Tags
Stelling: Leuk gevonden dat onderscheid tussen de Chinese en Amerikaanse ‘(praatjes)makers’, maar China zal met z’n 20e-eeuwse communistische verslaving nóóit de werelddominantie kunnen veroveren. Waarom niet? De autocraten in Beijing – hebben dat zelf nog niet in de gaten -, zijn verblind door hun dictatuur van hun controle- of surveillancestaat. Zo simpel ligt dat. Daardoor ontbreekt aan onderstaande boeiende betoog één cruciale factor.
China heeft grote tech-bedrijven, maar er is geen Chinese Squid Game (Eric Hendriks-Kim, Katern Opinie/nrc.nl, 23-10-21)
Geopolitiek China werkt aan werelddominantie. Kan het land net als de VS ook cultureel en ideologisch aantrekkelijk worden? Eric Hendriks-Kim ziet Chinese makers en Amerikaanse praatjesmakers.
Dat de Taliban het door de Amerikanen getrainde Afghaanse regeringsleger in een paar weken op de knieën kregen. De rapheid waarmee Beijing banden met de Taliban aanknoopte. Vier jaar Trump, met de Capitoolbestorming als afsluiter. Dat het Amerikaanse bedrijfsleven, ondanks de handelsoorlog, de laatste jaren alleen maar afhankelijker van China’s industrie is geworden.
Wie dezer dagen naar voortekenen van de ondergang van het Amerikaanse wereldrijk zoekt, zal ze vinden.
Vaak wordt China als de opvolger van de Amerikaanse wereldmacht gezien. Translatio imperii noemde men dat in de Europese Middeleeuwen: de overdracht van de wereldmacht van het ene volk aan het andere.
Maar zo’n translatio imperii van de Amerikanen aan de Chinezen zit er niet in. In plaats daarvan zullen we verder gaan zonder algemene wereldleider. Geen enkele grootmacht zal de komende tijd tegelijkertijd economisch, cultureel en politiek leidend zijn, zoals de Verenigde Staten dat direct na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren negentig waren.
China is industrieel leider en zal binnenkort de grootste nationale economie zijn, hoewel de VS op economisch vlak nog lang een sterke nummer twee blijven. Maar China mist het overweldigende culturele prestige en de ideologische invloed om allround wereldleider te zijn. Er wordt wel gedacht dat met economisch gewicht andere vormen van macht snel zullen volgen; dat, zoals de marxisten stelden, de economische basis de culturele bovenbouw bepaalt. Betekent dit dat we in Europa binnenkort allemaal Chinees zullen leren, naar Chinese popmuziek zullen luisteren en in de ban van Chinese politieke ideeën zullen raken? Nee. Marx en Engels zelf nuanceerden al dat de ontwikkelingen in de bovenbouw niet altijd gelijk op hoeven te gaan. Ik denk dat basis en bovenbouw zelfs langdurig uiteen kunnen lopen – en dat dat in dezen het meest waarschijnlijke scenario is.
Chinese waren, Amerikaanse verhalen
Met China en de VS als belangrijkste grootmachten zijn we op een diep ingeslepen divergentie tussen materiële en culturele macht uitgekomen. China is het rijk van de harde materialiteit. Het land bouwt en exporteert alles, van plastic schepjes tot hogesnelheidslijnen. Ondertussen heerst Amerika nog steeds in het culturele domein, met de soft power van cultuurproducten, merknamen, media, politieke duidingen, idolen en idealen. China vult onze winkels met waren en Amerika onze hoofden met verhalen.
Deze scheefgroei, die onze verbeelding aan de Amerikanen heeft overgeleverd, is een wereldwijd fenomeen. Eigenlijk is iedereen op aarde, met uitzondering van de Chinezen zelf, vertrouwder met hoe er in Amerika dan hoe er in China over dingen gedacht wordt. Waarom? Omdat we massaal naar Amerikaanse films en series kijken. Omdat Engels de wereldtaal is. Omdat de wereldbevolking zich iedere vier jaar maandenlang aan Amerikaans verkiezingsnieuws blootstelt. Omdat Europese journalisten wel onderwerpen en duidingen van Amerikaanse media overnemen, maar niet snel een Chinese krant zullen napraten.
