Tags

Hoe veertig jaar lang niemand het mestoverschot aanpakte’ (Jelle Brandsma, Katern Duurzaamheid & Economie/Trouw, 23 mei 2024, 06:17

Bijstellen, uitstellen en afstellen. Die rode draad bij de aanpak van het mestoverschot, komt ook weer terug in de plannen van de nieuwe regeringscoalitie. ‘Er is moed nodig om een doorbraak te forceren’, zegt oud-minister Pieter Winsemius.

“Het mestprobleem bestaat al meer dan veertig jaar en een oplossing is er niet gekomen. Pappen en nathouden werkt ook voor de sector zelf averechts. Dat was in de jaren tachtig zo en dat is nog steeds het geval”, zegt Frits Bloemendaal.

Hij is de auteur van Het mestmoeras, een boek dat verscheen in 1995. Doordat de politiek en de landbouwsector het probleem van het mestoverschot voortdurend voor zich uit schoven zijn er veel parallellen met de huidige tijd waarin deze kwestie Den Haag en de boeren opnieuw in beroering brengt.

Bloemendaal beschreef in 1995 minutieus het overleg tussen politici onderling en de gesprekken met boerenleiders vanaf het midden van de jaren tachtig tot halverwege de jaren negentig. Het is een aaneenschakeling van een krachtige agrarische lobby, halve maatregelen die niks opleveren en angst voor verandering, zoals krimp van het aantal dieren.

De auteur was destijds journalist bij het Agrarisch Dagblad en werkt nu als projectleider en onderzoeker bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hij noteert in zijn afsluitend hoofdstuk: ‘Het onderhandelingsklimaat met loopgraven en schuttersputjes blokkeert elke poging om het milieuprobleem aan te pakken. Het resultaat is een zich steeds herhalend patroon van voornemens die worden aangekondigd, bijgesteld, uitgesteld en afgesteld. De duidelijkheid die ondernemers [boeren] zo hard nodig hebben blijft uit, mede door hun eigen pressie.’

Brussel en andere lidstaten zijn het Nederlandse traineren zat

Het boek is altijd actueel gebleven en dat is nog meer het geval sinds de Europese Commissie stevig ingreep. Boeren mochten sinds 2006 meer mest uitrijden over hun land dan boeren in andere EU-lidstaten. Deze uitzondering heet in bestuurlijke kringen ‘derogatie’. De Europese Commissie maakt er een einde aan. In vier stappen tussen 2022 en 2026 moeten boeren de dierlijke mest die zij over het land uitrijden met ongeveer 30 procent terugbrengen.

De Europese Commissie kwam tot dit besluit omdat er te veel overtollige resten van mest, stikstof en fosfaten, weglekken naar het grond- en oppervlaktewater. Nederland ligt niet op schema om in 2027 te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water. De regels hiervoor zijn in samenspraak met Nederland opgesteld, maar Nederland houdt zich er niet aan. Brussel en andere lidstaten zijn dat zat.

Zo zitten boeren met veel te veel mest. Als zij al hun mest niet op eigen grond kwijt kunnen, moeten zij uitwijken naar bijvoorbeeld een akkerbouwer, en dat kost veel geld. De verwachting is dat krimp van de rundveestapel onvermijdelijk is. Minder koeien betekent namelijk minder mest. Het zou zelfs kunnen gaan om een krimp van 40 procent.

Een deel van de boeren moet koeien verkopen of zelfs stoppen. “Die koude sanering is er al jaren gaande”, zegt Bloemendaal. Het aantal bedrijven daalt met 2 à 3 procent per jaar. “Terwijl steeds meer boeren stoppen, neemt de intensivering toe bij de bedrijven die doorgaan. Er worden nieuwe leningen bij banken afgesloten en de productie van melk stijgt. Een beperkt deel van de keten heeft daarvan profijt: de zuivelindustrie, bedrijven die machines verkopen, de veevoerbedrijven, slachterijen en banken hebben meer omzet.”

