Tags

“Zelden heb ik zoveel onzin gehoord over het Nederlandse staatsrecht als in de afgelopen maanden. PVV-leider Geert Wilders spande de kroon” @nrc @tweedekamer #taak-voor-het-Presidium

21 Thursday Mar 2024

Posted by aquariusmetafysica in Staatsrecht, staatsrechtelijke dwalingen≈ Leave a comment

[Edit]TagsDen Haag

Stelling: Eindelijk een opmerking van een staatsrechtsspecialist over het kennisniveau van ons staatsrecht in ons land en zeker ook in de Tweede Kamer; zelfs nota bene bij de fractieleider van de PVV, Wilders. Een blamage van de eerste orde. En een onacceptabel feit zodat het Kamerpresidium dient te worden opgeroepen om passende maatregelen te treffen.

Het debat over staatsrecht kan niet zonder gevolg blijven (Hanco Jürgens, Opinie/nrc.nl, 21 maart 2024)

Staatsrecht | Nu een rechts kabinet wordt geformeerd staat het staatsrecht terecht hoog op de agenda. Maar de discussies zijn van een verbazingwekkende vrijblijvendheid, stelt Hanco Jürgens.

Zelden heb ik zoveel onzin gehoord over het Nederlandse staatsrecht als in de afgelopen maanden. PVV-leider Geert Wilders spande de kroon. Hij noemde het „staatsrechtelijk onjuist en ondemocratisch” dat hij als leider van de grootste partij geen premier kan worden. Maar het staatsrecht schrijft hierover in het geheel niets voor. Het zijn de politici van de regeringspartijen zelf die bepalen wie de nieuwe premier wordt. Ook de uitvoerige discussie over de vorm van een nieuw kabinet heeft niets te maken met het staatsrecht. Het zegt vooral iets over de krampachtige wijze waarop de vier onderhandelende partijen hopen hun kabinet als nieuw en uitzonderlijk te kunnen presenteren.

De discussie maakt duidelijk dat er in Nederland te weinig kennis bestaat over de werking van ons staatsrecht. Weinig Nederlanders realiseren zich dat onze Grondwet een aantal zeer specifieke kenmerken heeft die ons staatsrecht anders maken dan dat van onze buren. Zo weten veel Nederlanders wel dat de Nederlandse rechter, anders dan de Duitse, wetten en verdragen niet mag toetsen aan de Grondwet, maar ze weten niet welke consequenties dat heeft voor ons bestel.

Toetsing

De Nederlandse Grondwet heeft vooral symbolische waarde en is een van de oudste van Europa. Omdat er geen constitutionele toetsing plaatsvindt was het tot nu toe niet echt nodig om de Grondwet stevig onder handen te nemen. Dat heeft tot gevolg dat een aantal bepalingen uit de negentiende eeuw zijn gehandhaafd. Daardoor maakt de Grondwet een wat archaïsche indruk. Zo schrijft de Grondwet bovenmatig veel over de Koning. Alleen al het woord ‘Koning’ komt er 58 keer in voor. Maar andere voor Nederland relevante thema’s, zoals de euro of de Europese Unie, worden niet eens genoemd in de Grondwet. De EU wordt in de Grondwet beschouwd als een van de volkenrechtelijke organisaties, wier wetten en besluiten directe geldigheid hebben nadat ze zijn bekendgemaakt.

Een eenpersoonspartij als de PVV is in Duitsland verboden, en terecht

Juist nu deze bestuurscultuur onder druk komt te staan, is het van het grootste belang dat er meer kennis komt van de consequenties van het staatsrecht voor het Nederlandse bestuur. Te vaak worden met een beroep op het staatsrecht beweringen gedaan die niet zijn gebaseerd op onze Grondwet, noch op de internationale verdragen waaraan Nederland zich heeft gebonden.

De vrijblijvendheid van het Nederlandse debat over het staatsrecht leidt niet alleen tot misverstanden in de binnenlandse politiek, maar zeker ook in de buitenlandse. Zo beloofde premier Rutte al in 2022 aan de VVD-fractie en later ook aan zijn partij om er alles aan te doen om de asielinstroom substantieel omlaag te brengen. Dat werd ook de belangrijkste legitimatie voor een nieuw rechts kabinet dat nu eindelijk – zo wordt gezegd – de problemen gaat oplossen.

