbinden aan de import van Russisch gas, en dus – zo werd steeds gewaarschuwd – afhankelijk te worden van Poetin.
Klaarblijkelijk blijkt de besluitvorming van zulke regeringsmaatregelen te kunnen leiden tot drama’s van vandaag in Oekraïne én het boerenprotest in ons land. Die besluitvormingsstructuur, die zowel voor ónze nationale politiek in het privaat/publieke domein wordt genomen als in de buitenlandse politiek wordt genomen, zoals in dit voorbeeld binnen de Duitse politiek, leidt tot blunders die ‘in het volle vertrouwen van de juiste argumenten’ werden genomen, maar tóch foutief bleken te zijn wat zowel ons land als binnen de Duitse regeringskringen aan de orde was zoals blijkt uit geblunder (’bij het leven’) aldaar. Het heft dus alles met de bestaande bestuurscultuur te maken, want iedere toeschouwer van de hoorzittingen van de Parlementaire Enquête over de Groningse gaswinning is nu getuige van het feit dat elke zitting blijkt uit te draaien op over en weer met verwijten te smijten door uiterst eigenzinnige politici, die allemaal de waarheid in pacht denken te hebben. De enige conclusie is dat dit parlementaire stelsel niet meer is opgewassen tegen de complexiteit van onze (en iedere andere samenleving). Met blunders tot gevolg. Onderstaande analyse van het dagblad Trouw is daarvan (wederom) een getuigenis. Hulde aan die krant met z’n analyses.
En nog een tweede kritische aantekening: de structuur binnen de politieke partijen is ook een warboel omdat de gesubsidieerde wetenschappelijke bureaus niets in te brengen hebben in deze chaotische tijden. Zij zouden aanvullend moeten kunnen functioneren tegenover de professionele danktanks, maar daar merk je als publiek helemaal niets van. Die bureaus kunnen net zo goed opgeheven worden. Zo, dat is er ook uit.
De conclusie die aan het slot van deze blog kan én moet worden getrokken is dat BBB het nu aan haar ‘stand van de peilingen’ – voor wat ze als polls waard zijn – verplicht is met een echt realistische visie te komen opdraven waaruit mag blijken dat de huidige blunders in binnen- én buitenland niet (méér) worden gemaakt en daar lijkt het tot heden niet op met parlementaire uitlatingen en steunbetuigingen als dat ‘innovatie en groei’.[i]
[i] Hoe leidt innovatie tot groei? @ecb.europa.eu
27 juni 2017
Innovatie is een essentiële drijvende kracht achter economische vooruitgang en is positief voor consumenten, bedrijven en de economie als geheel. Hoe werkt dat, hoe draagt innovatie bij aan economische groei en wat kan er worden gedaan om innovatie te bevorderen?
*Hier wordt de denkfout gemaakt dat er in termen van zekerheden’ wordt geschreven (‘is’, ‘draagt bij’, en alleen maar één potentiële optie: ‘kan’). Deze veronderstellingen kloppen dus niet meer omdat er geen sprake is van ‘is positief’, en ‘draagt bij’ omdat nu de negatieve aspecten zijn geopenbaard en dus blijkt geen sprake van zekerheid. De EU en ECB moeten deze omissie bijstellen.
Wat is innovatie?
In economische zin komt innovatie neer op de ontwikkeling en toepassing van ideeën en technologieën die goederen of diensten verbeteren of die de voortbrenging ervan efficiënter maken.
Een klassiek voorbeeld van innovatie is de ontwikkeling van de stoommachinetechnologie in de 18e eeuw. Stoommachines konden in fabrieken worden ingezet, waardoor massaproductie mogelijk werd, en ze zorgden voor een revolutie in het spoorwegvervoer. Meer recent heeft de informatietechnologie gezorgd voor een transformatie van de wijze waarop bedrijven hun goederen en diensten voortbrengen en verkopen. Tegelijkertijd zijn dankzij informatietechnologie nieuwe markten ontsloten en nieuwe bedrijfsmodellen gecreëerd.
Maar waarom vindt de ECB innovatie belangrijk?
De doelstelling van de ECB is het handhaven van prijsstabiliteit. Via het vaststellen van haar rentetarieven beïnvloedt de ECB de financieringsvoorwaarden in de economie en, uiteindelijk, de totale vraag naar goederen en diensten. Of de ECB in staat is haar mandaat te vervullen, hangt echter ook samen met het groeipotentieel van de economie op de lange termijn. En dat groeipotentieel is afhankelijk van innovatie.