Deze Amerika-oriëntatie geeft Amerikaanse dingen een zeker prestige. Ze zorgt ervoor dat alles dat iets met Amerika te maken heeft, net spannender, belangrijker of legitiemer lijkt. Zeker in Nederland komt dit sterk naar voren. We geven Amerika zoveel meer aandacht dan bijvoorbeeld Duitsland, onze grootste handelspartner, dat je, zoals Haroon Sheikh in deze krant schreef, „zou kunnen denken dat niet Duitsland, maar de VS ons buurland is”. Alle Amerikaanse bevliegingen echoën door in onze media.
Soms lijkt het alsof alles zich op een of andere manier met Amerika in verbinding moet stellen om als relevant te kunnen gelden. En daarom smachten we naar erkenning vanuit het Amerikaanse centrum. Zo wordt het bijvoorbeeld altijd heel bijzonder gevonden als Nederland in het Amerikaanse nieuws opduikt. Dat is bij ons dan weer nieuws, wat een nieuwsecho oplevert. We zijn het dorp dat apetrots is op ieder beetje aandacht uit de hoofdstad.
Wie weet wat er voor creatiefs opbloeit in de Volksrepubliek
In geen enkel land op de wereld verhoudt men zich zo tot China. China heeft nauwelijks een culturele invloedssfeer. Zelfs niet in het nabije Korea, dat in de tijd van de Chinese keizers eeuwenlang het trouwste lid van een sinocentrische wereld was. Noord-Korea wordt beheerst door de solipsistische Kim-dynastie. En Zuid-Korea is zelf de grootste exporteur van populaire cultuur in Oost-Azië. De Koreaanse serie Squid Game is momenteel de grote internationale hit op Netflix. Omdat Netflix geweerd wordt uit China, kijken Chinezen de serie massaal via illegale streamingdiensten. Men is er zelfs zo dol op Zuid-Koreaanse series en muziek dat de Chinese regering dit als bedreigend is gaan zien en aan het censureren is geslagen. Ondertussen kijken Zuid-Koreanen nooit naar iets uit China. Chinese dingen hebben in Seoul geen extra aanzien omdat ze Chinees zijn. Kpop-idolen zingen Engelse woordjes om hip te zijn, geen Mandarijnse. Zuid-Korea mag dan economisch afhankelijker van China zijn dan van de VS, het maakt Chinese dingen niet opeens cool.
Met de ideologische invloed wil het ook nog niet echt vlotten. Weliswaar probeert de Chinese staat met de Engelstalige kranten China Daily en Global Times zijn zienswijzen over te brengen op een westers publiek, maar de propaganda ligt er zo dik bovenop dat dat alleen averechts lijkt te werken.
Veel van China’s buitenlandse propaganda heeft een lage emotionele intelligentie. Een schrijnend voorbeeld deed zich eerder dit jaar voor. Nadat enkele Oeigoerse vrouwen tegenover westerse media hadden verklaard in de kampen te zijn misbruikt, organiseerden China’s ministerie van Buitenlandse Zaken en het provinciebestuur van Xinjiang een serie persconferenties waarin ze persoonlijke gegevens van de vrouwen openbaar maakten. Eén zou al jaren een soa hebben. Een ander zou eens zijn vreemdgegaan. Het doel: de vrouwen als zedeloos neerzetten en hun getuigenissen in diskrediet brengen. Het moge duidelijk zijn dat deze retoriek bij het buitenlandse publiek waarvoor ze bestemd was eerder het beeld van een Chinees schrikbewind benadrukte.
Inlevingsvermogen, overredingskracht, aanzien, invloed: het zijn de vruchten van een lang groeiproces. Een groeien van deugden en cultureel kapitaal. China, dat pas onlangs de ergste materiële armoede is ontstegen, moet op dit vlak nog van ver komen.
Kan een land dat zo autoritair is, ooit een mondiale aantrekkingskracht op het culturele leven uitoefenen en ooit werkelijk creatief en inspirerend zijn? Dat valt te bezien. Dat censuur de journalistiek, de kunsten en de filosofie van hun creatieve potentieel ontdoet, klinkt weliswaar plausibel. Maar misschien spreken hier onze liberale vooroordelen, die door China’s ontwikkeling eerder in het ongelijk zijn gesteld. Men dacht tot voor kort ook dat China geen innovatieve techbedrijven of grote middenklasse kon voortbrengen zonder te democratiseren. Wie weet wat de komende decennia nog allemaal voor creatiefs opbloeit in de Volksrepubliek.