Het zorgwekkende aan dit soort uitspraken is dat er helemaal niet wordt gesproken over de vraag welke consequenties ze hebben voor de grenscontroles, voor de relatie met de buurlanden, voor de handhaving van de Dublin-akkoorden waarin de verdeling van vluchtelingen in de EU is vastgelegd en uiteindelijk ook voor de vrije markt van goederen en personen, zoals die is vastgelegd in de Akkoorden van Schengen. Zelfs de vraag of het überhaupt mogelijk is om het aantal vluchtelingen te beperken, zie de Britse realiteit, blijft onbesproken.

Om aan deze vrijblijvendheid een einde te maken pleit NSC-leider Pieter Omtzigt voor de oprichting van een Constitutioneel Hof, zoals de meeste EU-lidstaten dat al lang hebben. Dat idee is zeker het overwegen waard. Maar de grote consequenties van dit idee voor de Nederlandse rechtsstaatcultuur blijven daarbij onderbelicht.

Zo zal onze Grondwet herschreven moeten worden om verouderde artikelen weg te werken zodat de rechter niet per ongeluk toestaat dat de Koning zelf wetten indient die door het parlement in behandeling moeten worden genomen. Bovendien zal een aantal nieuwe artikelen aan de Grondwet moeten worden toegevoegd om de relatie van regering en parlement met de EU van waarborgen te voorzien.

Maar het belangrijkste is wel dat de Haagse politiek zal moeten wennen aan de eerbiediging van uitspraken van rechters, die op basis van grondwettelijke toetsing politiek beleid geheel of gedeeltelijk naar de prullenbak verwijzen (zoals in Duitsland met enige regelmaat gebeurt).

Ondemocratische partij

Het valt te bezien of politiek Den Haag dat gemakkelijk accepteert. De wijze waarop de Nederlandse regering probeert een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag te omzeilen spreekt boekdelen. Nadat het Hof de levering van onderdelen van F-35’s aan Israël verbood, zocht de Nederlandse regering al naar andere wegen om deze levering alsnog mogelijk te maken. Een volgend kabinet zou wel eens veel meer moeilijkheden kunnen krijgen dan het vorige om gerechtelijke uitspraken na te leven.

De Raad van State zal zich veel actiever dan voorheen moeten inlaten met het reilen en zeilen van de politiek. Hoe is het mogelijk dat er nu al sinds 2006 een ondemocratische partij met slechts twee leden, Geert Wilders en de Stichting Vrienden van de PVV, zitting heeft in het Nederlandse parlement? Waarom wordt de Wet op de politieke partijen niet aangescherpt, zodat de PVV zich wel moet openstellen voor nieuwe leden die ook stemrecht hebben, zodat onze democratie in brede zin gewaarborgd blijft? Een eenpersoonspartij als de PVV is in Duitsland verboden. En terecht.

Het debat over de vele andere vragen rondom het staatsrecht heeft juist nu de hoogste prioriteit. Het kan niet blijven bij vrijblijvende voorstellen zonder te spreken over het grondwettelijke kader waarin deze voorstellen moeten worden geplaatst, noch over de consequenties voor het beleid. Werk aan de winkel dus, en graag snel een beetje.

[Hanco Jürgens is wetenschappelijk medewerker van het Duitsland Instituut Amsterdam. Eerder deed hij voor het Montesquieu Instituut onderzoek naar de constitutionele verhoudingen tussen Nederland, Duitsland en de EU]

[Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 21 maart 2024.]

https://www.nrc.nl/nieuws/2024/03/20/het-debat-over-staatsrecht-kan-niet-zonder-gevolg-blijven-a4193607#/krant/2024/03/21/#118

Kanttekeningen bij ‘Volksinbreng’ en ‘Toetsing aan de Grondwet door de rechter’ @tweedekamer #informatie-Putters

06 Wednesday Mar 2024

Posted by aquariusmetafysica in Informatie Putters≈ Leave a comment

[Edit]TagsDen Haag

In onderstaande blog werd aangekondigd dat de hieronder geciteerde slotparagrafen van de Wiki-tekst besproken en van kanttekeningen moeten worden voorzien.