Innovatie heeft diepgaande effecten op het macro-economisch klimaat. Daarom monitort de ECB de ontwikkeling ervan en onderzoekt ze de economische en sociale basisvoorwaarden die innovatie mogelijk maken en versterken.
Waarom is innovatie nodig?
Een van de belangrijkste voordelen van innovatie is de bijdrage ervan aan economische groei. Eenvoudig gezegd: innovatie kan de productiviteit verhogen, dat wil zeggen dat met dezelfde input meer output wordt voortgebracht. Naarmate de productiviteit stijgt, worden er meer goederen en diensten voortgebracht – met andere woorden: de economie groeit.
Hoe innovatie tot groei leidt
Nieuwe ideeën en technologieën worden ontwikkeld en toegepast, waarbij met dezelfde input een grotere output wordt gegenereerd. Er worden meer goederen en diensten voortgebracht, wat de lonen en winstgevendheid van bedrijven stimuleert.
Innovatie en productiviteitsgroei leveren enorme voordelen op voor consumenten en bedrijven. Naarmate de productiviteit toeneemt, stijgen de salarissen van werknemers. Daardoor beschikken zij beschikken over meer geld, waarmee ze meer goederen en diensten kunnen kopen. Tegelijkertijd worden bedrijven winstgevender, waardoor deze in staat zijn te investeren en meer werknemers in dienst te nemen.
Hoe sorteert innovatie volledig effect?
Innovatie begint doorgaans op kleine schaal, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf dat een nieuwe technologie heeft ontwikkeld, deze voor het eerst zelf toepast. Om volledig profijt uit innovatie te trekken moet deze alle geledingen van de economie bereiken, zodat bedrijven in verschillende sectoren en van verschillende omvang daarvan in gelijke mate kunnen profiteren. Deskundigen noemen dit proces de verspreiding van innovatie.
Innovatie in het eurogebied
Hoewel Europa aan de wieg heeft gestaan van veel innovaties en nog steeds een innovatieve regio is, zijn er voldoende mogelijkheden om ons innovatievermogen verder te versterken. Slechts drie landen in het eurogebied staan in de top-10 van de meest concurrerende landen van het World Economic Forum. Tevens is er op het terrein van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (R&D) al lange tijd sprake van een kloof tussen het eurogebied en andere belangrijke economieën.
Bovendien blijkt de verspreiding van innovatie in het eurogebied langzaam te verlopen. Zo laat recent ECB-onderzoek zien dat er een aanzienlijk productiviteitsverschil is tussen de meest en de minst productieve bedrijven. Dit betekent dat goed presterende, geavanceerde bedrijven zeer innovatief zijn, maar dat de zogenoemde achterblijvers niet erg van innovatie profiteren.
Hoe kan innovatie worden bevorderd?
Tot de structurele maatregelen ter bevordering van innovatie behoren verhoging van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling en investeringen in onderwijs. Daarnaast kan het ondernemers gemakkelijker worden gemaakt een bedrijf te beginnen en voor mislukte bedrijven om de markt sneller te verlaten. Daarnaast kunnen bedrijven innovatie aanmoedigen door in hun medewerkers te investeren en aan eigen onderzoek en ontwikkeling te doen.
[Bron: https://www.ecb.europa.eu/ecb/educational/explainers/tell-me-more/html/growth.nl.html ]
Strijd binnen de Rabobank: de landbouwtak won (Daphné Dupont-Nivet, Katern de Verdieping/Trouw, 15-9-22)
Strijd binnen de Rabobank: de landbouwtak won
Landbouwfinanciering reconstructie
De Rabobank stond dertig jaar geleden voor een keuze: extensieve landbouw of schaalvergroting. De richtingenstrijd speelde zich af tussen de hoofdkantoren in Utrecht en Eindhoven.
*Is deze tegenstelling tussen extensieve landbouw of schaalvergroting’ wel juist, want het tegendeel lijkt de werkelijkheid te zijn: en extensieve landbouw én schaalvergroting. Of lees ik deze openingszin verkeerd?
‘De Nederlandse landbouw kampt met een serieus milieuprobleem. Het kabinet kondigt een ingrijpend plan aan om de veestapel te laten krimpen. Boeren gaan massaal de straat op, bewindspersonen worden ernstig bedreigd, boerenorganisatie LTO noemt de kabinetsplannen ‘te kort door de bocht’. Vanuit Den Haag klinkt het geluid dat Rabobank mee moet betalen aan de schulden van stoppende boeren, omdat de bank ‘jaren heeft verdiend’ aan de veehouderij. De minister van landbouw stapt op omdat de onrust hem teveel wordt.