‘Boeren houden geen rekening met de natuur of de kwaliteit van het water’

“Ik snap dat Brussel en andere lidstaten zeggen dat zij genoeg geduld hebben gehad met Nederland. Zij kennen de geschiedenis. Er wordt zoveel mogelijk bemest. Er wordt geen rekening gehouden met de natuur of de kwaliteit van het water. Het is overigens wel raar dat dierlijke mest aan een maximum is gebonden maar kunstmest niet.”

De politiek en de sector hebben het afgelopen half jaar nog geen oplossing kunnen verzinnen. De geschiedenis heeft laten zien, meent de auteur van Het mestmoeras, dat halve oplossingen nieuwe problemen veroorzaken. Vaak gaan politici akkoord met nieuwe technieken die een oplossing zouden zijn, zoals mestverwerking of een stofje bij het voer mengen waardoor er minder stikstof in de mest ontstaat. Maar die pakken de oorzaak van het probleem niet aan, meent hij.

“Ik ben ervan overtuigd dat de boeren gelukkiger hadden kunnen zijn als de politiek en boerenleiders in de jaren tachtig daadkrachtiger waren geweest. Dat betekent dat zij toen al de veestapel met 30 of 40 procent hadden moeten inkrimpen zodat alle mest op het eigen land gebracht kan worden zonder de bodem en het water te verontreinigen. Dan waren er ook veel boeren gestopt, maar er zou nu minder onrust en ongenoegen zijn.”

‘Tot de schijt ons doodt’

Pieter Winsemius was een van de betrokken ministers in de periode waar Bloemendaal over schreef. Hij was minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer van 1982 tot 1986. Zijn collega Gerrit Braks, overleden in 2017, was minister van landbouw en had het mestoverschot in zijn portefeuille.

“Gerrit zat er flink mee in zijn maag”, weet Winsemius nog. “Hij had het voortouw. Maar soms vond hij de kwestie zo uitzichtloos dat hij tot de conclusie kwam dat we ermee blijven zitten ‘tot de schijt ons doodt’.” Het ging in die tijd vaker over problemen met de varkenssector dan over het melkvee. “Heel spannend was de afkondiging van een noodwet die uitbreiding van varkensstallen plotseling stillegde.” Het aantal varkens en dus ook de hoeveelheid mest daalde. Maar later groeide de varkenssector weer.

Winsemius vertelt dat onder varkensboeren in de Limburgse Peel veel tegenstand bestond over de opstelling van het kabinet. “De mest van de varkens werd in die tijd in drie lagen in de grond opgeslagen. Iedereen wist dat het overschot aan stikstof en fosfaten in het grondwater zou belanden. ‘Jullie biggen worden blauw als zij het drinken’ zei ik op bezoek in Ysselsteyn. Dan werd steeds gezegd dat het toch anders zat.”

Er is weinig gebeurd aan het mestoverschot door de enorme tegenstand van de boeren, zegt Winsemius. “Vooral de zuidelijke boeren waren machtig en zijn dat nog steeds. Daar zie je ook de meeste bedrijven met te veel koeien, vele honderden, en weinig land.”

‘Uitstellen en afzwakken is de strategie en die is heel succesvol gebleken’

Winsemius overwoog wat hij kon doen vanuit zijn verantwoordelijkheid voor milieu. Op zijn initiatief besloot het kabinet Lubbers I dat boeren vijf jaar later niet meer mest mochten uitrijden dan de gewassen op het land konden opnemen. “Er was weinig tegenstand”, herinnert Winsemius zich. “Boeren begrepen dit wel, denk ik, en ze dachten misschien ook ‘over vijf jaar pas’. Maar het heeft niet gewerkt, de maatregel werd niet gehandhaafd.”