Volksinbreng

De procedure met de dubbele stemming is zo ingericht om het volk de gelegenheid te geven zich uit te spreken over een voorgestelde grondwetswijziging. Om de grondwet te wijzigen, moet namelijk een nieuwe Tweede Kamer gekozen worden en het idee is dat de bevolking desnoods een parlement kan kiezen dat tegen de wijziging zal stemmen. Daarmee is de grondwetswijziging de enige wijziging in wetgeving of procedure waarbij gegarandeerd het volk wordt geraadpleegd. Een kleine grondwetswijziging speelt echter in de praktijk ook maar een kleine rol in de verkiezingscampagne.

*Deze procedure heeft te maken met de grondwetswijzingen van zwaar kaliber die in tegenstelling tot ‘lichte’ wijzigingen in verband met ‘tijdsaanpassingen’, zijn aangebracht. Hierbij hebben we te maken met het essentiële begrip van de ‘volksinbreng’, dat nergens wordt gespecificeerd, noch gedefinieerd nota bene. Voor het eerst geformuleerd tijdens de Grondwetswijziging van 2023 volgens Wikipedia.

Omdat het ongedefinieerd blijft, is het voor velerlei interpretaties vatbaar en wordt het ook misbruikt om iedereen gelegenheid te geven om ondeskundig en onwetend een standpunt te laten innemen, waardoor vooral in deze tijden van het snelle sociale mediaberichtenverkeer grote onzin uit te laten kramen. En deze risico’s nemen zulke groteske vormen aan dat politici ook gedwongen worden om iedereen maar gewoon te laten uitspreken en niet te gaan ‘dwarsliggen’ uit angst om stemmen te verliezen.

Omdat diezelfde politici met uitzondering van oud-Kamerlid en dito-minister Alexander Pechtold (D66), geen tegengeluid durfden te geven aan de populistische oppositieleider Wilders met zijn ongrondwettelijke uitspraken tegen de moslims in ons land. De Kamer heeft kortom tonnen boter op het hoofd en daarom dient nu ook scherp – zelfs in het kader van het tijdelijk opschorten van deze discriminatie – in de ‘koelkast-verbanning’ –  tegen hem te worden genomen omdat het mogelijk is dat hij minister-president zal worden. ‘Het volk’ bestaat niet en het wordt dus nu hoogste tijd dat begrip uit het politieke taalgebruik te bannen. In plaats van ‘uitbannen’ dient diezelfde politicus zich bewust te zijn dat hij vertegenwoordiger van ‘de gehele bevolking’ aanspreekt en niets anders dan dat. De Kamervoorzitter dient de Kamerleden hierop aan te spreken als dat niet gebeurt. Zo draagt de voorzitter bij aan zuiver taalgebruik in ’s landsvergaderzaal.

Er dient kortom concluderend een definitie en omschrijving van ‘volksinbreng’  te worden ontwikkeld, waardoor een grens wordt aangegeven wat wel én vooral wat niet tot deze vrijheid van meningsuiting kan of dient te worden verstaan of gezien. Buiten de wettelijke grenzen die juridisch vast liggen zoals verbod op bewoordingen die neerkomen op discriminatie, oproepen tot haat en geweld en tot meer persoonlijke beschuldigingen als ‘laster en smaad’. Zolang geen afdoende ‘beperkingen’ worden vastgelegd blijft een gemiddeld Kamerlid de ruimte geboden worden tot deze vormen van misbruik en onverantwoord taalgebruik.

‘In vroegere versies van de herzieningsprocedure werd, na het aannemen van een voorstelwet, ook de Eerste Kamer ontbonden. In 1995 is dat echter vervallen, vanuit het besef dat het een nutteloze toevoeging aan de procedure was. Het volk spreekt zich uit door middel van de Tweede Kamerverkiezing, maar de Eerste Kamer wordt gekozen door de Provinciale Staten. Tenzij er nieuwe verkiezingen zijn voor de Provinciale Staten, zal de nieuwe Eerste Kamer meestal vrijwel hetzelfde zijn als de Eerste Kamer die speciaal ontbonden werd.[33] Noch het speciaal hiervoor houden van nieuwe verkiezingen voor de Provinciale Staten, noch het wachten met de behandeling tot na de reguliere nieuwe verkiezingen wordt een wenselijk alternatief geacht.