Dit alles speelde zich af aan het einde van de jaren negentig. Bijna 25 jaar later zijn de namen anders, maar de patronen hetzelfde. Nog steeds zit Nederland met een mestoverschot. Of het nu gaat om nitraat, fosfaat, ammoniak of stikstof, uiteindelijk komt het op hetzelfde neer: de Nederlandse veehouderij, met veruit de meeste stuks vee per hectare in Europa, produceert meer ontlasting dan de grond, de lucht en het water aankunnen. En weer zijn de ogen gericht op Rabobank, de bank die 85 procent van de Nederlandse landbouw financiert.
Zo’n dertig jaar geleden stond de boerenleenbank voor een keuze, blijkt uit een terugblik met drie oud-Rabobank directeuren van Platform Investico in samenwerking met Trouw, De Groene Amsterdammer en De Gelderlander. Waar één tak binnen de bank pleitte voor extensieve landbouw, zag de andere tak schaalvergroting, intensivering en innovatie als oplossing voor de milieuproblemen. “Er moest ook geld verdiend worden.”
Maatschappelijk instituut
“Rabobank”, zegt Herman Wijffels, “is geen bank als alle andere.” De oud-voorzitter van de Sociaal Economisch Raad was van 1986 tot en met 1999 directievoorzitter van de bank. “Winst maken was niet ons voornaamste doel”, zegt Wijffels. “Rabo was geen commerciële bank, maar een maatschappelijk instituut, in het leven geroepen om te zorgen dat mensen iets van hun leven kunnen maken.”
Aan het eind van de 19de eeuw ontstonden in Duitsland en in Zuid-Nederland de boerenleenbanken, waarbij het spaargeld van plattelandsbewoners diende als krediet voor boeren uit de streek. Samen bepaalden de leden de koers van deze coöperatieve banken en het verbeteren van het boerenleven was belangrijker dan de winst. “Die gedachte spreekt mij als christendemocraat natuurlijk erg aan”, zegt Wijffels.
Nadat de Nederlandse tak van de Raiffeisenbank en de Boerenleenbank in 1972 versmolten tot Rabobank, bleven de twee originele hoofdkantoren aanvankelijk bestaan. In Utrecht werd besloten over de internationale koers, financiële producten en het grootbedrijf. Eindhoven was de thuisbasis van het mkb en de landbouwafdeling.
Een jaar nadat ik aantrad als directievoorzitter, zegt Wijffels, verscheen in 1987 het milieurapport Our Common Future, bekend als het Brundtland-rapport. Om een leefbare aarde achter te laten voor toekomstige generaties is een duurzaam ontwikkelingsmodel nodig, was de conclusie. Dat nam Wijffels zich ter harte. “Ik begon toen wel in te zien dat sommige praktijken in de landbouwsector zich moeizaam verhielden tot de boodschap van het Brundtland- rapport.”
Omschakeling
Binnen Rabobank vond hij weinig medestanders. Toen hij in 1990 zijn handtekening zette onder een manifest dat opriep tot een ‘omschakeling van de bestaande landbouw naar duurzame landbouw’, kreeg hij ‘een stevige reprimande van de raad van toezicht’, herinnert de oud-directeur zich. “Zij vonden dat niet mijn rol. Ik was er om de bestaande belangen te dienen.”
Wel lukte het hem om in 1996 Bart Jan Krouwel naar Rabobank te halen als directeur duurzaamheid en maatschappelijke innovatie. Krouwel was mede-oprichter van Triodos Bank, gestoeld op antroposofische principes. “Wijffels benaderde mij”, herinnert Krouwel zich, “om binnen de bank iets te doen met milieu. Dat heette toen nog people, planet, profit. Mijn eerste taak was om Rabo zover te krijgen dat ze meer biologische landbouw ging financieren.”
Dat ging niet vanzelf. “Als ik ergens kwam was het direct: ‘Ben je van Utrecht of van Eindhoven?’ Toen ik binnenkwam in het Eindhovense kantoor zei Henk van de Kerk, de directeur verantwoordelijk voor de landbouwportefeuille, meteen: ‘Zodra je het over biologische landbouw gaat hebben is daar het gat van de deur’.”
Terug in Utrecht vroeg Krouwel of Wijffels als directievoorzitter druk kon uitoefenen op de landbouwafdeling, maar zonder succes. Krouwel: “Ik moest hen maar zien te verleiden.”
Hij zette een aantal agrarische adviseurs in een touringcar en reed doelbewust langs goedlopende biologische bedrijven. “Fruittelers, varkenshouders. Nou, ze hadden de ene aha-erlebnis na de andere. Tot dan toe dachten ze dat biologische boeren allemaal amateuristische idealisten waren.”