Uitstellen en afzwakken is al veertig jaar de strategie en die is heel succesvol gebleken. De economische belangen stonden voorop. Ondertussen is er schade aan het milieu. Boeren zijn niet gek. Die weten ook dat dit op termijn niet kan, maar ondertussen gebeurt er toch jaar in jaar uit veel te weinig. Ook de afgelopen vijf jaar, onder Rutte III en IV, is er weer veel tijd verprutst.”

Net als Winsemius kijkt Cees Veerman terug op zijn periode als minister. Hij zat op ‘Landbouw’ van 2002 tot 2007 en constateert dat het mestoverschot ‘niet werd gezien als een klemmend probleem’. “De landbouw bracht welvaart. Dat vergeten we wel eens, maar de inwoners van bijvoorbeeld de Brabantse dorpen waren arm in de jaren zestig. En door uitbreiding van de bedrijven in de decennia daarna en aanvoer van goedkope soja uit het buitenland konden zij meer verdienen.”

Bij zijn partij, het CDA, kreeg hij de handen niet op elkaar voor ingrijpende maatregelen, zoals een krimp van de veestapel. “Fractievoorzitter Maxim Verhagen en Kamerlid Ger Koopmans zeiden tegen mij: is dat wel nodig? De VVD zei dat ook. Er was geen draagvlak.” Koopmans is sinds een paar maanden de nieuwe voorzitter van boerenorganisatie LTO-Nederland.

‘Met alleen argumenten kom je er niet in Brussel’

“Nederland was en is een wereldspeler als het gaat om landbouwproducten”, zegt Veerman. “Inderdaad, als bijdrage aan het nationaal inkomen is de landbouw niet van hele grote betekenis, maar het ging toen, en ook nu, wel om het inkomen van tienduizenden boeren. De keerzijde was dat de overschotten werden opgelost op manieren die niet door de beugel kunnen, meer uitrijden over het land dan mag. Er werd gefraudeerd.”

Veerman vond een andere manier om geen last te hebben van het mestoverschot. Hij kreeg in 2006 voor elkaar dat de andere Europese lidstaten en de Europese Commissie aan Nederland toestemming gaven om extra mest over het land uit te rijden, de zogeheten derogatie, die nu weer is ingetrokken.

We hadden argumenten”, zegt Veerman. “Door de omstandigheden in Nederland kan een boer in de zomer ongeveer drie keer het gras maaien. Daardoor neemt het gras meer stikstof op. Maar met alleen argumenten kom je er niet in Brussel. Het gaat daar vooral over economische en politieke belangen. Je moet iets hebben om uit te ruilen. Dat hebben we gedaan. Wat de deal was, kan ik niet vertellen.”

‘Boeren vertrouwen de overheid én hun eigen leiders niet’

Frits Bloemendaal wijst erop dat het zoeken naar manieren om het overschot aan mest toch toe te staan en ‘weg te moffelen’ geen oplossing is. “Ondertussen is er al veel schade: er zijn kosten voor natuurherstel, drinkwaterbedrijven moeten nitraat uit het water halen, er zijn subsidies voor innovaties die de landbouw alleen maar intensiever en kostbaar maken en er worden boeren uitgekocht. Er wordt met mest gereden van de ene kant van het land naar de andere kant en dat weet je dat de kans op fraude groot is. Aan de kern van het probleem, te veel mest en overbemesting wordt niks gedaan.”

“Los van de financiële en ecologische schade leidt uitstel van het oplossen van de problemen in de landbouw tot een geweldige vertrouwenscrisis. De boeren vertrouwen de overheid niet, maar ze vertrouwen hun eigen leiders ook niet meer. Dat begon trouwens al in de jaren negentig; Wien van den Brink was een radicale boerenvoorman die een eigen organisatie oprichtte. Het vertrouwen kan ook verloren gaan bij boeren die wel binnen de grenzen van de natuur willen opereren. Ze doen hun best, maar zien dat de overheid niet optreedt tegen boeren die dat niet doen en een concurrentievoordeel hebben.”