Toetsing aan de Grondwet door de rechter

De Grondwet beschrijft de principes en waarden waarop een staat gevestigd is. Om deze reden zijn er staten die ervoor kiezen om toetsing van wetten en andere handelingen van de overheid aan de grondwet mogelijk te maken. In deze gevallen is een rechter, soms enkel specifieke rechters, bevoegd om wetten buiten toepassing te verklaren wanneer deze in strijd zijn met grondwettelijke normen. Nederland heeft zo’n systeem nooit gekend. Dit omdat men meent dat daarmee het risico bestaat dat de rechter op de stoel van de wetgever gaat zitten, met andere woorden, dat de democratische verkozen Tweede Kamer haar plaats als hoogste wetgevend orgaan verliest. Nederland en Finland zijn de enige twee landen in de EU waar deze toetsing nog verboden is, alhoewel constitutionele toetsing in de overige landen erg verschillend is ingevuld en soms van erg beperkte aard. Wetten kunnen wel door de rechter aan eenieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties worden getoetst.[34]

*Omdat dit al in het kader van internationale verdragen geregeld is, is een Constitutioneel Hof in eigen land overbodig geworden. En ook kan worden opgemerkt dat niet ieder EU-lidstaat een Raad van State naar Nederlands model kent, dat in ons land wel dringender kan worden geformuleerd dan tot voor kort bij ons het geval was; pas sinds de stikstofmaatregelen aan de orde gekomen. Rijkelijk laat. Maar als de Raad van State wordt gedwongen steviger op te treden, en dit in alle redelijkheid door de Kamer(s) wordt aanvaard, dan kan er werk worden gemaakt met de nieuwe bestuurscultuur binnen de setting  van een nieuw aantredend kabinet, die volgens een nieuwe mentaliteit aan de slag kan gaan, zonder de oude generatie bestuurders die alleen maar hebben geblunderd door te grossieren in slordigheden en ‘valse’ instrumenten als onvolkomen algoritmes in toeslagmechanismen en andere trukendozen.

‘Tevens kunnen materiële wetten die geen formele wetten zijn – plaatselijke en provinciale verordeningen, maar ook algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) – aan de grondwet worden getoetst. Dit laatste omdat verordeningen en AMvB’s geen wetten in formele zin zijn, en het rechterlijk toetsingsverbod alleen het toetsen van wetten in formele zin aan de grondwet verbiedt.[35]

*Dit is strijdig met de voorgaande suggestie, maar er zijn ook nooit onregelmatigheden op provinciaal en gemeentelijk vlak geconstateerd in persorganen, zodat daar minder aanleiding is tot bezorgdheid. En landelijke wetgeving kent natuurlijk veel indringender mogelijkheden tot obstructie, zoals met genoemde algoritmes die nooit op degelijkheid en veiligheid werden gecontroleerd. Een blunder van formaat omdat alleen de technici die broncode-geheimen kenden hun gang konden gaan. We blijven bij het standpunt dat een nieuw Constitutioneel Hof binnen onze rechtszekerheidsbestel en -constructie overbodig is en financieel onaantrekkelijk. De Algemene Rekenkamer en Raad van State kunnen die problematiek nu beter ter hand nemen dan een nieuwe ambtelijk apparaat erbij. Zeker als het nieuwe kabinet een nieuwe ministerspost Constitutionele Aangelegenheden instelt die tevens wordt aangesteld als viceminister-resident.

‘Op 14 oktober 2004 werd het Wetsvoorstel-Halsema constitutionele toetsing in eerste lezing aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, Groep Wilders, D66, VVD, ChristenUnie, SGP en LPF stemden voor. Meer dan vier jaar later werd het 2 december 2008 aangenomen door de Eerste Kamer, met een meerderheid van één stem (37 stemmen voor en 36 stemmen tegen).[36] Er leek in tweede lezing geen meerderheid te vinden en het wetsvoorstel werd uiteindelijk in 2018 ingetrokken.[37][38]

*De huidige nieuwe Kamersamenstelling en het ooit aantredende nieuwe kabinet kunnen dit alles vastleggen in de afsprakenlijst van ‘zaken op hoofdlijnen’ en niet meer dan dat alleen. Een definitief breekpunt met het verleden van de ambtelijke schottenstructuur.[i]

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse_Grondwet

[i] https://platformoverheid.nl/artikel/ambtelijk-vakmanschap-in-het-samenspel-tussen-beleid-uitvoering-en-toezicht/

