Tags

[Bron: Paul Scheffer, Het land van aankomst. 2007; 401 e.v.]

Hfd IX: De grondwet van gelijkwaardigheid

‘De naoorlogse immigratie is niet alleen omvangrijk geweest, maar heeft bovendien een reikwijdte die nog niet eerder is vertoond. Europa en Amerika veranderen door de komst van volksverhuizers uit wat ooit de derde wereld werd genoemd. De bevolking van de grote steden wordt steeds meer een afspiegeling van alle continenten. Het is in zulke steden inmiddels niet ongebruikelijk dat er meer dan honderd verschillende nationaliteiten naast en met elkaar leven. Dat is in alle opzichten een unieke ervaring, die uit de aard der zaak voor genoeg botsingen zorgt en een onzekerheid heeft uitgelokt over wat de samenleving te midden van alle wirwar nog bijeenhoudt.

Deze inleidende zin in het slothoofdstuk van Scheffer geeft feitelijk aan dat het multiculturalisme een onontkoombaar en dus gewoon verschijnsel is geworden waar niemand omheen kan, zoals ook niemand om de EU heen kan vanwege de juridisch opgebouwde clausules na de oprichting van de EEG op weg naar een mondiale (wereldomspannend) en globaliserende (structureel verweven door economische en financiële belangen gebonden) samenleving.

Daar valt dus niet meer aan te ontkomen, hoeveel tegenstanders die structuur ook oproept; maar ‘uittreden’ uit die mondiale structuren is niet meer mogelijk; een ‘gepasseerd station’ zogezegd. Maar dat betekent niet dat we machteloos staan als het gaat om meer democratie, meer transparantie en meer openheid. Dat zijn factoren die afhangen van daartoe strekkende volksbewegingen en volkspetities of soortgelijke acties, die echter een erg goede organisatiestructuur vergen. En daarop is al veel vastgelopen, zoals de Occupy-beweging.

De migranten hebben onbedoeld een ‘verlegenheid’ zichtbaar gemaakt. Want de vraag naar hun inburgering is uitgemond in een zoektocht naar eigentijds burgerschap. Dat ius de wederkerigheid waar we in het voorgaande voortdurend naar hebben gezocht: integratie dwingt aan alle kanten tot zelfonderzoek. Lange tijd werd die moeite niet genomen (die kanttekening heb ik ook in deze serie over het parlementaire onderzoeksteam naar beïnvloeding vanuit het buitenland gemaakt). Dat blijkt wel uit de omgang met naturalisatie. Het stellen van eisen werd gezien als het opwerpen van obstakels en dus werd heel weinig verlangd. Maar wanneer iemand kiest voor een nieuwe nationaliteit behoort dat naast het verkrijgen van rechten ook de bewuste aanvaarding van plichten te betekenen. Niet het relativeren, maar het markeren van burgerschap moet het uitgangspunt zijn in tijden van immigratie.

(…)

De uit Iran afkomstige jurist Afshin Ellian beschreef dezelfde desillusie: ‘Ik heb de belangrijkste beslissing over mijn leven per post gekregen, namelijk mijn Nederlandse burgerschap. Het was niet meer dan een administratieve brief, ondertekend door Nawijn, toen directeur Immigratie- en Naturalisatiedienst. Een diep gevoel van schaamte en teleurstelling temperde mijn vreugde. Het moment van burgerschap moet uit respect voor zowel de nieuwe burger als voor de grondwet worden geritualiseerd.’ Maar rituelen staan in het vermijdingsland Nederland niet hoog aangeschreven, liever hield men het zo klein mogelijk: een paspoort over de post of de toonbank was wel genoeg.

Toch is er naar deze stemmen geluisterd. Sinds vorig jaar bestaat een naturalisatieceremonie naar het voorbeeld van klassieke immigratielanden als Canada. In Amsterdam was de onhandigheid overigens onmiddellijk zichtbaar in de vormgeving van de eerste ceremonie op 24 augustus 2006. Zo roep de burgemeester in herinnering dat Nederland een land is met geheel eigen tradities: ‘Sommige dingen mogen niet van de wet, maar we vinden soms toch dat ze moeten worden toegestaan. Gedogen heet dat, een woord dat moeilijk te vertalen is. Waarom? Omdat andere landen dat verschijnsel niet op die manier kennen. Anderen zouden in een lakse wetshandhaving misschien eerder een aanleiding zien tot zelfonderzoek en er in ieder geval geen traditie in zien waar nieuwkomers trots op moeten worden gewezen.

Deze eerste blog in de nieuwe serie als onderdeel van het totaalpakket dat ik presenteer in het kader van een nieuw integratieplan, kan ik afsluiten met de opmerking dat ik op mijn manier aan dit zelfonderzoek doe aangezien ik binnen de inmiddels zichtbare structuur al de nodige kanttekeningen heb gemaakt over het wel en wee van de lopende integratietrajecten. In mijn bijdrage van vanochtend heb ik al gewezen op de noodzaak een heroriëntatie op de grondwet te ontwerpen met betrekking tot de inburgering, waarin iedere cursist die de stap wenst te maken van een tijdelijke naar vaste verblijfsvergunning, maar verolgens naar het NL’s paspoort, ook de basisbegrippen binnen de grondwet moet beheersen en dus kunnen uitleggen, maar die waarden van onze democrate en omgang met  ons vrijheidsbegrip in respect tot anderen, ook eigen moet maken, aangezien die in de plaats dienen te komen van de oude paspoorten uit het geboorteland.

Niemand mag kortom meer een paspoort ontvangen – lees: ‘verdienen’ – zonder zich gemotiveerd te (ver)binden aan onze culturele en politieke waarden (en normen). Pas als dat die nieuwe eis of element is ingevoerd en verplicht wordt gesteld, dan is de bovengenoemd rituele ceremonie ‘passend’ omdat dan het ontvangen van dat paspoort ook in een wezenlijke transformatie van eigen persoonlijkheid betekent door de Nederlandse waarden en normen over of aan te nemen. De persoonlijkheidsontwikkeling of -groei dient als enige basis tot die ceremonie. Geen andere basis.

Wordt vervolgd