De nieuwe regeringscoalitie van PVV, VVD, NSC en BBB wil in Brussel pleiten voor een nieuwe uitzondering, een nieuwe derogatie, voor Nederlandse boeren om toch meer mest uit te rijden. BBB-fractievoorzitter Caroline van der Plas wil met de vuist op tafel slaan. De huidige minister van landbouw, Piet Adema, klopte daar ook al op de deur, maar kreeg nul op het rekest. Van der Plas denkt dat het door harder te onderhandelen wel gaat lukken.

‘Wij zijn niet geliefd bij andere lidstaten’

Winsemius zegt dat Van der Plas het kan vergeten: “Uitgesloten”. Veerman acht de kansen “heel erg klein”. Hij werkte na zijn ministerschap veel in opdracht van de Europese Commissie en kent Brussel goed. “Nederland heeft daar de afgelopen jaren iedereen de maat genomen. Rutte deed dat, Dijsselbloem en Hoekstra ook. Wij zijn niet geliefd bij andere lidstaten. Handel is elkaar iets gunnen.”

Bovendien, zegt Veerman, is het tij gekeerd voor de intensieve veehouderij. De afgelopen tien tot twintig jaar is de druk op de ruimte in Nederland toegenomen. “We hebben behoefte aan wonen en zoet water. Wij hebben met andere Europese landen afgesproken dat we meer nieuwe natuur creëren. In Nederland gaat het om 120.000 hectare. Met name boeren die onvoldoende grond hebben om hun mest kwijt te raken zitten in de verdrukking. Er zijn nogal wat veehouders met bijvoorbeeld een paar honderd koeien en slechts 60 hectare land. Die verhoudingen kloppen niet.”

Het wachten is op een dappere minister van landbouw, zegt Winsemius. “Ik ben benieuwd. Er is moed nodig om een doorbraak te forceren. Je moet niet te voorzichtig zijn en duidelijk maken dat maatregelen niet gericht zijn tegen de boeren, maar van doorslaggevend belang zijn voor hun toekomst. Juist boeren zijn gebaat bij een gezonde bodem en schoon water.”

‘Voedsel wordt duurder. Dan maar wat minder vaak op vakantie’

“We zitten in een sfeer waarin mensen elkaar de oren wassen en geen ruimte gunnen”, signaleert Veerman. Eerst moeten mensen weer met elkaar in gesprek raken. Daarna moet de politiek een plan maken voor de toekomst. “De kern daarvan is dat boeren kunnen werken binnen de grenzen van de natuur. De kosten van schoner water en verbetering van de bodem moet in de prijs van voedsel worden verwerkt. Voedsel wordt duurder voor de burger. Dan maar wat minder vaak op vakantie.”

Geef boeren niet te lang de tijd om te veranderen, zegt Bloemendaal. Dat leidt tot vertraging. “Dat is altijd de tactiek geweest en het heeft gewerkt. Het gevaar van een geleidelijk proces is dat men zich na verloop van tijd niet aan de afspraken houdt. Zo is het altijd gegaan. Ook een kansloos gesprek over mest tussen de nieuwe coalitie en Brussel is uitstel. Het lost de problemen niet op. Neem maatregelen en doe het snel. In het belang van de boeren zelf.”

Mestverhalen

Dit is het derde deel in een serie verhalen over mest. Het eerste deel gaat over boeren die minder mest mogen uitrijden, waardoor zij met een overschot kampen. Het tweede deel gaat over een kringloopboer die weinig mest heeft en er zuinig op is.

*Er bestaan dus geen eenduidige antwoorden noch visies en daarom loopt het verkeerd af het voornemens en plannen om boer én milieu samen met klimaat te beschermen.

https://www.trouw.nl/duurzaamheid-economie/hoe-veertig-jaar-lang-niemand-het-mestoverschot-aanpakte~bdca03c7/