De centrale vraagstelling in deze informatieronde luidt of de onderhandelaars – die zich noodzakelijkerwijs (allemaal) hebben laten adviseren door staatsrechtgeleerden -, ook daadwerkelijk daartoe in staat waren? @nrc @NwSocContract

06 Wednesday Mar 2024

Posted by aquariusmetafysica in Grondwet≈ Leave a comment

[Edit]TagsDen Haag

Toelichting: Een persoonlijk gesprek en dialoog is namelijk onmogelijk als daarmee nooit ervaring werd opgedaan. Hooggeleerden weten waar zij over aan het twisten – en disputeren – zijn, maar leken op dit terrein weten dat niet. Daarom is het onmogelijk dat deze huidige onderhandelingsfase met elkaar daarover tot een constructief gesprek tot overeenstemming konden komen.

De ijskast van Wilders: “Ik haal niet voor niets Erasmus in mijn oratie aan: wie schrijft die blijft.’’ @nrc

Ferdinand Grapperhaus | hoogleraar Rechtsstaat, Samenleving en Rechtspraktijk.  Zijn oratie vorige maand had als titel ‘De rechtsstaat is geen overbodige luxe’. En in zijn Mohamed Rabbae-lezing deze donderdag heet het dat je ‘niet onderhandelt’ over de rechtsstaat. „Het is tekenend dat drie formerende partijen hun programma niet hebben laten doorrekenen. Dat riekt al naar populisme.”

(Philip de Witt Wijnen en Wafa Al Ali, Interview/nrc.nl, 6 maart 2024)

Gevoel voor timing kan Ferdinand Grapperhaus niet worden ontzegd. Eind juni vorig jaar, een week voor de val van het kabinet Rutte IV, vroeg de toen net aan de Erasmus Universiteit benoemde hoogleraar een datum aan voor de daarbij behorende oratie. Dat vergde enig geduld, want die rede kon hij pas houden op vrijdag 16 februari. Maar juist op dat moment bleek het onderwerp van zijn verhaal naadloos aan te sluiten bij het politiek actuele thema dat de nu al ruim drie maanden lopende kabinetsformatie in zijn greep houdt: ‘De rechtsstaat is geen overbodige luxe’.

In het auditorium maakte de voormalige CDA-minister van Justitie en Veiligheid er de nodige kwinkslagen over. Grapperhaus parafraseerde de naamgever van de Rotterdamse universiteit – filosoof Erasmus – met diens notie dat een denker zijn eerder geuite gedachtengoed niet zo maar overboord kan zetten. „Het openlijk signaleren van tegenstrijdigheden in de eigen overtuiging is geen eenvoudige taak” – een duidelijke verwijzing naar PVV-leider Geert Wilders die in de afgelopen maanden enkele van zijn anti-rechtsstatelijke programmapunten ‘in de ijskast’ zegt te hebben gelegd.

Zonder diens naam te noemen bekritiseerde Grapperhaus ook zijn voormalige partijgenoot Pieter Omtzigt, de leider van de nieuwe partij NSC. „Er is wel gesuggereerd dat er ter voorkoming van de aantasting van de rechtsstaat een nieuw sociaal contract zou moeten komen. Ik zie dat niet als een oplossing.”

*Deze uitspraak wekt verwachtingen, die in dit interview bewaarheid moeten worden.

En in deze verzuchting was een waarschuwing aan zijn oude regeringspartner VVD uit Rutte III te herkennen: „Constructieve in de rechtsstaat gelovende politici moeten helemáál bij het populisme wegblijven.”

*Klopt.

Deze donderdag houdt de voormalige bewindspersoon opnieuw een openbaar exposé over het onderwerp dat hem al jaren bezighoudt. In de Rotterdamse Arminiuskerk spreekt Grapperhaus de tweede Mohamed Rabbae-lezing uit, vernoemd naar het voormalige GroenLinks-Kamerlid, met als titel: ‘Over de rechtsstaat onderhandelen wij niet’.

Het lijkt erop dat de vier partijen die na de verkiezingen met elkaar het formatieproces ingingen – PVV, VVD, NSC en BBB – wél over de rechtsstaat in onderhandeling gingen. Wat vindt u daarvan?