Het is hoogstens zo dat een land zonder vrije media en liberale geest mogelijk geen cultureel leider kan worden in een wereld waarin de andere belangrijke landen allemaal liberale democratieën zijn. Maar die situatie kan zich eveneens wijzigen.
China’s intellectuelen zijn in ieder geval al bezig met het ontwerpen van alternatieve wereldvisies, waarin China centraal staat en als politiek model dient. De confuciaanse filosoof Zhao Tingyang pleit voor een federalistische wereldregering op basis van een traditioneel Chinese voorstelling van harmonie. De rechtsfilosoof Jiang Shigong voorziet de werelddominantie van ‘socialisme met Chinese eigenschappen’. En Xi Jinping-theorie, bestaande uit alle uitspraken van partijvoorzitter Xi, is een vak op de universiteit en wordt nu ook opgenomen in het schoolcurriculum.
Filosofisch gezien lijken deze exercities nog nergens op, maar ze zijn op de lange termijn niet per definitie kansloos. Ze moeten alleen, wederom, van ver komen. Chinese ideeën over politiek staan tegenover de intellectuele rijkdom van eeuwen aan liberaal denken. En tegenover een wereld waarin, met name onder Amerikaanse invloed, de liberale democratie als ideaal diep is verankerd.
Democratie als norm
Het idee dat een legitieme staat liberaal-democratisch is, is nog steeds zo invloedrijk dat zelfs de meeste autoritaire landen hun best doen om zich zo liberaal en Amerikaans mogelijk aan de buitenwereld te presenteren. Ze noemen zich democratisch, houden verkiezingen en geven hun burgers formeel het recht op godsdienst- en meningsvrijheid. Zichtbaar voor de buitenwereld zijn de parlementen, rechtbanken en kranten – alle dingen die deze landen gemeen hebben met liberale democratieën. Veel daarvan is echter slechts een formele façade, waarachter zich een politieke praktijk verbergt, waarin clans, stammen of partijbonzen het voor het zeggen hebben. Onder de motorkap ziet een Oezbekistan of een Tanzania er toch heel anders uit.
Dat toont hoe machtig de liberale democratie is als norm, als standaard van legitimiteit. Al die façadebouwers geloofden immers dat ze hun land naar buiten toe alleen als volledig legitiem konden presenteren door het te vermommen als een liberale democratie, liefst op Amerikaanse leest geschoeid. Ieder autoritair land ter wereld heeft wat mooie symbooldingetjes klaarstaan voor als er Amerikaanse politici of journalisten langskomen.
Zelfs China speelt dit spel, hoewel het als ‘socialistische volksrepubliek’ van alle grote landen nog het openlijkst van de liberale norm afwijkt. Maar ook China heeft een nationaal parlement en een grondwet in Amerikaanse stijl, die vrijheid van meningsuiting en godsdienst toekent. Ja, het parlement heeft nog nooit iets weggestemd en de grondwet betekent weinig in China’s juridische praktijk – maar dat ze überhaupt ooit zijn ingevoerd en daarna nooit afgeschaft, zegt veel over de symbolische machtsverhoudingen van de afgelopen zeventig jaar.
China kopiëren?
Amerika heeft zich, ter vergelijking, nog nooit genoodzaakt gevoeld om een of andere formele façade van instituten in Chinese stijl op te zetten. Stel je voor dat Amerika, voor de show, een kopie van het Chinese politbureau zou optuigen in Washington, dat vervolgens nauwelijks van betekenis zou zijn in de daadwerkelijk besluitvorming. Onder de huidige omstandigheden is dat een absurde voorstelling.
Maar precies zo zou het gaan als China de culturele wereldleider zou worden. In Washington, Brussel en Den Haag zou men Chinese-stijl instituten opzetten. En jonge Nederlandse activisten zouden hun pamfletten vol Chinese woordjes stoppen, die op een of andere manier legitiemer zouden klinken dan hun Nederlandse equivalent.
Daar zijn we nog lang niet, als we er ooit komen. Vooralsnog leven we in een wereld van Chinese makers en Amerikaanse praatjesmakers. China zal moeten accepteren dat het niet kan doorstoten naar cultureel leiderschap en Amerika dat het niet langer de allround nummer één kan zijn.
En Europeanen? Wij moeten leren om autonomer te denken, om onbevangen rond te kijken in de wereld en ons los te maken van de fantasie dat het Goede in Amerika woont.
[Eric Hendriks-Kim is socioloog en werkte eerder aan de Universiteit van Beijing.]