In Eindhoven stond Henk van de Kerk echter stevig aan het roer. Van de Kerk, die in 2005 overleed, was “een icoon”, zegt zijn voormalige secondant Wim Thus. Thus is voorzitter van de vakgroep vleeskalverhouderij bij boerenorganisatie LTO en werkte tot 2014 25 jaar bij Rabobank, de laatste tien jaar als afdelingsdirecteur landbouw. “Van de Kerk had visie, kon snel denken, was besluitvaardig. En hij was ontzettend begaan met de boeren, ik heb hem weleens een zaal boeren zien toespreken met tranen in de ogen.”
Beiden keken met argwaan naar de plannen van Krouwel. “Hij had het almaar over biologisch en kwam aanzetten met antivlees-campagnes en kleinschalige boerderijen, vanuit een maatschappelijk gevoel. Van de Kerk wierp tegen dat er ook geld verdiend moest worden. Hij was zakelijk, bewaakte de bottomline. De bank leunde daarop.”
Nitraatrichtlijn
Eind jaren negentig wilde Den Haag de veestapel fors laten krimpen. De hoeveelheid mest die de Nederlandse veehouderij produceerde, overschreed de zogeheten nitraatrichtlijn, een Europese milieunorm.
“Maar een gesprek over krimp was binnen de bank niet te voeren”, zegt Wijffels. Thus ziet dat anders en benadrukt dat ‘Utrecht’ en ‘Eindhoven’ dikwijls ideeën uitwisselden. “Binnen de landbouwafdeling van de bank volgden we twee sporen: saneren én innoveren.”
Dat een koerswijziging onvermijdelijk was zag Rabobank al in de jaren tachtig, zegt Thus, maar volgens ‘Eindhoven’ mocht inkrimping van de veestapel geen doel op zich zijn. Met deze boodschap stuurde Van de Kerk kritische brieven naar de Tweede Kamercommissie voor landbouw, sprak met de minister over ‘het zwaard van Damocles’ dat de boeren boven het hoofd hing en lobbyde met veevoerbedrijven en de vleesindustrie bij het ministerie. ‘Rabobank zet politiek onder druk’, kopte de Rabokrant, het interne bedrijfsblad, op 4 november 1997.
Verduurzaming, betoogde Van de Kerk, kon ook komen uit innovatie, zoals beter veevoer of luchtfilters in stallen. Om te overleven op de wereldmarkt moesten boerengezinnen nu eenmaal steeds meer produceren, en dat kon alleen met efficiënt management en nieuwe technologie. Met andere woorden: schaalvergroting.
“Schaalvergroting maakt investeringen rendabel waarmee productie milieuvriendelijk en duurzaam kan plaatsvinden”, verklaarden Van de Kerk en Wijffels volgens de Rabokrant op een persconferentie eind jaren negentig.Zo bleef de visie van Van de Kerk dominant binnen de bank. Wijffels is een visionair met geweldige vergezichten, zegt Bart Jan Krouwel, maar de uitvoering is niet zijn sterkste kant. “Ik ben erg op Herman gesteld, maar als het lastig werd hield hij zich op de vlakte. Hij hield niet van conflict.”
Leningen
De veestapel is sinds de eeuwwisseling nagenoeg stabiel gebleven en het aandeel biologisch in de Nederlandse landbouw nam maar mondjesmaat toe, tot 4 procent nu. Tegelijk belandde de schaalvergroting in een stroomversnelling. In 2000 had het gemiddelde varkensbedrijf nog 900 varkens, nu zijn dat er ruim 3000. Ook het aantal melkkoeien per bedrijf verdubbelde naar 103. En in de pluimveehouderij groeide het aantal legkippen van 16.000 naar 45.000 per boer.
Schaalvergroting zelf was een doorslaand succes, maar de beoogde verduurzaming van de Nederlandse landbouw is Rabobank tot op heden niet gelukt (zie kaders). Dat laat allereerst de stikstofcrisis zien, maar ook de uitstoot van broeikasgassen in de landbouw, die sinds 2000 zelfs licht toenam. En met ruim 24 miljard euro heeft de bank wereldwijd veruit de meeste landbouwleningen uitstaan in de rundveesector, juist de bedrijfstak die al lange tijd bekend staat als één van de grootste klimaatbelasters.
Net als vroeger presenteert de bank zich als een coöperatie van leden die het belang van maatschappij en natuur voorop heeft staan. Growing a better world together, heet dat in de reclamecampagne. Maar volgens Wijffels is Rabobank ‘allang niet meer de bank’ die hij bestuurd heeft. “Die maatschappelijke verantwoordelijkheid komt Rabobank niet altijd na.”