„Aangezien de PVV tot nog maar zeer recent een paar bevolkingsgroepen heeft uitgesloten vind ik het heel terecht dat je als formerende partijen eerst tegen elkaar zegt: ‘Zullen we, voor we echt gaan praten, met z’n allen onderschrijven wat er in onze Grondwet staat?’ Dat begrijp ik wel. Het heeft er in elk geval toe geleid dat de PVV vijf omstreden wetsvoorstellen heeft ingetrokken.”

*De grote vraag is of de onderhandelaars die zich allemaal hebben laten adviseren door staatsrechtgeleerden, ook daadwerkelijk in staat waren tijdens deze onderhandelingsfase met elkaar daarover in een constructief gesprek konden komen, aangezien iedere specialist weet dat dit een onmogelijkheid is voor gesprekspartners die nooit een college staatsrecht hebben gevolgd; daarvoor is dat vakgebied te abstract en dus te complex. De vakliteratuur is in dat verband ook uiterst complex. Daarom is de enige oplossingsmodule dat er een openbaar debat over de Grondwet gehouden dient te worden waarin elkaar opponerende professoren elkaar gaan bevragen.

Vertrouwt u erop dat Wilders zich daar aan houdt?

„Daar heb ik zeker twijfels over. Ik heb niet voor niets Erasmus in mijn oratie aangehaald. Hij is eigenlijk de bedenker van het gezegde: Wie schrijft, die blijft. Wilders heeft zijn partij ooit opgericht als anti-islampartij, dan is het niet direct overtuigend dat hij daar nu ineens totaal anders over denkt.”

De vorige informateur Ronald Plasterk liet de vier partijen tekenen voor een ‘basislijn’ met zeven stelregels die de democratische rechtsstaat moeten waarborgen. Is dat voor u voldoende?

„Ik vond dat rijtje eerlijk gezegd een open deur; een opsomming van wat er in de Grondwet staat. Ik had gehoopt dat er iets zou worden gezegd wat we ten aanzien van de rechtsstaat hebben geleerd van recente wantoestanden als de Toeslagenaffaire, het Groninger gasdossier. Dat is dat alle instituties in Nederland, de politiek als wetgever, de Raad van State als belangrijkste adviseur, het kabinet en de uitvoeringsinstanties veel meer met rust over belangrijke onderwerpen gaan nadenken en samenwerken om zo de rechtsstaat tot wasdom te laten komen. De parlementaire enquêtecommissie over Fraudebeleid legde vorige week ook de vinger op deze zere plek.”

Zouden partijen als NSC en VVD überhaupt wel met de PVV in gesprek hebben moeten gaan als zij de rechtsstaat zo serieus zeggen te nemen?

„Mijn eigen partij, het CDA, heeft gezegd dat niet meer te willen. Door schade en schande wijzer geworden natuurlijk…”

U doelt op 2010 toen de PVV het kabinet van VVD en CDA ging gedogen. Daar hebt u als CDA-lid zelf ook mee ingestemd, toch?

„Ja, ik was destijds voor deelname aan dat gedoogkabinet met de PVV. Vooral omdat ik toen vond dat je die hele grote groep kiezers niet kon zeggen: jullie mogen niet meedoen aan het landsbestuur. Daar heb ik van geleerd.”

*Dit lijkt een logische wedervraag vraag van Grapperhaus, maar is dat niet: die hele grote groep kiezers niet kon zeggen:’ Jullie mogen niet meedoen aan het landsbestuur’ omdat jullie hierover geen oordeel kunnen uitspreken, wat zelfs de betrokken Kamerleden niet konden doen in verband met hun eigen ondeskundigheid op dit terrein. Voorwaarde voor dat gesprek of debat is kennis van zaken hebben en dus is onwetendheid hierover de grote valkuil.

Als de PVV nu buiten de formatie wordt gehouden zou je nu dan wel de groep van bijna 2,5 miljoen kiezers mogen uitsluiten?

„Inmiddels heb ik mijn les geleerd en vind ik dat je al vóór een kabinetsformatie het eens moet zijn over de rechtsstatelijke principes.”

*Maar zelfs dat uitgangspunt is onmogelijk omdat daarover nooit een fundamenteel debat heeft plaatsgevonden.

‘Populisme maakt wensdroom meerderheid tot een valse belofte’ ~ Ferdinand Grapperhaus

Vindt u dat Geert Wilders behalve omstreden wetsvoorstellen ook eerdere uitspraken zou moeten intrekken voor hij aan een kabinet kan deelnemen?

„Ja. Ik vind dat Wilders zijn uitspraken moet intrekken dat hij destijds geen eerlijk proces heeft gehad [de strafzaak voor de ‘minder Marokkanen’-oproep uit 2014, red.] en dat de Nederlandse rechtsstaat corrupt is. Als je geloofwaardig minister-president wil zijn voor alle Nederlanders, of gewoon minister, mag je zeggen dat die uitspraken waren gedaan in de emotie van het moment of zoiets, maar wel dat je daar nu echt anders over denkt.”

*Volkomen terechte uitspraak.

„Ook dat is onderdeel van een goed functionerende rechtsstaat: dat je als bestuurder of politicus in staat bent verantwoording af te leggen als je een fout hebt gemaakt. En dat je het vervolgens accepteert als die fout naar het oordeel van de samenleving inderdaad niet goed is geweest – of dat nou de rechter is of een meerderheid van de Kamer. Ik zelf heb ook de nodige stokslagen in ontvangst genomen toen tijdens mijn huwelijk in augustus 2020 de coronaregels werden overtreden.”

‘In een emotioneel debat met de Tweede Kamer maakte Grapperhaus daar destijds excuses voor, en ook werd hij door het Openbaar Ministerie beboet.

In uw oratie waarschuwde u nadrukkelijk voor het gevaar van populisme, als een vorm van politiek die ook kan vreten aan de rechtsstaat. Wat verstaat u onder populisme?

„Populisme is een stroming waarbij je de wensdroom van de meerderheid van het volk tot een valse belofte maakt. Dat leidt tot een ochlocratie: een regeringsvorm die zich meer laat leiden door begeerte dan door verstand. Je gaat allemaal mooie dingen beloven – belastingverlaging, afschaffen eigen risico, uit de EU – zonder erbij te vertellen dat dat onbetaalbaar is of ongrondwettelijk, dat echte democratie altijd een beetje uitruilen betekent.”

Ziet u ook populisme bij andere partijen dan de PVV?

„Het is tekenend dat drie van de vier nu formerende partijen hun programma niet hebben laten doorrekenen – dus ook NSC en de BBB. Dat riekt al naar populisme, ja.”

U zegt dat de machten in Nederland weer moeten gaan samenwerken. Welke bedoelt u precies?

„De drie machten [wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend] en daarmee ook de instituties die daaruit voortvloeien. Die hebben de afgelopen jaren af en toe een beetje – en dan vooral de politiek – aan landjepik gedaan. Heel concreet vind ik dat de Raad van State als adviseur een centrale rol moet hebben in wetsvoorstellen. Die moet bepalen welke instanties bij een specifiek voorstel worden gevraagd om mee te adviseren. En alleen de Tweede Kamer, níét de Eerste Kamer, kan dan nog zeggen dat ze er nog een instantie bij willen. Nu is het wel heel erg dat iedereen met een bepaald belang kan sleutelen aan een conceptwetsvoorstel of het zelfs kan saboteren.”

*Boeiend voorstel omdat dan ook Constitutioneel Hof of het Toetsingscollege door NSC voorgesteld overbodig wordt!

‘Als minister kreeg Grapperhaus eens een schoolplaat van een van zijn ambtenaren waarop te zien was dat in 1954 zeventien stappen nodig waren om tot een nieuwe wet te komen. In de loop der tijd, signaleert hij, is het wetgevingsproces uit z’n voegen gebarsten. Inmiddels, vertelde hij tijdens zijn oratie, zitten er 108 stappen tussen het ontwerpen van een nieuwe wet en de invoering daarvan. Voor Grapperhaus is dit „maar één voorbeeld van het dichtslibben van de rechtsstaat”.

Bent u daar zelf tegenaan gelopen?

„Zelf merkte ik dat al in de consultatiefase van een wetgevingstraject. Dan kwam er ineens weer een nieuw, ondoordacht element het wetsvoorstel binnengeslopen, waarvoor dan kennelijk met succes bij Tweede Kamerleden was gelobbyd. Ik dacht geregeld: waarom moet dít er nou weer in?”

Als u terugkijkt op uw ministerschap: zijn er dingen die u zelf niet goed hebt gedaan?