De kassen
In 2014 presteerden de Nederlandse kassen voor de teelt van fruit, groente en bloemen al jaren ondermaats. Een initiatief van Rabobank en de glastuinbouwsector moest de branche economisch uit het slop trekken én iets doen aan de hoge CO2-emissies. De kassen worden verwarmd met aardgas en zijn verantwoordelijk voor 8 procent van het Nederlandse gasverbruik. Oud-landbouwminister Cees Veerman legde zijn commissariaat bij Rabobank tijdelijk neer om de coalitie te leiden. Overheden staken miljoenen in het plan. De bank nam de leiding in de herstructurering van de sector en verschafte financiering voor een ‘doordachte sanering’, waarin kleine, slecht presterende bedrijven zouden opgaan in grotere, moderne bedrijven met een ‘duurzame energievoorziening’.
Economisch gezien werd het een succes. Door de schaalvergrotingen floreerde de sector als nooit tevoren. De beoogde daling van CO2-uitstoot lukte echter niet: de uitstoot nam sinds 2015 zelfs licht toe, mede door een toename van het totale oppervlak aan kassen. De sector overschreed met 6,1 megaton CO2-equivalenten ruimschoots het klimaatdoel van 4,6 megaton uitstoot per jaar. Rabobank laat in een reactie weten dat minder glastuinbouwers dan verwacht zijn overgestapt van gasboilers naar duurzame warmtebronnen.
Farm to Fork
In Brussel stemde het Europese Parlement vorig jaar met ruime meerderheid voor de Farm to Fork-strategie, een omvangrijk plan met verschillende doelstellingen voor een duurzaam voedselsysteem. Een van de belangrijkste is het verhogen van het aandeel biologische landbouw tot 25 procent in 2030. Rabobank staat daarmee voor een flinke opgave: in Nederland leent de bank in totaal 25 miljard aan landbouwbedrijven, waarvan één miljard, ofwel 4 procent, aan biologische boeren. Ook beoogt de EU-strategie een halvering van het pesticidegebruik en 20 procent minder kunstmest in 2030.
Rabobank is deze agrochemische sector de afgelopen jaren juist meer gaan financieren, blijkt uit haar jaarlijkse leningoverzicht. Afgelopen juni had de bank wereldwijd ruim 2,2 miljard euro uitstaan aan bedrijven die pesticide, kunstmest en ‘overige landbouwchemie’ produceren.
Rabobank reageert dat de recente toename van leningen aan dit soort bedrijven mede te maken heeft met de hoge gasprijzen. De beoogde groei van de biologische landbouw is niet alleen een taak voor Rabobank, zegt de bank. “De overheid, de supermarkt, de consument, die hebben allemaal een rol te spelen.”
Leningen aan piekbelasters
Al sinds 2019 is duidelijk dat vervuilende veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden moeten verdwijnen om het stikstofprobleem op te lossen. Toch kijken banken bij het verstrekken van een lening aan een veehouderij niet of het bedrijf nabij een natuurgebied ligt, zeggen agrarisch adviseurs tegen Platform Investico.
Dat banken leningen bleven verstrekken aan piekbelasters blijkt uit het verhaal van kippenhouder ‘Mark’, die niet met zijn echte naam geciteerd wil worden vanwege de gevoeligheid rondom het stikstofdossier. In oktober 2021 ontving hij een miljoenenlening van Rabobank om zijn bedrijf te verbouwen en uit te breiden. Stikstof kwam tijdens gesprekken met de bank niet ter sprake, zegt de kippenhouder. Dat is opvallend, want zijn pluimveehouderij ligt 180 meter van de Veluwe en is met ruim 8000 kilogram uitstoot per jaar een van de grootste stikstofvervuilers van Nederland. Vorige maand heeft hij zijn bedrijf verkocht in een uitkoopregeling speciaal voor piekbelasters.
Met elke nieuwe investering gaat het eventuele uitkoopbedrag omhoog, zegt Roel Jongeneel, landbouweconoom bij Wageningen Universiteit. “De maatschappij betaalt daar dan extra voor. Het risico is kapitaalvernietiging op kosten van de belastingbetaler.” Rabobank laat weten dat gevallen zoals Mark ‘ongelukkige uitzonderingen’ zijn en stikstof wel degelijk mee te nemen als ‘een van de duurzaamheidsindicatoren’.
[De echte naam van Mark is bekend bij de hoofdredactie.]
https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/1663/articles/1661227/26/1