„Het is mij niet gelukt om de problematiek rondom personen met verward gedrag beter voor elkaar te krijgen, wat ik me echt persoonlijk heb aangetrokken. Ik denk dat we daar als maatschappij nog steeds een enorm issue aan zullen hebben.”

Sander Dekker, destijds VVD-minister voor Rechtsbescherming, kreeg veel kritiek op het feit dat hij erg zuinig was op de sociale advocatuur en daarmee de drempel tot rechtspraak verhoogde. Had u als collega-minister die pleit voor een sterke rechtsstaat dat niet kunnen bijsturen?

„We hebben er intern veel discussie over gehad, maar je weet in Den Haag: als je je te veel bemoeit met de portefeuille van een collega-bewindspersoon, gaat je kop eraf. Daarbij was ik het ook niet helemaal eens met de kritiek van de sociale advocatuur. Er is in de vorige kabinetsperiode wel degelijk geld bijgekomen.”

Dat geld was incidenteel, niet structureel…

„Maar wel veel. Het is ons alleen niet gelukt om het systeem van gefinancierde rechtsbijstand te hervormen. Ik vind namelijk dat die niet alleen door de overheid moet worden betaald, maar dat de commerciële advocatuur er ook flink aan moet bijdragen. Daar heb ik destijds als partner bij Allen & Overy ook vaak voor gepleit, maar op de Zuidas als geheel wil men daar helaas nog niet aan.”

Had u na Rutte III eigenlijk door willen gaan als minister? Rutte IV bestond uit precies dezelfde vier partijen.

„Je hebt natuurlijk altijd het gevoel dat je niet klaar bent met je werk. Dus aan het eind van de formatie in 2021 heb ik tegen Wopke Hoekstra en Marnix van Rij gezegd (destijds fractieleider en partijvoorzitter van het CDA, red.): alleen als Justitie opnieuw naar het CDA gaat, wil ik in elk geval dat jullie daar met me over praten. Maar het was al vrij snel duidelijk dat het naar een andere partij zou gaan.

„Inmiddels denk ik dat het geen straf is geweest om na ruim vier tropenjaren te kunnen stoppen. Het is een loodzware baan waar ik heel erg in opging en me veel dingen te persoonlijk aantrok. Mijn vrouw en kinderen hadden het me ook ten zeerste ontraden.”

Bent u nog betrokken bij het CDA?

„Enigszins, beschaafd en bescheiden – ik wil de huidige partijleiding niet in de weg lopen. Ik spreek af en toe wel met de mensen die het nu doen, ja. Na het vertrek van Sybrand Buma (partijleider van 2010 tot 2019) was het tijd voor een nieuwe generatie. Dat is gebeurd.”

Er is sinds 2021 heel veel gebeurd in het CDA – en heel veel misgegaan. Gelooft u dat de nieuwe partijleider in staat is om de partij er weer bovenop te krijgen?

„Henri Bontenbal is een verademing. Hij past in de traditie van Lubbers, Balkenende en Buma: gericht op inhoud, open voor andere geluiden. En ook een beetje een apart persoon binnen die verder wat saaie partij. Hij durft in elk geval weer aan te geven waar het CDA voor staat: midden in de maatschappij op basis van rentmeesterschap en verdraagzaamheid.”

[CV JURIST, MINISTER, HOOGLERAAR; Vóór Ferdinand Grapperhaus (Amsterdam, 1959) minister van Justitie & Veiligheid werd in het kabinet Rutte III (2017-2022) was hij jarenlang arbeidsrechtadvocaat bij Allen & Overy in Amsterdam. Op dat vakgebied was hij al eerder deeltijdhoogleraar aan de Universiteit Maastricht en kroonlid van de SER.

Na zijn ministerschap keerde Grapperhaus niet terug naar de advocatuur maar werd hoofd van de juridische adviestak van Deloitte. In juni vorig jaar werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in de leerstoel ‘Rechtsstaat, samenleving en rechtspraktijk’.

Grapperhaus is lid van het CDA.]

[Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 6 maart 2024.]

https://www.nrc.nl/nieuws/2024/03/05/de-ijskast-van-wilders-ik-haal-niet-voor-niets-erasmus-in-mijn-oratie-aan-wie-schrijft-die-blijft-a4192126